Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
2..De feiten
€ 32.301,-
Rechtbank Rotterdam
In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, uitgesproken op 22 april 2022, is de uitleg van de toevoeging 'prijspeil 1 januari 2018' in een huurovereenkomst tussen Stichting Ouderenhuisvesting Rotterdam (SOR) en Stichting Aafje aan de orde. De procedure is gestart op gezamenlijk verzoek van beide partijen op basis van artikel 96 Rv. De kantonrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en de bijlagen, en na een mondelinge behandeling op 6 oktober 2021, waarin beide partijen vertegenwoordigd waren, is de beschikking op 22 april 2022 gewezen.
De huurovereenkomst, die sinds 1994 tussen SOR en Aafje bestaat, betreft een gedeelte van een gebouw dat door Aafje wordt gebruikt voor zorgdoeleinden. In de overeenkomst is een aanvangshuursom van € 790.000,- per jaar vastgesteld, met de toevoeging 'prijspeil 1 januari 2018'. SOR stelt dat deze toevoeging betekent dat de huurprijs geïndexeerd moet worden vanaf de daadwerkelijke aanvang van de huur op 1 december 2019, terwijl Aafje betoogt dat de huurprijs pas een jaar na de ingangsdatum van de huurovereenkomst, dus op 1 december 2020, moet worden aangepast.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de uitleg van artikel 4.1 van de huurovereenkomst met zich meebrengt dat de aanvangshuursom per 1 december 2019 geïndexeerd dient te worden. De rechter heeft daarbij het Haviltex-criterium toegepast, waarbij de taalkundige betekenis van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval in aanmerking zijn genomen. De rechter concludeert dat partijen bij de ondertekening van de huurovereenkomst een betekenis hebben willen toekennen aan de toevoeging 'prijspeil 1 januari 2018', en dat Aafje, als professionele partij, zich hiervan bewust moest zijn. De kantonrechter heeft de verzoeken van SOR toegewezen en de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.