Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[gedaagde 1],
[gedaagde 2],
1..Het verloop van de procedure
- de dagvaarding van 23 maart 2021, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het tussenvonnis van 29 april 2021 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de brief van mr. Van Poorten van 20 mei 2021 met producties 12 tot en met 18;
- de aantekening dat de mondelinge behandeling op 9 juni 2021 is gehouden;
- de akte na mondelinge behandeling van [persoon A] met productie 19;
- de antwoordakte na mondelinge behandeling van [gedaagde 1] c.s. met producties 1 en 2.
2..De feiten
3..Het geschil
4..De beoordeling
€ 1.280,-netto per maand inclusief vakantiegeld bedrag aan ZW-uitkering over de periode van
11 maart 2017 tot 11 maart 2019 en € 750,- netto per maand inclusief vakantiegeld aan WIA-uitkering over de periode vanaf 11 maart 2019 tot het moment dat hij 67 jaar wordt in 2032. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [persoon A] nog verklaard dat hij vanaf 21 december 2020 een aanvulling op zijn WIA-uitkering ontvangt van € 250,- per maand uit hoofde van de Participatiewet (hierna: PW).
- van 18 mei 1992 tot 28 februari 1999 (zeven jaar);
- van 3 april 2006 tot 12 augustus 2007 (één jaar en vijf maanden);
- van 9 juli 2007 tot 8 juli 2009 (twee jaar);
- van 13 augustus 2010 tot 10 december 2010 (vier maanden);
- van 3 september 2012 tot 2 maart 2013 (zes maanden) en
- van 4 oktober 2016 tot 3 januari 2017 (drie maanden).
€ 28.060,- respectievelijk € 27.503,- (geïndexeerd) aan smartengeld is toegekend. Nummer 525 minder goed vergelijkbaar, vanwege het verlies aan zelfstandigheid en mobiliteit dat daarin een grotere rol speelt.
5..De beslissing
- [gedaagde 1] c.s. zich ter rolzitting van 12 mei 2022 bij akte moet uitlaten of, en zo ja op welke wijze, hij bewijs wenst te leveren, waarbij de akte uiterlijk de dag vóór genoemde rolzitting om 12.00 uur ter griffie ontvangen moet zijn;
- als hij dat wil doen door schriftelijke bewijsstukken, hij die dan dadelijk bij die akte in het geding moet brengen;
- indien hij getuigen wenst voor te brengen, hij in die akte opgave moet doen van naam en woonplaats van de door hem voor te brengen getuigen alsook van de verhinderdata van beide partijen voor de daaropvolgende vier maanden; [gedaagde 1] c.s. zal te zijner tijd zelf zorg hebben te dragen voor behoorlijke oproeping van de getuigen;