ECLI:NL:RBROT:2022:4450

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
8 juni 2022
Zaaknummer
C/10/628009 / HA ZA 21-954
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling na einde relatie samenwonenden zonder samenlevingscontract en uitleg van overeenkomst met betrekking tot woningverdeling

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Rotterdam, ging het om de verdeling van een woning na het beëindigen van een relatie tussen twee samenwonenden die geen samenlevingscontract hadden. De partijen, aangeduid als 'de man' en 'de vrouw', hebben gedurende 23 jaar een relatie gehad en zijn gezamenlijk eigenaar van de woning in Dordrecht. De vrouw heeft de woning in november 2020 verlaten, waarna de man in de woning is blijven wonen. De vrouw was sinds 2007 arbeidsongeschikt en de relatie eindigde in 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een stilzwijgende afspraak bestond tussen partijen over de verdeling van de kosten en dat de man geen bedragen meer kon verrekenen na de ondertekening van een overeenkomst op 30 december 2020. De rechtbank oordeelde dat de man de woning moest overdragen aan de vrouw en haar uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire schuld moest ontslaan. De rechtbank heeft de vorderingen van de man tot verrekening van kosten afgewezen, omdat de overeenkomst duidelijk maakte dat er geen verrekeningen meer zouden plaatsvinden. De vrouw vorderde een gebruiksvergoeding voor de woning, maar deze werd ook afgewezen omdat zij geen kosten meer had gemaakt na haar vertrek uit de woning. De rechtbank heeft de verdeling van de woning vastgesteld volgens de overeenkomst en de man verplicht om binnen drie maanden een akte tot verdeling te laten passeren.

Uitspraak

RECHTBANK Rotterdam

Team handel en haven
zittingsplaats Dordrecht
Zaaknummer / rolnummer: C/10/628009 / HA ZA 21-954
Vonnis van 25 mei 2022
in de zaak van
[naam man],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat: mr. S. Kranendonk te 's-Gravendeel,
tegen
[naam vrouw],
te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat: mr. M.G. Hoogerwerf te Dordrecht.
Partijen zullen hierna ‘de man’ en ‘de vrouw’ genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 26 oktober 2021, met producties;
  • de conclusie van antwoord en conclusie van eis in reconventie, met producties;
  • de conclusie van antwoord in reconventie, met producties;
  • de brief van de rechtbank van 27 december 2021 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de spreekaantekeningen van de advocaat van de vrouw, voor zover deze tijdens de zitting zijn uitgesproken.
1.2.
Op 8 april 2022 is de zaak op een mondelinge behandeling met partijen en hun advocaten besproken. Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Partijen hebben gedurende 23 jaar een relatie gehad, waarbij zij gedurende langere periode hebben samengewoond, met een onderbreking van 2005 tot 2007. Partijen zijn niet gehuwd, hebben geen geregistreerd partnerschap en hebben geen samenlevingscontract laten opstellen. In 2007 is de vrouw volledig arbeidsongeschikt geraakt en zij is dat nog altijd. In 2020 is de relatie beëindigd. Partijen zijn ouders van twee kinderen, waarvan één inmiddels meerderjarig is.
2.2.
Partijen zijn sinds 1 april 1999 gezamenlijk eigenaar van de woning aan het adres [adres] , [postcode] Dordrecht (hierna: de woning).
2.3.
De vrouw heeft de woning in november 2020 verlaten. Na het beëindigen van de relatie is de man in de woning blijven wonen.
2.4.
In de periode nadat de relatie is beëindigd is er contact geweest tussen partijen over een regeling. Op 5 november 2020 hebben zij contact via Whatsapp. Voor zover van belang, wordt uit dit gesprek hieronder geciteerd:
5 november 2020, 20:22:de man: “(…) Ik krijg de indruk dat je het niet wil oplossen en afhandelen. (…) De afspraak was al gemaakt en simpel. 285k. Jij 100k. Spulletjes verdelen. Wat is daar nou zo moeilijk aan?”
2.5.
De hypotheekadviseur van de man heeft op 7 december 2020 een e-mail gestuurd. Deze e-mail is geadresseerd aan de vrouw en aan de man. Hierin is het volgende opgenomen: [1] “Beste [voornaam vrouw] ,Ik heb een terugkoppeling van [voornaam man] ;[voornaam man] wil voor de verdeling € 285.000 aanhouden. De overbedeling wordt bepaald op basis van de hoofdsom van de hypotheek per oktober 2020. Verder geen verrekeningen.Kun jij daarmee akkoord gaan?Met vriendelijke groet,[naam persoon]Erkend hypothecair planner”
2.6.
