In deze beschikking van de kantonrechter te Rotterdam, gedateerd 10 juni 2022, is een verzoek behandeld van een werkneemster, aangeduid als [verzoekster], tegen haar werkgever, HFC Beijerlandselaan Rotterdam B.V. Het geschil betreft de rechtsgeldigheid van een ontslag op staande voet dat op 17 september 2021 door HFC aan [verzoekster] is gegeven. De kantonrechter oordeelt dat het ontslag niet rechtsgeldig is, omdat HFC niet is geslaagd in het bewijs dat er overeenstemming was over een tweede arbeidsovereenkomst. De kantonrechter concludeert dat de eerste arbeidsovereenkomst stilzwijgend is verlengd en dat deze pas op 1 februari 2022 kan eindigen.
De kantonrechter heeft vervolgens de transitievergoeding en de vergoeding wegens onregelmatige opzegging vastgesteld. De transitievergoeding is berekend over de periode van 1 februari 2021 tot en met 31 januari 2022, en bedraagt € 288,72 bruto. Daarnaast is de vergoeding wegens onregelmatige opzegging vastgesteld op € 5.513,80 bruto, te berekenen over de periode van 18 september 2021 tot en met 31 januari 2022. De kantonrechter heeft ook de wettelijke rente over deze vergoedingen toegewezen, met inachtneming van de relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek.
De proceskosten zijn voor rekening van HFC, die grotendeels in het ongelijk is gesteld. De kantonrechter heeft de kosten aan de zijde van [verzoekster] vastgesteld op € 85,00 aan griffierecht en € 747,00 aan salaris voor de gemachtigde. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het verzoek om een billijke vergoeding is afgewezen, omdat de omstandigheden van het geval daartoe geen aanleiding geven.