ECLI:NL:RBROT:2022:3614

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
12 mei 2022
Zaaknummer
C/10/614989 / HA ZA 21-237
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadestaatprocedure tussen Interelectronics N.V. en Vialis Verkeer & Mobiliteit B.V. over beëindiging distributieovereenkomst en schadevergoeding

In deze schadestaatprocedure vordert Interelectronics N.V. schadevergoeding van Vialis Verkeer & Mobiliteit B.V. naar aanleiding van de beëindiging van hun distributieovereenkomst. De rechtbank Rotterdam heeft op 4 mei 2022 uitspraak gedaan in deze zaak, waarin de ontvankelijkheid van Interelectronics werd vastgesteld, ondanks het verweer van Vialis dat zij per 14 december 2016 was ontbonden. De rechtbank oordeelde dat Vialis niet was opgehouden te bestaan en dat Interelectronics ontvankelijk was in haar vordering.

Interelectronics vorderde een schadevergoeding van AWG 5.632.888,00, omgerekend naar euro's € 2.609.652,00, als gevolg van de tekortkomingen van Vialis in de nakoming van de distributieovereenkomst. De rechtbank heeft de omvang van de schade beoordeeld aan de hand van verschillende schadeposten, waaronder gederfde winst en kosten. De rechtbank oordeelde dat de schadeposten 2 tot en met 4, 6 en 7 niet toewijsbaar waren, maar kende wel een schadevergoeding van € 100.000,00 toe aan Interelectronics, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 1 februari 2012.

De rechtbank heeft ook de proceskosten aan de zijde van Interelectronics toegewezen, omdat Vialis als de in het ongelijk gestelde partij werd beschouwd. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, ondanks het verzoek van Vialis om dit niet te doen, gezien de complicaties rondom de turboliquidatie van Vialis. De rechtbank concludeerde dat het belang van Interelectronics bij de uitvoerbaarheid zwaarder weegt dan het restitutierisico voor Vialis.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/614989 / HA ZA 21-237
Vonnis van 4 mei 2022
in de zaak van
de naamloze vennootschap naar Arubaans recht
INTERELECTRONICS N.V.,
gevestigd te Aruba,
eiseres,
advocaat mr. H.B. de Regt te Alkmaar,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VIALIS VERKEER & MOBILITEIT B.V.,
gevestigd te Haarlem,
gedaagde,
advocaat mr. J. Bedaux te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Interelectronics en Vialis genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het exploot van betekening van een schadestaat (artikel 613 Rv) van 1 maart 2021, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de brieven van deze rechtbank van 7 juli 2021 waarin partijen zijn opgeroepen voor de mondelinge behandeling op 7 december 2021;
  • de akte overlegging producties namens Interelectronics;
  • de nadere akte overlegging producties namens Interelectronics;
  • de spreekaantekeningen van mr. De Regt en mr. Rep namens Interelectronics;
  • de spreekaantekeningen van mr. Bedaux namens Vialis;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 7 december 2021;
  • de akte na mondelinge behandeling van 2 februari 2022, tevens houdende nadere gezamenlijke productie namens Interelectronics en Vialis.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Tussen Interelectronics en Vialis bestaat een geschil over de beëindiging door Vialis van de distributieovereenkomst die tussen haar en Interelectronics heeft bestaan. In dit geschil heeft deze rechtbank op 14 december 2014 vonnis gewezen in de hoofdprocedure (C/10/440813 / HA ZA 13-1329). De onderhavige procedure betreft de daaropvolgende schadestaat.
2.2.
Overweging 4.10 van het vonnis luidt:
“4.10. De conclusie op grond van het voorgaande is dat tussen partijen op 1 januari 2010 een nieuwe distributieovereenkomst tot stand is gekomen. Nu tussen partijen al sinds 1986 een exclusieve distributierelatie bestaat die elke vijf jaar in een overeenkomst met (ongeveer) dezelfde inhoud wordt vastgelegd, wordt aangenomen dat de nieuwe op 1 januari 2010 tot stand gekomen overeenkomst inhoudelijk gelijk is aan de op 1 juni 2005 gesloten overeenkomst. Omdat partijen steeds beoogden de relatie ononderbroken met telkens vijf jaar te verlengen (ook indien de schriftelijke vastlegging na aanvang van de nieuwe looptijd plaatsvond) wordt ook in het onderhavige geval uitgegaan van een looptijd van vijf jaar, derhalve tot 31 december 2014”.
2.3.
De beslissing van de rechtbank luidt, voor zover van belang:
“5.1. veroordeelt Vialis om aan Interelectronics de schade te vergoeden die zij heeft geleden doordat Vialis is tekortgeschoten in de nakoming van de tussen hen op l januari 2010 gesloten distributieovereenkomst, welke schade dient te worden opgemaakt bij staat en vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW daarover vanaf 25 juni 2010 tot aan de dag der algehele voldoening”.
2.4.
Bij arrest van 30 mei 2017 heeft het hof Den Haag het vonnis bekrachtigd (200.168.042/01). Er is geen cassatie tegen dit arrest ingesteld.