De vrouw reageert op 8 december om 08:04 per e-mail aan de hypotheekadviseur en de man:
“Goedemorgen [naam persoon] ,Zoals het er nu uit ziet ga ik hier niet mee akkoord. Ik ga in overleg met mijn advocaat, en waarschijnlijk wordt dan de woning zoals het hoort getaxeerd.Mvg,[naam vrouw] ”
2.7.
Op 8 december 2020 om 10:41 wordt er opnieuw een e-mail gestuurd door de hypotheekadviseur van de man. Hierin is het volgende opgenomen:
“Beste [voornaam man] en [voornaam vrouw] ,We gaan er niet uitkomen op deze manier. [voornaam vrouw] houdt vast aan € 295.000 en [voornaam man] aan € 285.000. Ik adviseer jullie dan ook contact op te nemen met jullie raadslieden en via hen tot overeenstemming te komen.Ik hoop dat jullie er uiteindelijk uit zullen komen. Ik ga er vanuit dat de raadslieden een convenant voor jullie op zullen stellen. Als dat er is, kan ik jullie zaak weer oppakken en verder in orde maken.Bedenk jullie wel dat het gat niet heel groot is en de kosten die jullie gaan maken fors kunnen oplopen zodat het resultaat per saldo misschien gelijk is.Succes en veel wijsheid.Met vriendelijke groet,[naam persoon]Erkend hypothecair planner”
2.8.
Op deze e-mail komt op 8 december 2020 om 10:48 een reactie van de man aan de hypotheekadviseur en in cc aan de vrouw. Hierin is het volgende opgenomen:
“Hallo [naam persoon] ,Ik heb zojuist contact gehad met de vader van [voornaam vrouw] , hij heeft met [voornaam vrouw] gesproken en € 285.000,00 schijnt nu akkoord te zijn. Ik heb doorgegeven dat [voornaam vrouw] dit even bij jou bevestigen.Ik ga er vanuit dat [voornaam vrouw] dit vandaag doet en dat we het dan kunnen afronden.Groeten,[naam man] ”
2.9.
Daarna hebben partijen opnieuw contact via Whatsapp op 14 en 15 december 2020. Voor zover van belang, wordt uit de gesprekken hieronder geciteerd:
14 december 2020, 13:40:de vrouw: “(…) De prijs van de woning 285.000 en overbedeling vanaf 27-11-2020 (de afspraak was 100.000) (…)”
15 december 2020, 12:37-12:53:de man: “(…) ik hoor wel of je het wil tekenen of een advocaat neem”de vrouw: “Dus als je het hier vanaf laat hangen, dat zegt meer over jou.”de vrouw: “Maar dan gaat het huis ook getaxeerd worden”de man: “Prima. Daan gaat ik verrekenen. Succes!”(…)
2.10.
Op 30 december 2020 hebben partijen een overeenkomst getekend op het kantoor van de advocaat van de man. De overeenkomst is opgesteld door de advocaat van de man. De vrouw had tijdens het tekenen van de overeenkomst geen juridische bijstand. De overeenkomst is getiteld ‘
AFSPRAKEN MET BETREKKING TOT DE GEZAMENLIJKE WONING’. Hierin is verder, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“De ondergetekenden (…)
OVERWEGEN ALS VOLGT:(…)- dat zij overeen zijn gekomen dat de woning aan de man wordt toebedeeld en dat de vrouw van haar hoofdelijke aansprakelijkheid zal worden ontslagen ten aanzien van de genoemde hypothecaire lening;
- dat de vrouw als gevolg van deze toedeling wordt onderbedeeld en van de man een bedrag te vorderen heeft, gebaseerd op de na te noemen uitgangspunten.
KOMEN HET NAVOLGENDE OVEREEN:1. Voor de berekening van het aan de vrouw toekomende bedrag als gevolg van het toedelen van de woning en de hypothecaire lening aan de man zal worden uitgegaan van een waarde van de woning van € 285.000,-.
2. Voor de berekening van de hoogte van de hypotheek zal de restschuld d.d. 27 november 2020 worden gehanteerd.3. De kosten van de levering en het wijzigen van de hypotheekakte komen voor rekening van de man. Partijen zullen ieder hun medewerking verlenen aan de levering en het ontslag.4. Het aan de vrouw toekomende deel van de overwaarde zal uiterlijk ten tijde van voornoemde levering aan haar worden voldaan via de kwaliteitsrekening van de notaris.(…)”
2.11.
De woning is niet getaxeerd voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst. Partijen hadden ten aanzien van de woning een hypothecaire lening afgesloten. De restschuld van de hypothecaire lening bedroeg op 27 november 2020 € 85.004,44.

3..Het geschil

in conventie

3.1.
