ECLI:NL:GHAMS:2020:3004

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 november 2020
Publicatiedatum
10 november 2020
Zaaknummer
200.278.467/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging beschikking heropening vereffening van ontbonden vennootschap na turboliquidatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 3 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de heropening van de vereffening van de ontbonden vennootschap [X] Holding B.V. De vennootschap was op 17 december 2013 ontbonden en uitgeschreven uit het handelsregister, terwijl er nog een bate aanwezig was in de vorm van een onroerende zaak. De Ontvanger van de Belastingdienst had in hoger beroep beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, die op 18 februari 2020 had besloten de vereffening te heropenen en [geïntimeerde] als vereffenaar had benoemd. De Ontvanger stelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de vereffening heropend kon worden, aangezien de vennootschap na de ontbinding en uitschrijving in feite was blijven voortbestaan vanwege de aanwezigheid van de bate. Het hof oordeelde dat de rechtbank de vereffening ten onrechte had heropend, omdat de vereffening op grond van artikel 2:19 lid 5 BW had moeten plaatsvinden ten tijde van de ontbinding. Het hof vernietigde de beschikking van de rechtbank en wees het verzoek van [geïntimeerde] tot heropening van de vereffening af.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.278.467/01
zaaknummer rechtbank : C/15/299320 / HA RK 20-29
beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 3 november 2020
inzake
DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST/MIDDEN- EN KLEINBEDRIJF
kantoorhoudende te Hoorn,
appellant,
advocaat: mr. E.E. Schipper te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde]
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. Y.E.J. Geradts te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna de Ontvanger en [geïntimeerde] genoemd.
De Ontvanger is bij beroepschrift met producties, ontvangen ter griffie van het hof op
20 mei 2020, onder aanvoering van een aantal - ongenummerde - grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking die de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, (hierna: de rechtbank) op 18 februari 2020 onder bovenvermeld zaaknummer heeft gegeven. Het beroepschrift strekt ertoe, zakelijk weergegeven, dat het hof de genoemde beschikking zal vernietigen en – naar het hof begrijpt – het verzoek van [geïntimeerde] tot heropening van de vereffening van de ontbonden vennootschap [X] Holding B.V. alsnog zal afwijzen.
[geïntimeerde] heeft in hoger beroep geen verweerschrift ingediend. Hij heeft bij akte een aantal producties in het geding gebracht en zich daarbij gerefereerd aan het oordeel van het hof.
De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgevonden op
27 oktober 2020. Bij die gelegenheid hebben de hiervoor genoemde advocaten namens partijen het woord gevoerd. Zij hebben tevens vragen van het hof beantwoord.
Vervolgens is de behandeling van de zaak gesloten. Uitspraak is bepaald op heden.

2.Feiten

De rechtbank heeft in de bestreden beschikking onder 2.1 en 2.2. een aantal feiten in deze zaak tot uitgangspunt genomen. Met de grieven beklaagt de Ontvanger zich onder meer over de weergave van een aantal van deze feiten. Het hof zal bij de opsomming van de feiten die tussen partijen vaststaan, hiermee rekening houden.