3..Het geschil

3.1.
Interelectronics vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
(
i) de schade en kosten die Interelectronics door toedoen van Vialis heeft geleden en nog lijdt aan de hand van de overgelegde bescheiden en op basis van de door Interelectronics gegeven onderbouwing begroot op een bedrag van AWG 5.632.888,00 omgerekend in euro's zijnde € 2.609.652,00, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te verhogen met de wettelijke handelsrente voor wat de schadeposten 1, 3 en 4 betreft vanaf 25 juni 2010 tot de dag der algehele voldoening, voor wat schadepost 2 betreft met de wettelijke handelsrente vanaf 1 januari 2011 en voor wat de schadeposten 5, 6 en 7 betreft vanaf 31 december 2014, althans vanaf een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum, en wel tot aan de dag van algehele voldoening door Vialis;
(
ii) Vialis veroordeelt om binnen veertien dagen na het te dezen te wijzen vonnis tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Interelectronics te betalen al hetgeen waartoe Vialis jegens Interelectronics ingevolge dit vonnis zal worden veroordeeld ter zake van de vergoeding van de schade, kosten en renten en - voor het geval voldoening binnen de bedoelde termijn niet plaatsvindt - de vordering te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde dag tot aan de dag der algehele voldoening;
(
iii) Vialis veroordeelt om aan Interelectronics tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen de proceskosten, te voldoen binnen veertien dagen na betekening van het vonnis en - voor het geval voldoening binnen de bedoelde termijn niet plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde dag tot aan de dag der algehele voldoening;
(
iv) Vialis veroordeelt om aan Interelectronics tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen een bedrag aan nakosten van € 163,00 zonder betekening en verhoogd met € 85,00 in geval van betekening, voor het geval Vialis niet binnen de wettelijk vereiste termijn van twee dagen na betekening aan het te dezen te wijzen vonnis heeft voldaan en - voor het geval voldoening binnen de bedoelde termijn niet plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde dag tot aan de dag der algehele voldoening.
3.1.1.
Aan haar vordering legt Interelectronics het volgende ten grondslag. Interelectronics was vanaf 1986 de exclusieve vertegenwoordiger en distributeur van Vialis op Aruba voor verkeersregelinstallaties (VRI's) en andere infrastructurele producten. De Dienst Openbare Werken van Aruba (DOW) was haar belangrijkste afnemer. In 2010 heeft Vialis zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat de tussen partijen bestaande exclusieve distributieovereenkomst per 31 december 2009 van rechtswege zou zijn geëindigd en is in het verlengde hiervan haar zustervennootschap, Vialis (België), ten onrechte een distributieovereenkomst aangegaan met Flash en Signs. Op basis van het vonnis van 14 december 2014 moet echter worden aangenomen dat op 1 januari 2010 tussen Interelectronics en Vialis een nieuwe distributieovereenkomst tot stand is gekomen met een duur tot 31 december 2014. Omdat Vialis die niet is nagekomen heeft Interelectronics schade geleden. Interelectronics heeft de omvang van die schade onderbouwd aan de hand van een rapport van Ernst & Young Aruba van 14 oktober 2015 (rapport EY Aruba). De totale schade van Interelectronics bedraagt naar zij stelt AWG 5.632.888,00.
3.2.
Vialis voert verweer en concludeert primair tot niet-ontvankelijkverklaring van Interelectronics in haar vordering omdat Vialis per 14 december 2016 is ontbonden en opgehouden te bestaan als gevolg van een turboliquidatie zonder vereffening. Subsidiair concludeert Vialis tot afwijzing van de vorderingen van Interelectronics. Het bestaan en de omvang van de gestelde schade wordt betwist en kan niet worden gebaseerd op het rapport EY Aruba omdat dat rapport niet voldoet aan de professionele standaard en ook afgezien daarvan gebrekkig is.
3.3.
Op deze en de overige stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

Ontvankelijkheid Interelectronics

4.1.
Naar aanleiding van het niet-ontvankelijkheidsverweer van Vialis is ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 7 december 2021 gesproken over de op dat moment aanhangige verzoekschriftprocedure bij de rechtbank Noord-Holland, waarin Interelectronics om heropening verzocht van de vereffening van het vermogen van Vialis (ex artikel 2:23c BW). Met partijen is ter zitting de procedure-afspraak gemaakt dat zodra de rechtbank Noord-Holland haar beschikking zou hebben gegeven, deze door partijen bij gezamenlijke akte in het geding zou worden gebracht, waarna het aan de rechtbank zou zijn om hieraan de gevolgen te verbinden die zij juist zou achten.
4.2.