De man vordert dat de rechtbank bij vonnis, indien mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a) bepaalt dat partijen dienen over te gaan tot verdeling van de woning, waarbij de woning aan de man wordt toebedeeld en de vrouw op eerste verzoek van de man, doch uiterlijk binnen 2 maanden na betekening van het in deze te wijzen vonnis, haar medewerking dient te verlenen aan de levering van haar onverdeelde helft aan de man, onder de voorwaarde dat de vrouw van haar hoofdelijke aansprakelijkheid wordt ontslagen, bij gebreke waarvan het in deze te wijzen vonnis in de plaats treedt van de voor de levering noodzakelijke handelingen en wilsovereenstemming van de vrouw;
b) bepaalt dat de vrouw de bankafschriften van haar rekeningnummer [rekeningnummer] van januari 2016 tot en met november 2020 aan de man dient te overleggen;
c) bepaalt dat uit hoofde van de verdeling van de gezamenlijke woning in beginsel aan de vrouw toekomt een bedrag van € 99.997,78, althans een bedrag in goede justitie te bepalen;
d) bepaalt dat aan de man toekomt, door de vrouw aan hem te voldoen:
i. € 17.131,65, ter zake van onrechtmatige overboekingen van de vrouw;
ii. € 19.184,98, ter zake van de beleggingspolis;
iii. € 6.379,83, ter zake van de aflossingen op de annuïteitenhypotheek;
iv. € 3.599,50, ter zake van de kosten van de verbouwing van de keuken;
v. € 17.500,-, ter zake van de kosten van de verbouwing van de dakopbouw;
vi. € 6.244,62, ter zake van overige kosten van de verbouwing van het huis;
vii. € 12.015,49, ter zake van de door de man voor de vrouw betaalde ziektekosten;
viii. € 12.160,40, ter zake van de door de man voor de vrouw betaalde kosten van de auto’s;
althans bedragen in goede justitie te bepalen;
e) bepaalt dat de man de onder d. toegewezen bedragen mag verrekenen met het bedrag dat volgens c. aan de vrouw toekomt;
f) de vrouw veroordeelt in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man zijn vordering onder b ingetrokken, omdat de vrouw bij de conclusie van antwoord de gevraagde bankafschriften heeft overgelegd.
3.3.
De vrouw voert verweer. De vrouw concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de man, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van de man, met veroordeling van de man in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
De vrouw vordert dat de rechtbank bij vonnis, indien mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I) de man beveelt binnen een maand na vonniswijzing een akte tot verdeling te laten passeren door een notaris waarbij de woning aan de man wordt toebedeeld onder gehoudenheid en met de verplichting de vrouw uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire schuld aan Nationale Nederlanden te ontslaan en de man te veroordelen de vrouw terzake overbedeling van de man een bedrag van € 100.000,- te betalen binnen een maand na vonniswijzing, voor zover de eerste twee onderdelen (het doen passeren van de akte tot verdeling en het ontslag van de vrouw uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire schuld) betreft op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag voor iedere dag dat de man hiermee in gebreke blijft;
IIa) In geval de man drie maanden na vonniswijzing in gebreke is met het nakomen van het onder I in reconventie gevorderde, de man veroordeelt onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan verkoop van de woning door het ongehinderd
toegang verschaffen aan Waltmann makelaars te Dordrecht althans aan een door de rechtbank te bepalen makelaar aan geïnteresseerde kopers en aan de vrouw mits zij vergezeld wordt door de makelaar en voorts tot het verkoopklaar maken, schoonmaken en schoon houden van de woning
onder bepaling dat als de man hier niet aan voldoet dit vonnis in de plaats treedt van de wilsverklaring, medewerking en handtekening van de man die nodig is/zijn om de verkoopopdracht aan de makelaar te verstrekken en dat indien en nadat de man een termijn is gesteld en hij weigert mee te werken aan ondertekening van de verkoopovereenkomst en aan de handelingen die nodig zijn voor levering van de woning dit vonnis in de plaats treedt van de voor de verkoopovereenkomst, eigendomsoverdracht / levering van de woning noodzakelijke toestemming en of wilsverklaring en of handtekening van de man;
IIb) verklaart voor recht dat in het geval van verkoop en levering van de woning aan derde (n) de vrouw toekomt de helft van de overwaarde van de woning en de notaris die de overdracht van de woning ter hand neemt te machtigen de helft van de overwaarde aan de vrouw uit te keren.
