Ten aanzien van het betoog van [verzoekster] dat de AFM wisselende uitgangspunten bij de vaststelling van het peilmoment hanteert en voor haar op voorhand nooit duidelijk kan zijn geweest wat de AFM van haar verwachtte, oordeelt de voorzieningenrechter als volgt.
Zoals hiervoor onder 4. is overwogen, ging de AFM in de motivering van het onderzoeksrapport van 22 juli 2021, dat aan het voornemen van 2 augustus 2021 ten grondslag lag, ervan uit dat het ongebruikelijke karakter van een transactie bij [naam] in de meeste gevallen kenbaar was of redelijkerwijs kenbaar had moeten zijn ‘op het moment waarop (door [naam] ) een alert ticket was aangemaakt’ (het peilmoment). In het primaire besluit heeft de AFM echter als peilmoment aangehouden ‘het moment waarop een behandelaar een transactie verdacht/ongebruikelijk heeft genoemd en/of een vermoeden van witwassen of terrorismefinanciering heeft uitgesproken en/of heeft geadviseerd dat de transactie moest worden gemeld’.
[verzoekster] is beboet voor overtredingen als vastgesteld in het primaire besluit, zodat alleen relevant is het peilmoment in dat besluit.
Dat in het onderzoeksrapport wordt verwezen naar het alert ticket als het moment waarop in de meeste gevallen het ongebruikelijke karakter van een transactie kenbaar was of redelijkerwijs kenbaar had moeten zijn voor [naam] , is verwarrend. Echter daaruit kan niet worden afgeleid dat sprake is van een onrechtmatig besluit.
De AFM heeft toegelicht dat alleen de bijlagen 1 en 2 bij het onderzoeksrapport (met uitzondering van SAR28 die niet meer ten grondslag is gelegd aan het besluit en SAR48 en 49), waarin de feiten staan vermeld en toegelicht, zijn overgenomen in het primaire besluit. In deze bijlagen is uitgewerkt op welke datum [naam] geacht werd bekend te zijn met het ongebruikelijke karakter van de transacties.
De AFM stelt terecht dat geen enkele keer het peilmoment is vastgesteld enkel onder verwijzing naar de datum waarop een alert ticket is aangemaakt. In het primaire besluit, dat bepalend is voor de boeteoplegging, heeft de AFM steeds de comments/beoordelingen van medewerkers van [naam] gehanteerd als datum (peilmoment) waarop [naam] bekend was met het ongebruikelijke karakter van een transactie.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is [verzoekster] niet benadeeld door deze benadering, immers door uit te gaan van een ander/later peilmoment dan het alert ticket
(te weten de eerste beoordeling ervan door een medewerker) begint de meldtermijn (onverwijld, met een maximum van veertien dagen) op een later tijdstip te lopen.