Bij gezamenlijke akte van 2 februari 2022 hebben partijen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 23 december 2021 in het geding gebracht (C/15/321372/ HA RK 21-200). In rechtsoverweging 3.6 en 3.7 van de beschikking overweegt de rechtbank Noord-Holland als volgt:
“3.6. (…) Wanneer een rechtspersoon wordt ontbonden via een zogenaamde turboliquidatie houdt deze ingevolge artikel 2:19 lid 4 BW direct op te bestaan. Een rechtspersoon die wordt ontbonden zonder turboliquidatie komt na het ontbindingsbesluit in een vereffeningsfase terecht en blijft ingevolge artikel 2:19 lid 5 BW voortbestaan, voor zover dit tot vereffening van zijn vermogen nodig is. Wanneer na afronding van de ontbinding - al dan niet met toepassing van turboliquidatie - alsnog van een bate blijkt, bestaat de mogelijkheid de rechtspersoon te laten herleven via artikel 2:23c lid 1 BW. Tussen artikel 2:19 lid 4 BW en artikel 2:23c lid 1 BW enerzijds en artikel 2:19 lid 5 BW anderzijds bestaat een zekere mate van spanning wanneer sprake is van een onterecht toegepaste turboliquidatie. Die situatie doet zich in deze zaak voor, omdat tot een turboliquidatie is besloten terwijl verweerster nog over een bate beschikte. De vraag die ter beantwoording voorligt is (dus) of met toepassing van artikel 2:23c lid 1 BW heropening van de vereffening moet plaatsvinden teneinde de op grond van artikel 2:19 lid 4 BW verdwenen rechtspersoon te laten herleven, of dat dat niet mogelijk is, omdat de rechtspersoon op grond van artikel 2:19 lid 5 BW is blijven voortbestaan.
3.7.
De rechtbank is van oordeel dat in dit geval voor heropening van de vereffening op grond van artikel 2:23c lid 1 BW geen plaats is. Tussen partijen is niet in geschil dat verweerster nog over een bate beschikte ten tijde van het aandeelhoudersbesluit tot liquidatie, te weten de vordering van € 21.145.000,-. Verweerster is dus niet opgehouden te bestaan. De weg van artikel 2:23c lid 1 BW kan dan niet worden gevolgd (vgl. HR 7 januari 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1631, NJ 1995/579; HR 26 maart 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO2779; gerechtshof Amsterdam 3 november 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:3004)”.
4.3.
Nu is komen vast te staan dat Vialis niet is opgehouden te bestaan, is haar beroep op niet-ontvankelijkheid van Interelectronics in haar vordering ongegrond. Interelectronics is daarom ontvankelijk in deze schadestaatprocedure en de rechtbank zal haar schadevergoedingsvordering inhoudelijk beoordelen.
Rapport EY Aruba
4.4.
Interelectronics heeft haar schadeomvang grotendeels onderbouwd met het rapport EY Aruba. Vialis heeft een groot aantal bezwaren aangevoerd tegen dit rapport. Volgens haar heeft Ernst & Young Aruba (EY Aruba), in tegenstelling tot wat haar rapport vermeldt, niet de Standaard 4400 nageleefd voor ‘
Opdrachten tot het verrichten van overeengekomen en specifieke werkzaamheden met betrekking tot financiële informatie’. Het rapport EY Aruba kan daarom niet dienen als onderbouwing van de schade, aldus Vialis. De rechtbank overweegt in dit kader als volgt. Volgens de (toelichting op de) Standaard 4400 doet de accountant in zijn rapport alleen verslag van feitelijke bevindingen, maar verschaft hij daarover geen zekerheid. Het is aan de gebruikers van het rapport om zich zelf een oordeel te vormen over de werkzaamheden en bevindingen en om op basis daarvan hun eigen conclusies te trekken. Vialis wijst op een groot aantal - in haar ogen - feitelijke onjuistheden, aannames en onjuiste gevolgtrekkingen in het rapport EY Aruba. Zij noemt, onder andere, dat (i) wordt uitgegaan van een onjuiste duur van de distributieovereenkomst, namelijk tot 31 december 2015 in plaats van 31 december 2014, (ii) niet duidelijk wordt gemaakt welke feitelijke stellingen afkomstig zijn van Interelectronics en welke van EY Aruba, (iii) EY Aruba aan de hand van een taxatierapport van een derde uit 2015 de waarde bepaalt van in 2003 gemaakte bouwkosten, wat een eigen onjuiste invulling van die kosten is, (iv) EY Aruba geen opmerkingen heeft gemaakt over de stelling van Interelectronics dat de waarde van de Crossman centrale tien jaar na haar aanschaf nog gelijk is aan de aanschafprijs, wat ongeloofwaardig is, (v) EY Aruba op basis van haar eigen beoordeling van een samenwerkingsovereenkomst en de distributieovereenkomst vaststelt dat Interelectronics bepaalde pilotprojecten van DOW zouden zijn gegund, wat geen feit is maar een speculatieve gevolgtrekking en (vi) EY Aruba uitgaat van een winstmarge van Interelectronics van 40% op basis van een oude offerte van Interelectronics aan de Directie Luchtvaart, zonder dat EY Aruba zich ervan heeft vergewist of die offerte (met die winstmarge) is geaccepteerd en of die marge realistisch is in het kader van de vaststelling van de onderhavige schade.
4.5.