III) de man veroordeelt tot betaling van een gebruiksvergoeding van € 501,65 per maand aan de vrouw zulks vanaf 20 november 2020 tot de dag waarop de woning wordt verdeeld hetzij door overdracht aan de koper daarvan hetzij door overdracht van het onverdeelde aandeel van de vrouw in de woning aan de man met ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire schuld;
IV) voor het geval de man zijn vorderingen handhaaft, de overeenkomst d.d. 30 december 2020 waarin afspraken zijn gemaakt met betrekking tot de verdeling van woning aan de [adres] te Dordrecht vernietigt op grond van bedrog en/of misbruik van omstandigheden en/of benadeling voor meer dan een kwart;
Va) in geval de overeenkomst d.d. 30 december 2020 wordt vernietigd zoals gevorderd onder IV, de verdeling in dat geval alsnog vaststelt, door te gelasten dat de woning te gelde wordt gemaakt door verkoop via Waltmann makelaardij te Dordrecht althans door een door de rechtbank te bepalen makelaar en te bepalen dat dit vonnis in de plaats treedt van de wilsverklaring, medewerking en handtekening van de man die nodig is/zijn om de verkoopopdracht aan de makelaar te verstrekken en dat indien en nadat de man een termijn is gesteld en hij weigert mee te werken aan ondertekening van de verkoopovereenkomst en aan de handelingen die nodig zijn voor levering van de woning dit vonnis in de plaats treedt van de voor de verkoopovereenkomst, eigendomsoverdracht / levering van de woning noodzakelijke toestemming en of wilsverklaring en of handtekening van de man. Vb) verklaart voor recht dat in het geval van verkoop en levering van de woning aan derde(n) de vrouw toekomt de helft van de overwaarde van de woning rekening houdend met de hypotheekschuld per datum van verdeling althans per een door de rechtbank te bepalen datum en voorts de notaris die de overdracht van de woning ter hand neemt te machtigen de helft van de overwaarde aan de vrouw uit te keren.
VI) de man veroordeelt tot betaling van € 5.262,88 terzake door de vrouw
betaalde kosten van wegenbelasting en verzekeringspremies voor de aan de man in eigendom toebehorende auto’s tussen januari 2016 tot en met november 2020;
VII) de man veroordeelt in de kosten van deze procedure.
3.6.
De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat haar vordering onder IV eveneens voorwaardelijk is voor het geval dat de rechtbank komt tot afwijzing van de vorderingen van de man.
3.7.
De man voert verweer. de man concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de vrouw, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van de vrouw, met veroordeling van de vrouw in de kosten van deze procedure.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4..De beoordeling

in conventie
Kosten voor de gezamenlijke woning en hypotheek
4.1.
Partijen zijn samen, ieder voor de onverdeelde helft, eigenaar van de woning. Gelet op artikel 3:166 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) bestaat tussen partijen een eenvoudige gemeenschap ten aanzien van de woning, alsmede de daarop rustende hypothecaire lening. Gelet op artikel 3:172 BW dienen partijen ieder naar evenredigheid van hun aandeel – hier de helft – bij te dragen in de uitgaven voor de woning en delen zij ieder voor de helft in de vruchten van de woning. Dit kan anders liggen als dat in de gegeven omstandigheden in strijd is met de eisen van redelijkheid en billijkheid of als afwijkende afspraken zijn gemaakt.
4.2.
De man stelt dat de vrouw niet voor de helft heeft bijgedragen in de uitgaven voor de woning. De hypotheek werd weliswaar van de gezamenlijke rekening van partijen betaald, maar de man stelt dat hij de enige was die die rekening voedde en dat dus niet kan worden aangenomen dat de vrouw ook heeft bijgedragen aan de betalingen. Hij vordert daarom nu betaling van:
ii. € 19.184,98, ter zake van de beleggingspolis;
iii. € 6.379,83, ter zake van de aflossingen op de annuïteitenhypotheek.
Daarnaast stelt de man dat hij in privé heeft betaald voor werkzaamheden aan de woning en hij vordert daarom nu betaling van:
iv. € 3.599,50, ter zake van de kosten van de verbouwing van de keuken;
v. € 17.500,-, ter zake van de kosten van de verbouwing van de dakopbouw;
vi. € 6.244,62, ter zake van overige kosten van de verbouwing van het huis.
4.3.
De vrouw stelt dat zij niet gehouden is de genoemde bedragen te betalen, omdat met de overeenkomst van 30 december 2020 is afgesproken dat er geen verrekeningen meer zouden plaatsvinden.
Uitleg van de overeenkomst
4.4.
Of en in welke zin een overeenkomst tot stand komt, hangt volgens vaste jurisprudentie af van wat beide partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten afleiden. [2] Het gaat dus niet alleen om wat een partij heeft verklaard en wat hij met die verklaring beoogde, maar ook om wat zijn wederpartij hieruit redelijkerwijs heeft mogen afleiden (gerechtvaardigd vertrouwen). Bij de uitleg van een overeenkomst dient rekening te worden gehouden met alle omstandigheden van het geval.