3.Beoordeling

Het gaat in deze zaak om het volgende.
3.1
[X] Holding B.V. (hierna: [X] Holding) is in maart 2001 opgericht. [geïntimeerde] is sinds haar oprichting bestuurder en enig aandeelhouder. [X] Holding is op 24 augustus 2006 eigenaar geworden van de onroerende zaak gelegen te [plaats] aan de [adres] (hierna: de onroerende zaak). De Ontvanger heeft op 8 maart 2011 ten laste van [X] Holding conservatoir beslag doen leggen op de onroerende zaak. Naar aanleiding van een boekenonderzoek zijn in 2012 navorderingsaanslagen vennootschapsbelasting over de jaren 2007 tot en met 2009 opgelegd. Op 17 december 2013 heeft de Kamer van Koophandel (hierna: KvK) [X] Holding ontbonden en uitgeschreven met de aantekening dat er geen bekende baten meer aanwezig zijn bij de rechtspersoon. Op 6 mei 2015 is een dwangbevel uitgevaardigd en op grond van dit dwangbevel heeft de Ontvanger executoriaal beslag doen leggen op de onroerende zaak.
3.2
[geïntimeerde] heeft op 11 februari 2020 de rechtbank op grond van artikel 2:23c lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) verzocht om heropening van de vereffening van [X] Holding. Aan dit verzoek legde [geïntimeerde] ten grondslag dat een koper was gevonden voor de onroerende zaak en dat de verzochte heropening van de vereffening benodigd was om de levering van de onroerende zaak aan de koper te kunnen bewerkstelligen. Volgens [geïntimeerde] kon de aangezochte notaris de levering van de onroerende zaak niet verrichten omdat [X] Holding niet zou bestaan en ook niet was ingeschreven in het handelsregister van de KvK.
3.3
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de vereffening van het vermogen van [X] Holding heropend en daarbij [geïntimeerde] als vereffenaar benoemd. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat na het tijdstip waarop de vennootschap is opgehouden te bestaan nog van een bate is gebleken, te weten de onroerende zaak, en dat het herleven van de ontbonden vennootschap noodzakelijk is voor de levering van de onroerende zaak aan de koper. Bovendien is niet gebleken van belanghebbenden die door de heropening worden benadeeld, aldus de rechtbank.
3.4
De Ontvanger heeft in hoger beroep – samengevat en voor zover voor de beslissing van belang – het volgende aangevoerd. Hoewel na de bestreden beschikking de onroerende zaak is geleverd aan de koper en de notaris van de opbrengst een bedrag van € 222.360,92 aan de Ontvanger heeft uitgekeerd, en [X] Holding daarmee haar schuld aan de Ontvanger vrijwel volledig heeft voldaan, stelt de Ontvanger dat hij er belang bij heeft dat de bestreden beschikking wordt vernietigd. De Ontvanger – die stelt dat artikel 2:23c lid 2 BW voor hem niet geldt – wil voorkomen dat op grond van de bestreden beschikking en de wijze waarop de Ontvanger de verjaring kan stuiten, geoordeeld zou kunnen worden dat [X] Holding in 2013 is opgehouden te bestaan en daarmee de invordering van de aanslagen is verjaard. De Ontvanger stelt zich op het standpunt dat [X] Holding in weerwil van de ontbinding en doorhaling in het handelsregister op 17 december 2013 na laatstgenoemde datum is blijven voortbestaan (in liquidatie) en dat de betekening van het dwangbevel op 6 mei 2015 alsook de beslaglegging op de onroerende zaak op 26 augustus 2015 de verjaringstermijn tijdig hebben gestuit. Ter onderbouwing van de stelling dat [X] Holding is blijven voortbestaan, beroept de Ontvanger zich op artikel 2:19 lid 5 BW, welk artikel bepaalt dat een rechtspersoon na ontbinding blijft voortbestaan voor zover dit voor de vereffening van zijn vermogen nodig is. Vereffening van het vermogen van [X] Holding was nodig volgens de Ontvanger nu er ten tijde van de ontbinding sprake was van een bate in de vorm van de onroerende zaak waarvan [X] Holding op 24 augustus 2006 eigenaar was geworden. [geïntimeerde] wist dat ook. Hij vertegenwoordigde [X] Holding als haar enige bestuurder bij de aankoop van de onroerende zaak in 2006 en de verkoop in 2019 en daarmee wist ook de vennootschap dat er een bate was.
3.5
De grieven strekken ertoe dat de rechtbank de vereffening van het vermogen van [X] Holding ten onrechte heeft heropend. Zij lenen zich voor een gezamenlijke bespreking.
3.6
Naar tussen partijen vaststaat en overigens uit gepubliceerde jaarrekeningen van [X] Holding tot en met 2007 alsmede de openbare registers blijkt, was [X] Holding ten tijde van haar ontbinding en uitschrijving uit het handelsregister op 17 december 2013 nog eigenaar van de onroerende zaak. Deze omstandigheid brengt met zich dat sprake is van een bate die op grond van artikel 2:19 lid 5 BW vereffend had moeten worden. Nu dit laatste niet is geschied, is op 17 december 2013 ten onrechte overgegaan tot turboliquidatie. Dit leidt ertoe dat [X] Holding na 17 december 2013 is blijven voortbestaan.
3.7
Gegeven het hiervoor overwogene is voor heropening van de vereffening op de voet van artikel 2:23c lid 1 BW geen plaats, aangezien dit artikel (voor zover van belang) enkel toepassing vindt in de situatie dat, na een vereffeningsprocedure van een ontbonden rechtspersoon of na een toegepaste turboliquidatie en de vennootschap als gevolg daarvan ophoudt te bestaan, alsnog van het bestaan van een bate is gebleken. De grieven slagen derhalve.
3.8
De slotsom is dat de bestreden beschikking dient te worden vernietigd en dat het oorspronkelijke verzoek van [geïntimeerde] alsnog wordt afgewezen.

4.Beslissing

Het hof:
 vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 18 februari 2020;
 wijst af het verzoek van [geïntimeerde] strekkende tot heropening van de vereffening van het vermogen van [X] Holding.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.L.D. Akkaya, W.A.H. Melissen en M.M. Korsten-Krijnen en in het openbaar uitgesproken op 3 november 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.