Vialis heeft de heer [naam persoon 1] , destijds lid van de Accountantskamer, om zijn deskundig oordeel gevraagd over het rapport EY Aruba. In dat kader heeft [naam persoon 1] de opsteller van rapport EY Aruba, de heer [naam persoon 2] van Eps CPA, een aantal vragen gesteld. Die vragen zijn onbeantwoord gebleven. De advocaat van EY Aruba heeft [naam persoon 1] bericht dat het rapport EY Aruba uitsluitend bestemd is voor Interelectronics en Vialis en dat EY Aruba Interelectronics in oktober 2018 heeft bericht dat zij geen toestemming geeft het rapport aan derden te verstrekken dan wel de inhoud daarvan te communiceren. In zijn rapport van juni 2020 aan Vialis adviseert [naam persoon 1] om, zolang zijn vragen niet zijn beantwoord, het rapport EY Aruba niet te gebruiken om zich een oordeel te vormen over de werkzaamheden en bevindingen in het rapport EY Aruba, om geen eigen conclusies te trekken op basis van het rapport EY Aruba en om de rechterlijke autoriteit te wijzen op de onduidelijkheid over de vraag of het rapport kan worden gebruikt in het kader van de objectieve waarheidsvinding.
4.6.
De rechtbank acht de gemotiveerde bezwaren van Vialis tegen het rapport EY Aruba terecht. Interelectronics heeft onvoldoende gemotiveerd gereageerd op de vele door Vialis gestelde onjuiste aannames en gevolgtrekkingen in het rapport EY Aruba. Voor bewijslevering aan de zijde van Interelectronics op dit punt is geen plaats, te meer omdat het op de weg van Interelectronics had gelegen om in een eerder stadium, al dan niet met behulp van EY Aruba, inhoudelijk op de bezwaren van Vialis en haar deskundige te reageren. Vialis heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling onbetwist gesteld dat zij, toen zij op 20 juli 2016 een klacht indiende tegen de opsteller van het rapport EY Aruba, hiervan een kopie aan (de toenmalige raadsman van) Interelectronics heeft gestuurd. Interelectronics was dus al medio 2016 op de hoogte van de inhoudelijke bezwaren van Vialis tegen het rapport EY Aruba. Los hiervan was Interelectronics in ieder geval sinds 9 juni 2021, de datum van indiening van de conclusie van antwoord van Vialis, bekend met de inhoudelijke bezwaren van Vialis tegen het rapport. Een inhoudelijke reactie is ook toen uitgebleven. Dat de drie door Vialis geïnitieerde klachtprocedures tegen Statius van Eps niet tot een tuchtrechtelijke veroordeling hebben geleid, zoals Interelectronics heeft aangevoerd, doet aan het voorgaande niet af. Vialis heeft toegelicht dat dit het gevolg is geweest van het ontbreken van bevoegdheid van de Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie voor Accountants omdat Statius van Eps geen RA is en omdat de door Vialis in de Verenigde Staten aangezochte tuchtrechtelijke instanties ter zake geen jurisdictie hadden. Over de inhoud en kwaliteit van het rapport EY Aruba en de werkwijze van Statius van Eps is tuchtrechtelijk dus niet geoordeeld.
4.7.
De rechtbank is van oordeel dat het rapport EY Aruba zodanige gebreken heeft dat het zich niet leent voor het doel waarvoor Interelectronics het gebruikt, namelijk ter onderbouwing van de omvang van haar schade in de onderhavige schadestaatprocedure.
Beoordelingskader schadeomvang
4.8.
Bij de beoordeling van de schadeomvang geldt het volgende kader. Iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis verplicht de schuldenaar de schade die de schuldeiser daardoor lijdt te vergoeden, tenzij de tekortkoming de schuldenaar niet kan worden toegerekend (art. 6:74 lid 1 BW). Dat laatste is in het onderhavige geval niet aan de orde (vergelijk hiervoor onder 2.3). De omvang van de schadevergoeding moet worden bepaald door twee situaties met elkaar te vergelijken: enerzijds de situatie waarin Interelectronics in werkelijkheid verkeert en anderzijds de (hypothetische) situatie waarin zij verkeerd zou hebben als de tekortkoming achterwege was gebleven en haar distributieovereenkomst met Vialis tot 31 december 2014 correct was nagekomen. Zowel gederfde winst als geleden verlies komt als vermogensschade voor vergoeding in aanmerking (artikel 6:95 BW, gelezen in samenhang met artikel 6:96 BW). Waar het gaat om gederfde winst, geldt dat voor vergoeding niet in aanmerking komt de winst die Interelectronics had kunnen maken, maar alleen de winst waarvan redelijkerwijs mag worden aangenomen dat zij die daadwerkelijk zou hebben gemaakt als de tekortkoming niet zou hebben plaatsgevonden (daargelaten het vereiste van causaal verband). De rechter begroot de schade op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is en indien de omvang ervan niet nauwkeurig kan worden vastgesteld, dan wordt zij geschat (artikel 6:97 BW). Dat laatste zal bij gederfde winst vaak aan de orde zijn.