4.5.
In de overeenkomst van 30 december 2020 zijn afspraken gemaakt ten aanzien van de woning. Voorafgaand aan het sluiten van deze overeenkomst hebben partijen correspondentie gevoerd, hierboven opgenomen onder 2.4 tot en met 2.9.
4.6.
De rechtbank is van oordeel dat uit het Whatsapp-gesprek van 5 november 2020, het Whatsapp-gesprek van 15 december 2020, maar ook uit de berichten van zijn hypotheekadviseur van 7 en 8 december 2020, volgt dat de intentie van de man was om geen bedragen meer te verrekenen als de vrouw akkoord zou gaan met de waarde van de woning van € 285.000,- zonder dat er taxatie zou plaatsvinden. Er heeft uiteindelijk ook geen taxatie van de woning plaatsgevonden. Mede gelet op de titel van de overeenkomst: “
AFSPRAKEN MET BETREKKING TOT DE GEZAMENLIJKE WONING” mocht de vrouw er gerechtvaardigd op vertrouwen dat de man na het tekenen van de overeenkomst geen bedragen met betrekking tot de woning meer zou gaan verrekenen. Gesteld noch gebleken is dat de man dit gerechtvaardigd vertrouwen aan de zijde van de vrouw heeft weggenomen voorafgaand aan het tekenen van de overeenkomst. De tekst van de overeenkomst bevestigt het gerechtvaardigd vertrouwen van de vrouw. In de overeenkomst is immers opgenomen:
“- dat de vrouw als gevolg van deze toedeling wordt onderbedeeld en van de man een bedrag te vorderen heeft, gebaseerd op de na te noemen uitgangspunten.”En
“4. Het aan de vrouw toekomende deel van de overwaarde zal uiterlijk ten tijde van voornoemde levering aan haar worden voldaan via de kwaliteitsrekening van de notaris.”. Uit deze tekst had de vrouw niet hoeven opmaken dat de man nog van plan was om vorderingen te verrekenen. Daarbij neemt de rechtbank mede in aanmerking dat de overeenkomst is opgesteld door de advocaat van de man en dat de vrouw ten tijde van het tekenen van de overeenkomst geen juridische bijstand had.
Beoordeling van de vorderingen d onder ii tot en met vi
4.7.
De overeenkomst moet daarom zo worden uitgelegd dat de man en de vrouw daarmee beiden de bedoeling hadden geen bedragen meer te verrekenen die zien op de gezamenlijke woning. Partijen hebben dus in afwijking van artikel 3:172 BW afspraken gemaakt. De vorderingen d onder ii tot en met vi van de man zullen dan ook worden afgewezen.
Kosten ziektekostenverzekering en auto’s
4.8.
De man stelt verder dat de vrouw niet heeft bijgedragen in de uitgaven voor haar ziektekostenverzekering en de kosten voor de auto’s. Deze rekeningen werden weliswaar van de gezamenlijke rekening betaald, maar de man stelt dat hij de enige was die die rekening voedde, terwijl de vrouw volledig de vruchten plukte van de ziektekostenverzekering en grotendeels de auto’s gebruikte. De vrouw is volgens de man hierdoor ongerechtvaardigd verrijkt. Hij vordert daarom nu betaling van:
vii. € 12.015,49, ter zake van de door de man voor de vrouw betaalde ziektekosten in de periode van 1 januari 2016 tot en met 30 november 2020;
viii. € 12.160,40, ter zake van de door de man voor de vrouw betaalde kosten van de auto’s in de periode van 1 januari 2016 tot en met het einde van de relatie.
4.9.
De vrouw betwist niet dat de gezamenlijke rekening met name door de man gevoed werd, maar stelt dat er gedurende de relatie sprake was van een stilzwijgende afspraak tussen partijen. Deze stilzwijgende afspraak zou inhouden dat de man fulltime werkte en het grootste deel van de kosten betaalde, terwijl de vrouw de zorg voor de kinderen en de huishouding droeg. Er zou daarbij ook rekening gehouden zijn met de arbeidsongeschiktheid van de vrouw vanaf 2007, waardoor zij minder inkomsten had dan de man. Verder heeft de man tijdens de relatie nooit aangegeven dat hij deze bedragen wenste te verrekenen. Daarnaast voert de vrouw aan dat de financiën niet duidelijk gescheiden werden. Zij noemt de manier waarop de financiën geregeld werden “één pot nat”. Gemeenschappelijke kosten, waaronder ook kosten voor de kinderen, werden zowel van de gezamenlijke rekening als van haar privérekening en de ondernemersrekening van de man betaald. Ter zitting heeft de man bevestigd dat de financiën door elkaar liepen. De vrouw stelt dat op grond van de stilzwijgende afspraak de man geen vorderingsrecht meer heeft op de vrouw en dus ook niet meer kan verrekenen.
