Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- het exploot van betekening van een schadestaat (artikel 613 Rv) van 1 maart 2021, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de brieven van deze rechtbank van 7 juli 2021 waarin partijen zijn opgeroepen voor de mondelinge behandeling op 7 december 2021;
- de akte overlegging producties namens Interelectronics;
- de nadere akte overlegging producties namens Interelectronics;
- de spreekaantekeningen van mr. De Regt en mr. Rep namens Interelectronics;
- de spreekaantekeningen van mr. Bedaux namens Vialis;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 7 december 2021;
- de akte na mondelinge behandeling van 2 februari 2022, tevens houdende nadere gezamenlijke productie namens Interelectronics en Vialis.
2..De feiten
3..Het geschil
i) de schade en kosten die Interelectronics door toedoen van Vialis heeft geleden en nog lijdt aan de hand van de overgelegde bescheiden en op basis van de door Interelectronics gegeven onderbouwing begroot op een bedrag van AWG 5.632.888,00 omgerekend in euro's zijnde € 2.609.652,00, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te verhogen met de wettelijke handelsrente voor wat de schadeposten 1, 3 en 4 betreft vanaf 25 juni 2010 tot de dag der algehele voldoening, voor wat schadepost 2 betreft met de wettelijke handelsrente vanaf 1 januari 2011 en voor wat de schadeposten 5, 6 en 7 betreft vanaf 31 december 2014, althans vanaf een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum, en wel tot aan de dag van algehele voldoening door Vialis;
ii) Vialis veroordeelt om binnen veertien dagen na het te dezen te wijzen vonnis tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Interelectronics te betalen al hetgeen waartoe Vialis jegens Interelectronics ingevolge dit vonnis zal worden veroordeeld ter zake van de vergoeding van de schade, kosten en renten en - voor het geval voldoening binnen de bedoelde termijn niet plaatsvindt - de vordering te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde dag tot aan de dag der algehele voldoening;
iii) Vialis veroordeelt om aan Interelectronics tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen de proceskosten, te voldoen binnen veertien dagen na betekening van het vonnis en - voor het geval voldoening binnen de bedoelde termijn niet plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde dag tot aan de dag der algehele voldoening;
iv) Vialis veroordeelt om aan Interelectronics tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen een bedrag aan nakosten van € 163,00 zonder betekening en verhoogd met € 85,00 in geval van betekening, voor het geval Vialis niet binnen de wettelijk vereiste termijn van twee dagen na betekening aan het te dezen te wijzen vonnis heeft voldaan en - voor het geval voldoening binnen de bedoelde termijn niet plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde dag tot aan de dag der algehele voldoening.
4..De beoordeling
Ontvankelijkheid Interelectronics
Opdrachten tot het verrichten van overeengekomen en specifieke werkzaamheden met betrekking tot financiële informatie’. Het rapport EY Aruba kan daarom niet dienen als onderbouwing van de schade, aldus Vialis. De rechtbank overweegt in dit kader als volgt. Volgens de (toelichting op de) Standaard 4400 doet de accountant in zijn rapport alleen verslag van feitelijke bevindingen, maar verschaft hij daarover geen zekerheid. Het is aan de gebruikers van het rapport om zich zelf een oordeel te vormen over de werkzaamheden en bevindingen en om op basis daarvan hun eigen conclusies te trekken. Vialis wijst op een groot aantal - in haar ogen - feitelijke onjuistheden, aannames en onjuiste gevolgtrekkingen in het rapport EY Aruba. Zij noemt, onder andere, dat (i) wordt uitgegaan van een onjuiste duur van de distributieovereenkomst, namelijk tot 31 december 2015 in plaats van 31 december 2014, (ii) niet duidelijk wordt gemaakt welke feitelijke stellingen afkomstig zijn van Interelectronics en welke van EY Aruba, (iii) EY Aruba aan de hand van een taxatierapport van een derde uit 2015 de waarde bepaalt van in 2003 gemaakte bouwkosten, wat een eigen onjuiste invulling van die kosten is, (iv) EY Aruba geen opmerkingen heeft gemaakt over de stelling van Interelectronics dat de waarde van de Crossman centrale tien jaar na haar aanschaf nog gelijk is aan de aanschafprijs, wat ongeloofwaardig is, (v) EY Aruba op basis van haar eigen beoordeling van een samenwerkingsovereenkomst en de distributieovereenkomst vaststelt dat Interelectronics bepaalde pilotprojecten van DOW zouden zijn gegund, wat geen feit is maar een speculatieve gevolgtrekking en (vi) EY Aruba uitgaat van een winstmarge van Interelectronics van 40% op basis van een oude offerte van Interelectronics aan de Directie Luchtvaart, zonder dat EY Aruba zich ervan heeft vergewist of die offerte (met die winstmarge) is geaccepteerd en of die marge realistisch is in het kader van de vaststelling van de onderhavige schade.