Posten 1 en 5 gederfde winst
4.9.
De eerste schadepost bestaat volgens Interelectronics uit gederfde winst met betrekking tot een groot project van DOW in 2011 waarbij op de ringweg van Oranjestad verschillende kruispunten zouden worden aangelegd met de nodige stoplichten. Zonder de tekortkoming van Vialis zou Interelectronics hiervoor zes VRI’s hebben kunnen leveren, aldus Interelectronics. De daarmee gemoeide omzet van AWG 1.043.718,00 is zij misgelopen (post 1). Onder verwijzing naar het rapport EY Aruba stelt Interelectronics dat zij hierover een winstmarge van 40% zou hebben kunnen realiseren. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft zij een winstpercentage van 27 genoemd. Niet in geschil is dat Vialis (België) en Flash en Signs bij dit project betrokken zijn geweest en in dit kader VRI’s hebben geleverd. Volgens Interelectronics heeft Flash en Signs in 2011 echter kwalitatief slechte installaties aan DOW geleverd, als gevolg waarvan DOW nadien heeft besloten om op meerdere plaatsen op het eiland rotondes aan te leggen in plaats van kruispunten met stoplichten. Interelectronics stelt dat zij daardoor ook toekomstige omzet is misgelopen. Zij stelt dat zij zonder de tekortkoming van Vialis in de toekomst nog eens acht VRI’s had kunnen leveren aan DOW. Interelectronics past hierbij een waarschijnlijkheidsfactor van 95% toe. De in dit kader gemiste omzet bedraagt volgens haar AWG 1.322.043,00 (post 5). Ook die post komt voor vergoeding in aanmerking, aldus Interelectronics.
4.10.
Vialis heeft niet betwist dat Interelectronics zonder haar tekortkoming VRI’s aan DOW zou hebben kunnen leveren in het kader van het project ringweg Oranjestad. De rechtbank zal daarvan in het hiernavolgende dan ook uitgaan. De door Interelectronics in dit kader gestelde schadeomvang is door Vialis gemotiveerd betwist. Allereerst wijst Vialis erop dat Interelectronics ten onrechte gemiste omzet in plaats van gederfde winst als schade presenteert. Om de gederfde winst te bepalen moet volgens Vialis gekeken worden naar (i) de omzetten die Interelectronics in de jaren 2005 tot en met 2009 onder de distributieovereenkomst heeft behaald, zijnde € 49.457,80 en naar (ii) de omzetten die Flash en Signs in de jaren 2010 tot en met 2015 onder haar distributieovereenkomst met Vialis (België) heeft gerealiseerd, zijnde € 429.244,18. Wat betreft de winstmarge stelt Vialis dat uitgegaan moet worden van een brutowinstmarge van 10,5%, waarvan vervolgens nog de bespaarde kosten moeten worden afgetrokken.
4.11.
Nu het gaat om de vaststelling van gederfde winst is sprake van een post met een speculatief karakter. Dat geldt in het bijzonder voor post 5. Interelectronics heeft het aan deze post ten grondslag liggende scenario niet onderbouwd of anderszins aannemelijk gemaakt. De rechtbank acht het speculatieve karakter van deze post zodanig dat redelijkerwijs niet kan worden aangenomen dat Interelectronics in dit kader winst is misgelopen. Dit deel van de gevorderde schadevergoeding zal daarom worden afgewezen. Dat is anders bij post 1, omdat de rechtbank aannemelijk acht dat Interelectronics bij het project ringweg Oranjestad zou zijn betrokken en dat zij in dat kader omzet en winst is misgelopen. De rechtbank zal de in dit kader door Interelectronics gederfde winst schatten omdat het niet mogelijk is de omvang ervan nauwkeurig vast te stellen. Bij de bepaling hiervan zijn de door Interelectronics genoemde omzetten niet bruikbaar omdat die grotendeels zijn onderbouwd met het rapport EY Aruba. De rechtbank zoekt bij haar schatting aansluiting bij de door Flash en Signs in verband met dit project gerealiseerde omzet over 2010 tot en met 2015 van € 429.244,18 omdat het betreffende project in die periode is uitgevoerd. Deze omzet biedt daarmee naar het oordeel van de rechtbank een bruikbaar aanknopingspunt om de gederfde winst te bepalen. Op de omzet moeten de kosten van de omzet in mindering worden gebracht. Welke kosten dat zijn, is onduidelijk. Dat geldt ook voor de toe te passen winstpercentages. De door partijen genoemde percentages lopen uiteen van 10,5 tot 40. Alles overziend en rekening houdend met het voorgaande schat de rechtbank gederfde winst ter zake post 1 op € 100.000,00. Dit bedrag zal ten titel van schadevergoeding worden toegewezen.
Rente en matiging
4.12.