Stilzwijgende afspraak?
4.10.
De rechtbank dient allereerst te onderzoeken of tussen partijen, die geen samenlevingscontract hadden, een overeenkomst bestond die, mede in aanmerking genomen de in artikel 6:248 lid 1 BW bedoelde aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid, de vermogensrechtelijke aspecten van hun samenleving regelde. Van een dergelijke overeenkomst kan sprake zijn doordat partijen uitdrukkelijke dan wel stilzwijgende afspraken hebben gemaakt. [3] In gevallen als het onderhavige dient zowel de vraag of bepaalde afspraken zijn gemaakt, alsook de vraag welke inhoud die afspraken hebben, te worden beantwoord aan de hand van de Haviltexmaatstaf. Daarbij zijn alle omstandigheden van het geval van belang en kan acht worden geslagen op het feitelijk handelen van partijen.
4.11.
De rechtbank oordeelt dat er tussen partijen sprake was van een stilzwijgende afspraak, die inhield dat de totale kosten van de huishouding feitelijk uit de beide inkomens werden betaald en dat partijen aan het einde van hun relatie ten aanzien van de gemeenschappelijke uitgaven niets meer met elkaar te verrekenen zouden hebben. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
4.12.
Partijen hebben een relatie gehad van 23 jaar. In elk geval sinds 2007 hebben zij onafgebroken met elkaar samengewoond tot het einde van de relatie in 2020. Uit de relatie zijn 2 kinderen geboren. De vrouw is in 2007 arbeidsongeschikt geraakt en sindsdien bestaat haar inkomen uit een uitkering die zij op haar privérekening gestort krijgt. De man heeft een eigen onderneming en werkt fulltime als zelfstandige. De man verdiende ieder jaar meer dan de vrouw aan uitkeringen ontving. De inkomensverhouding was in de periode 2016 tot 2020 zodanig dat de man twee tot drie keer meer verdiende dan de vrouw. De vrouw regelde de financiën ten aanzien van de gemeenschappelijk uitgaven (daaronder begrepen de uitgaven ten behoeve van de kinderen). Deze uitgaven betaalde zij vanaf de gezamenlijke rekening of haar privérekening. De man stortte maandelijks, al dan niet op verzoek van de vrouw, geld op de gezamenlijke rekening. De vrouw stortte minder regelmatig dan de man en een minder hoog bedrag op de gezamenlijke rekening. De man betaalde af en toe ook gemeenschappelijk uitgaven van zijn ondernemersrekening. Uit deze omstandigheden volgt dat de totale kosten van de huishouding uit de beide inkomens werden betaald.
4.13.
Uit het feit dat de man tijdens de relatie nooit heeft aangegeven dat de vrouw financieel te weinig bijdroeg of dat hij de bedragen ten aanzien van de zorgverzekering en de auto’s nog wenste te verrekenen, kan worden afgeleid dat de stilzwijgende afspraak was dat de man een groter financieel aandeel had in de relatie en ik elk geval deze kosten voor zijn rekening nam. Dat de man af en toe huishoudelijke taken uitvoerde, naast het feit dat hij kostwinner was, is dan in deze situatie ook redelijk en billijk, aangezien de vrouw volledig arbeidsongeschikt was.
Beoordeling van de vorderingen d onder vii en viii
4.14.
Gelet op de hierboven vastgestelde stilzwijgende afspraak tussen partijen zullen de vorderingen d onder vii en viii van de man worden afgewezen.
Overboekingen naar privérekening
4.15.
Ook stelt de man dat de vrouw ongerechtvaardigd is verrijkt doordat zij in elk geval in de periode vanaf 2016 in totaal een bedrag van € 17.131,65 van de gezamenlijke rekening heeft overgeboekt naar haar privérekening en daarvan privéuitgaven heeft gedaan dan wel deze bedragen op haar spaarrekening heeft gestort. Hij vordert daarom terugbetaling van dit bedrag (vordering d onder i).
4.16.
Gelet op artikel 6:212 BW is degene die ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van een ander verplicht, voor zover dit redelijk is, diens schade te vergoeden tot het bedrag van zijn verrijking. De eerste vraag die de rechtbank dus moet beantwoorden, is of er sprake is van verrijking aan de zijde van de vrouw.
4.17.