Wat betreft post 1 vordert Interelectronics betaling van de wettelijke handelsrente met ingang van 25 juni 2010. Vialis heeft de ingangsdatum gemotiveerd betwist door te wijzen op de door DOW jegens Flash en Signs gehanteerde betaaltermijnen van maart tot en met december 2011. Verder verzoekt Vialis de rechtbank de gevorderde wettelijke rente te matigen omdat sprake is van uitzonderlijke omstandigheden. Zij verwijst naar het arrest van de Hoge Raad van 2 maart 2001 (ECLI:NL:HR:2001:AB0382).
4.13.
Vialis is in de hoofdprocedure veroordeeld tot vergoeding van de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over de bij staat vast te stellen schade vanaf 25 juni 2010 tot aan de dag van volledige betaling (zie hiervoor onder 2.3). De in het kader van de schadestaat door Interelectronics gevorderde wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW is niet toewijsbaar. Uit het vonnis in de hoofdprocedure blijkt dat Interelectronics destijds geen vergoeding heeft gevorderd van de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW. Die vordering zou ook niet toewijsbaar zijn geweest omdat Vialis is veroordeeld tot schadevergoeding en niet tot nakoming van een primaire betalingsverbintenis op grond van de distributieovereenkomst. Er bestaat daarom geen grond om de vordering van Interelectronics op dit punt toe te wijzen.
4.14.
Wat betreft de ingangsdatum van de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW overweegt de rechtbank dat blijkens de door DOW gehanteerde betalingstermijnen van maart tot en met december 2011, de schade op 25 juni 2010 nog niet was geleden. De rente is pas verschuldigd wanneer de vordering tot schadevergoeding opeisbaar is. Wanneer dat het geval is, hangt af van het moment waarop de schade geacht wordt te zijn geleden. In het onderhavige geval bestaat de schade uit de gederfde winst van Interelectronics door de tekortkoming van Vialis onder de distributieovereenkomst gedurende 1 januari 2010 tot en met 31 december 2014. De door Vialis gestelde betalingstermijnen van DOW jegens Flash en Signs zijn door Interelectronics niet betwist. Evenmin is betwist dat DOW de betreffende betalingen grotendeels tussen april 2011 en januari 2012 heeft verricht. Op basis hiervan kan de schade worden geacht te zijn geleden in januari 2012 en zal de rechtbank de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW daarom toewijzen met ingang van 1 februari 2012 tot de dag van volledige betaling.
4.15.
De door Vialis gevorderde matiging van de wettelijke rente zal worden afgewezen wegens het ontbreken van bijzondere omstandigheden die hiertoe nopen. Aan Vialis kan worden toegegeven dat Interelectronics lang heeft gewacht met het aanhangig maken van de onderhavige schadestaatprocedure, maar daar staat tegenover dat Vialis met haar turboliquidatie en ontbinding voor de nodige complicaties en vertraging heeft gezorgd. Daar komt bij dat Vialis sinds 10 december 2014, de datum van het vonnis in de hoofdprocedure, wist van haar aansprakelijkheid jegens Interelectronics en ervoor had kunnen kiezen de volgens haar door Interelectronics geleden schade te vergoeden. Zij had die schade kunnen inschatten op basis van de door Flash en Signs gerealiseerde omzetten. Dat zij dat niet heeft gedaan is een keuze die zij mocht maken, maar staat haar verzoek tot matiging van de rente in de weg.
4.16.
De gevorderde vergoeding van de door Interelectronics gestelde schadeposten 2 t/m 4, 6 en 7 zal worden afgewezen. De rechtbank licht dat hieronder toe.
Post 2 onderhoudscontract
4.17.
Interelectronics stelt dat zij door de tekortkoming van Vialis omzet is misgelopen onder haar onderhoudsovereenkomst met DOW. Op basis van deze overeenkomst pleegde zij onderhoud aan de door haar onder de distributieovereenkomst aan DOW geleverde installaties. Interelectronics stelt dat zij gedurende 1 april 2011 tot en met 31 december 2014 omzet is misgelopen en vordert in dit kader betaling van AWG 900.000,00 aan schadevergoeding. Tussen partijen is niet in geschil dat de onderhoudsovereenkomst tussen Interelectronics en DOW een initiële looptijd had tot en met 13 april 2010 en dat DOW bij brief van 16 oktober 2009 Interelectronics heeft meegedeeld dat zij deze overeenkomst niet zou verlengen omdat zij het onderhoud wenste aan te besteden. In mei 2010 heeft DOW de onderhoudsovereenkomst met Interelectronics uit doelmatigheidsoverwegingen nog met één jaar verlengd tot 1 april 2011. De nadien door DOW in dit kader georganiseerde aanbesteding is niet door Interelectronics gewonnen en evenmin door Vialis (België) of Flash en Signs.
4.18.
Uit het voorgaande volgt dat DOW het einde van haar onderhoudsovereenkomst met Interelectronics en de aanbesteding van het onderhoud al bekend had gemaakt aan Interelectronics toen de distributieovereenkomst tussen Interelectronics en Vialis nog gold. Van enig causaal verband tussen het einde van de onderhoudsovereenkomst met DOW en de latere tekortkoming van Vialis onder de distributieovereenkomst is niet gebleken, zodat de vordering van Interelectronics op grond hiervan moet worden afgewezen. Evenmin is gesteld of gebleken dat Interelectronics de aanbesteding van het nieuwe onderhoudscontract niet heeft gewonnen vanwege de beëindiging van de distributieovereenkomst met Vialis.
Post 3 gebouw
4.19.
Interelectronics stelt dat zij in 2003 op verzoek van Vialis een assemblage- en voorraadruimte heeft gebouwd en dat dit gebouw als gevolg van de beëindiging van de distributieovereenkomst waardeloos is geworden. Volgens Interelectronics bestaat de schade uit het deel van de bouwkosten dat nog niet is afgeschreven, zijnde AWG 115.273,00. Dit bedrag baseert Interelectronics op een taxatie van de bouwkosten van destijds. Deze taxatie is opgenomen en toegelicht in het rapport EY Aruba. Vialis heeft gemotiveerd betwist dat zij op enigerlei wijze opdracht heeft gegeven tot de bouw van het betreffende gebouw. Ook heeft Vialis de omvang van de schadepost gemotiveerd betwist. Volgens Vialis zou als er sprake van aan haar toerekenbare schade zijn geweest niet moeten worden uitgegaan van een taxatie van de bouwkosten van destijds, maar van de daadwerkelijk door Interelectronics gemaakte bouwkosten en welk deel daarvan niet kan worden terugverdiend als gevolg van de tekortkoming van Vialis. In het licht van de gemotiveerde betwisting door Vialis heeft Interelectronics de aan deze schadepost ten grondslag gelegde feitelijke uitgangspunten onvoldoende onderbouwd. Onvoldoende aannemelijk is dat ter zake van deze gestelde schadepost enige aan Vialis toerekenbare schade is geleden. Deze schadepost zal daarom worden afgewezen.
Post 4 Crossmansysteem
4.20.
Interelectronics stelt dat zij in juli 2005 een computersysteem (Crossman) heeft aanschaft speciaal om de VRI’s van Vialis op afstand te kunnen besturen en dat de hiermee gemoeide investering door de beëindiging van de distributieovereenkomst niet volledig kon worden terugverdiend. Het deel van de aanschafwaarde dat nog niet is afgeschreven kwalificeert als schade en bedraagt AWG 30.461,00, aldus Interelectronics. Volgens Vialis is het Crossmansysteem echter aangeschaft met het oog op het onderhoudscontract met DOW en volgt dit ook uit het rapport EY Aruba waarnaar Interelectronics ook in dit kader voor haar onderbouwing verwijst. Volgens Vialis bestaat er geen relatie met de beëindigde distributieovereenkomst zodat deze post om die reden al moet worden afgewezen. Daarnaast heeft Vialis onder verwijzing naar de winst-en verliesrekeningen van Interelectronics gemotiveerd betwist dat er door Interelectronics daadwerkelijk is afgeschreven op de aanschafwaarde van dit systeem. Tegenover deze gemotiveerde betwisting heeft Interelectronics, los van haar verwijzing naar het rapport EY Aruba, haar stellingen onvoldoende geconcretiseerd. Onvoldoende aannemelijk is dat ter zake van deze gestelde schadepost enige aan Vialis toerekenbare schade is geleden. Dit betekent dat ook deze schadepost zal worden afgewezen.
Post 6 toeristentram
4.21.
Volgens Interelectronics heeft zij als gevolg van de tekortkoming van Vialis niet kunnen deelnemen aan een ander groot project op Aruba, de aanleg van een toeristentram, en is zij in dit kader omzet misgelopen ter grootte van AWG 1.893.207,00. Dit bedrag vordert zij als schadevergoeding. Interelectronics stelt, zo begrijpt de rechtbank, dat als Vialis de distributieovereenkomst niet had beëindigd, er in 2011 bij het project inzake de ringweg van Aruba geen wanprestatie was gepleegd (zie hiervoor onder 4.9), het project inzake de toeristentram was gegund aan Vialis en Interelectronics in dat kader omzet (en winst) had kunnen maken. Interelectronics hanteert in dit kader een waarschijnlijkheid van 95%. Vialis heeft het bestaan en de omvang van deze schadepost gemotiveerd betwist. Met Vialis is de rechtbank van oordeel dat het speculatieve gehalte van deze schadepost (veel) te hoog is, zodat redelijkerwijs niet kan worden aangenomen dat Interelectronics in dit kader winst is misgelopen. Dat Vialis met betrokkenheid van Interelectronics de aanbesteding voor dit project zou hebben gewonnen, is hoogst speculatief en geenszins aannemelijk gemaakt door Interelectronics. Deze schadepost zal dan ook worden afgewezen.
Post 7 diverse kosten
4.22.