Tijdens de relatie is het zo gegroeid dat de uitgaven van partijen niet alleen voldaan werden vanaf de gezamenlijke rekening van partijen, maar ook vanaf de privérekening van de vrouw en de ondernemersrekening van de man. Om die reden heeft de vrouw regelmatig geld van de gezamenlijke rekening naar haar privérekening gestort en andersom. Resumerend is er meer geld van de gezamenlijke rekening naar de privérekening gegaan dan andersom. De vrouw heeft echter ook onderbouwd gesteld dat zij diverse betalingen voor gemeenschappelijke uitgaven van haar privérekening deed. De man heeft aangevoerd dat de vrouw bedragen zou hebben doorgestort naar haar spaarrekening, maar het saldo van de spaarrekening van de vrouw, waarvan zij de bankafschriften heeft overgelegd, betreft gedurende de periode 2016-2020 steeds ongeveer nihil. De vrouw heeft zich dus niet ongerechtvaardigd verrijkt door de bedragen door te storten naar haar spaarrekening.
4.18.
De niet onderbouwde stelling van de man dat de vrouw van het geld privéuitgaven zou hebben gedaan, wordt door de vrouw betwist. De rechtbank zal de man echter niet toelaten tot het leveren van bewijs in dit kader, aangezien hij hiervoor geen specifiek bewijsaanbod heeft gedaan.
Beoordeling van de vorderingen d onder i
4.19.
Ook de vordering d onder i zal daarom worden afgewezen.
Tussenconclusie
4.20.
De rechtbank oordeelt dus dat de vorderingen onder d en e in conventie worden afgewezen.
in reconventie
Voorwaarde niet ingetreden
4.21.
Omdat in conventie de vorderingen onder d en e zullen worden afgewezen, komt de rechtbank aan de vorderingen IV, Va en Vb in reconventie niet toe. Deze vorderingen behoeven daarom geen beslissing meer.
Gebruiksvergoeding
4.22.
De vrouw vordert onder III een gebruiksvergoeding voor de woning van € 501,65 per maand vanaf 20 november 2020. De man voert aan dat het niet redelijk is dat de vrouw een gebruiksvergoeding vraagt, omdat zij vanaf het moment dat zij vertrokken is uit de woning geen kosten meer voor de woning heeft betaald.
4.23.
Voor de beantwoording van de vraag of de vrouw aanspraak kan maken op een gebruiksvergoeding, is het bepaalde in artikel 3:169 BW van belang. Dit artikel bepaalt dat – behoudens een andersluidende regeling – iedere deelgenoot bevoegd is tot het gebruik van een gemeenschappelijk goed, mits dit gebruik met het recht van de overige deelgenoten is te verenigen. Indien een deelgenoot het goed met uitsluiting van de andere gebruikt, kan dat aanleiding vormen om laatstgenoemde een vergoeding ter zake van gederfd gebruiksgenot toe te kennen. [4]
4.24.
De rechtbank oordeelt dat de man, hoewel hij met uitsluiting van de vrouw van de woning gebruik maakt, op grond van de redelijkheid en billijkheid niet verplicht is tot het betalen van een gebruiksvergoeding aan de vrouw. De vrouw heeft immers vanaf het moment dat zij uit de woning is vertrokken geen kosten ten aanzien van de woning (meer) betaald. Het zou voor de hand hebben gelegen een afspraak voor een gebruiksvergoeding vast te leggen in de op 30 december 2020 gesloten overeenkomst met de titel “
AFSPRAKEN MET BETREKKING TOT DE GEZAMENLIJKE WONING”, maar dat is niet gebeurd. De man mocht er daarom op vertrouwen dat de vrouw geen gebruiksvergoeding meer zou vorderen.
4.25.
De vordering van de vrouw ten aanzien van de gebruiksvergoeding zal dan ook worden afgewezen.
Vergoeding voor betaalde kosten voor de auto’s
4.26.
De vrouw vordert onder VI betaling van kosten die zij heeft gemaakt voor wegenbelasting en verzekeringspremies van de auto’s waarvan de man eigenaar was. Gelet op hetgeen hiervoor in conventie is overwogen onder 4.10. tot 4.13. zal deze vordering worden afgewezen.
Tussenconclusie
4.27.
De rechtbank oordeelt dus dat de vorderingen III en VI in reconventie worden afgewezen en dat aan de beoordeling van de vorderingen IV, Va en Vb in reconventie niet wordt toegekomen.
in conventie en in reconventie
De verdeling van de woning
4.28.
Beide partijen hebben gevorderd dat de rechtbank de woning verdeelt. De rechtbank zal één beslissing nemen ten aanzien van de vorderingen onder a en c in conventie en de vorderingen onder I en IIa en IIb in reconventie.
4.29.
Partijen hebben op 30 december 2020 een overeenkomst gesloten over de verdeling van de woning. De rechtbank zal de verdeling van de woning volgens deze overeenkomst vaststellen en zo nodig aanvullen, zoals hierna wordt vermeld in het dictum en hieronder toegelicht.
4.30.
De woning wordt aan de man toebedeeld onder gehoudenheid en met de verplichting de vrouw uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire schuld aan Nationale Nederlanden te ontslaan en de vrouw terzake overbedeling van de man een bedrag van € 99.997,78 te betalen. Dit is conform de afspraak in de overeenkomst van 30 december 2020. Het bedrag van € 99.997,78 betreft de helft van de afgesproken waarde van de woning van € 285.000,- minus de helft van de restschuld van de hypotheek op 27 november 2020, zijnde € 85.004,44.
4.31.
De rechtbank geeft de man een periode van drie maanden om te voldoen aan het vonnis. Deze drie maanden zouden de man voldoende tijd moeten geven om de financiering van het bedrag van € 99.997,78 rond te krijgen. Als de man na deze drie maanden met nakoming van het vonnis in gebreke is, wordt de man veroordeeld zijn medewerking te verlenen aan verkoop van de woning en komt aan de vrouw de helft van de overwaarde van de woning toe, indien de overwaarde meer dan € 199.995,56 bedraagt, en indien de overwaarde minder dan € 199.995,56 bedraagt een bedrag van € 99.997,78, conform de afspraak in de overeenkomst van 30 december 2020. Omdat dit volgens de rechtbank voor de man tot voldoende prikkel dient om aan de hoofdveroordeling te voldoen, zal de rechtbank de dwangsom die de vrouw heeft gevorderd niet opleggen.
Proceskosten
4.32.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5..De beslissing

De rechtbank:
in conventie
wijst de vorderingen onder d en e van de man af;
in reconventie
wijst de vorderingen onder III en VI van de vrouw af;
verstaat dat de voorwaarde voor de vorderingen onder IV, Va en Vb niet is vervuld;
in conventie en reconventie voorts
beveelt de man uiterlijk binnen drie maanden na de datum van dit vonnis een akte tot verdeling te laten passeren door een notaris waarbij de woning aan de man wordt toebedeeld onder gehoudenheid en met de verplichting de vrouw uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire schuld aan Nationale Nederlanden te ontslaan en de vrouw terzake overbedeling van de man een bedrag van € 99.997,78 te betalen binnen drie maanden na de datum van dit vonnis;
beveelt de vrouw aan de akte tot verdeling haar medewerking te verlenen, bij gebreke waarvan het in deze te wijzen vonnis in de plaats treedt van de voor de levering noodzakelijke handelingen en wilsovereenstemming van de vrouw;
in geval de man drie maanden na de datum van dit vonnis in gebreke is met het nakomen daarvan, wordt de man veroordeeld zijn onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan verkoop van de woning door het ongehinderd toegang verschaffen aan Waltmann makelaars te Dordrecht aan geïnteresseerde kopers en aan de vrouw mits zij vergezeld wordt door de makelaar en voorts tot het verkoopklaar maken, schoonmaken en schoon houden van de woning;
bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de wilsverklaring, medewerking en handtekening van de man die nodig is om de verkoopopdracht aan de makelaar te verstrekken als de man hier niet aan voldoet, en bepaalt dat indien en nadat de man een termijn is gesteld en hij weigert mee te werken aan ondertekening van de verkoopovereenkomst en aan de handelingen die nodig zijn voor levering van de woning dit vonnis in de plaats treedt van de voor de verkoopovereenkomst, eigendomsoverdracht en/of levering van de woning noodzakelijke toestemming, wilsverklaring en handtekening van de man;
verklaart voor recht dat in het geval van verkoop en levering van de woning aan derde(n) de vrouw toekomt de helft van de overwaarde van de woning indien de overwaarde meer dan € 199.995,56 bedraagt, en indien de overwaarde minder dan € 199.995,56 bedraagt een bedrag van € 99.997,78, en machtigt de notaris die de overdracht van de woning ter hand neemt de helft van de overwaarde aan de vrouw uit te keren;
bepaalt dat de man gehouden is om de kosten, verbonden aan de uitvoering van deze verdeling, te voldoen;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. van den Wildenberg. Het is ondertekend door de rolrechter en door deze in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2022.
3426

Voetnoten

1.Met ‘ [voornaam vrouw] ’ wordt de vrouw bedoeld en met ‘ [voornaam man] ’ wordt de man bedoeld.
2.de zogenoemde ‘Haviltex-maatstaf’, naar het arrest van de Hoge Raad van 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158.
3.HR 10 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:707.
4.Hoge Raad 3 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:156.