Tot slot vordert Interelectronics vergoeding van AWG 328.186,00 voor een groot aantal verschillende kostenposten, waaronder (onder andere) personeelskosten, autokosten, advocaatkosten, elektriciteits- en waterkosten, de kosten van het rapport EY Aruba en grondbelasting. Ook deze schadepost zal worden afgewezen. De onderbouwing van deze kosten baseert Interelectronics geheel op het rapport EY Aruba en hiervoor is reeds geoordeeld dat dit rapport ongeschikt is om in dit kader als onderbouwing te kunnen dienen. Voor het overige heeft Interelectronics deze kosten niet onderbouwd of toegelicht. De voor het rapport EY Aruba door Interelectronics gemaakte kosten van AWG 38.028,00 komen, gezien de onbruikbaarheid van het rapport, evenmin voor vergoeding in aanmerking.
4.23.
Vialis heeft bovendien de verschuldigdheid van de kostenposten gemotiveerd betwist. Zij heeft er in dit kader op gewezen dat EY Aruba in het rapport schrijft dat Interelectronics deze kosten heeft gemaakt omdat zij de onderhoudsovereenkomst ten onrechte niet zou hebben kunnen uitvoeren. Met Vialis is de rechtbank van oordeel dat een duidelijk verband met de beëindiging van de distributieovereenkomst ontbreekt en dat de kostenposten ook op die grond moeten worden afgewezen.
Slotsom
4.24.
Op grond van het hetgeen hiervoor onder 4.8 - 4.23 is overwogen, zal Vialis worden veroordeeld om € 100.000,00 aan Interelectronics te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 1 februari 2012 tot aan de dag van volledige betaling. Voor het overige zal de gevorderde schadevergoeding worden afgewezen.
Proceskostenveroordeling
4.25.
Weliswaar wordt de vordering van Interelectronis grotendeels afgewezen, maar de onderhavige procedure is het gevolg van een toerekenbare tekortkoming van Vialis. Vialis wordt daarom als de in het ongelijk gestelde partij beschouwd en veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Interelectronics. Deze kosten worden begroot op € 4.303,83 aan verschotten (waarvan € 4.200,00 aan griffierecht en € 103,83 aan explootkosten) en € 4.425,00 aan salaris advocaat (2,5 punten á tarief € 1.770,00), in totaal € 8.728,83.
4.26.
De apart gevorderde nakosten worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor een executoriale titel geeft en de rechtbank van oordeel is dat de nakosten zich vooraf laten begroten.
Uitvoerbaar bij voorraad
4.27.
Vialis heeft verzocht om een voor haar negatief vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Zij stelt dat sprake is van een restitutierisico omdat Interelectronics geen activiteiten meer ontplooit en op haar vastgoed executoriaal beslag rust. Ook zou het lange tijdsverloop in het kader van de belangenafweging in het nadeel van Interelectronics moeten meewegen, aldus Vialis. Bij de beantwoording van de vraag of de door Interelectronics gevorderde uitvoerbaar bij voorraadverklaring moet worden toegewezen, moet de rechtbank de belangen van partijen afwegen in het licht van de omstandigheden van het geval en daarbij nagaan of het belang van Interelectronics bij de uitvoerbaar bij voorraadverklaring zwaarder weegt dan het belang van Vialis bij kort gezegd het behoud van de bestaande toestand, totdat op hierop in hoger beroep is beslist.
4.28.
Het vonnis in de hoofdprocedure is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de rechtbank ziet geen aanleiding om hiervan bij het vonnis in de schadestaat af te wijken. Dat mogelijk sprake is van een restitutierisico betekent niet dat het belang van Vialis zwaarder weegt dan het belang van Interelectronics om een veroordelend vonnis ten uitvoer te kunnen leggen ondanks een eventueel hoger beroep. Dit belang van Interelectronics weegt naar het oordeel van de rechtbank zwaarder. Interelectronics heeft lang geprocedeerd om de aansprakelijkheid en omvang van de schade vast te laten stellen en heeft nu een veroordelend vonnis waarin Vialis tot betaling van schadevergoeding wordt veroordeeld. Dat Interelectronics wellicht voortvarender met de schadestaat had kunnen starten, is onvoldoende reden om het belang van Vialis zwaarder te laten wegen, mede ook gezien de problematiek van de turboliquidatie welke nodeloos door Vialis is veroorzaakt (zie hiervoor onder 4.1 - 4.3).

5..De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt Vialis tot betaling aan Interelectronics, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, binnen veertien dagen na heden, van een bedrag van € 100.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 1 februari 2012, tot aan de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt Vialis tot betaling aan Interelectronics, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, binnen veertien dagen na heden, van de proceskosten tot aan deze uitspraak aan de zijde van Interelectronics begroot op een bedrag van € 8.728,83, en indien betaling hiervan binnen die periode uitblijft, te vermeerderen vanaf de vijftiende dag met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, tot aan de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt Vialis tot betaling aan Interelectronics, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, ter zake van na dit vonnis ontstane kosten voor wat betreft het salaris voor de advocaat (het nasalaris) van € 163,00 en indien Vialis niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan en betekening heeft plaatsgevonden verhoogd met € 85,00 en de kosten van betekening. Ook is Vialis de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over al deze bedragen verschuldigd vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zo ver uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman, mr. B. van Velzen en mr. J.M.J Arts en in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2022.[3455/1729/3194]