ECLI:NL:RBROT:2022:1711

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 maart 2022
Publicatiedatum
9 maart 2022
Zaaknummer
ROT 21/960
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misbruik van recht door veelprocedeerder in bestuursrechtelijke zaak

In deze bestuursrechtelijke zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 maart 2022 uitspraak gedaan in de zaak tussen een veelprocedeerder, eiser, en de Minister van Justitie en Veiligheid (het College van procureurs-generaal), verweerder. Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van 15 februari 2021, waarin zijn bezwaar tegen een eerdere afwijzing van een aanvraag om openbaarmaking van stukken ongegrond was verklaard. Eiser verzocht om ontheffing van de verplichting tot betaling van griffierecht, maar de griffier heeft vooralsnog afgezien van het heffen van griffierecht.

De rechtbank heeft de zaak behandeld zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser wegens misbruik van recht geen ontheffing van griffierecht werd verleend. De rechtbank concludeert dat eiser niet procedeert om enig onderliggend materieel recht te effectueren, maar enkel om zijn vele procedures voort te zetten, wat door diverse rechters eerder als misbruik van recht is aangemerkt.

De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/960
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 maart 2022 als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de zaak tussen

[Naam], te [Plaats], eiser,

en
de Minister van Justitie en Veiligheid (het College van procureurs-generaal), verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 15 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het besluit van 18 januari, waarbij een aanvraag om openbaarmaking van stukken is afgewezen, ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Eiser heeft met een beroep op betalingsonmacht verzocht om ontheffing van de verplichting tot betalingen van griffierecht. De griffier heeft vooralsnog afgezien van het heffen van griffierecht.

Overwegingen

1. De rechtbank doet met toepassing van artikel 8:54 van de Awb uitspraak zonder zitting.
2. Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard omdat eiser wegens misbruik van recht geen ontheffing van griffierecht wordt verleend, zodat hij in verzuim is het in de zaak verschuldigde griffierecht te voldoen. Daartoe wordt het volgende overwogen.
3. Uit het beroepschrift leidt de rechtbank af dat de aanleiding van deze zaak ligt in de omstandigheid dat het openbaar ministerie besloten heeft diverse aangiftes van eiser niet meer in behandeling te zullen nemen. Uit een gesprekverslag van 9 november 2020 begrijpt de rechtbank dat eiser veelvuldig aangifte heeft gedaan en informatieverzoeken heeft gedaan inzake veronderstelde onjuiste processen-verbaal van politieambtenaren, tegen rechters, tegen advocaten, tegen jeugdhulpverleners en inzake civiele kwesties in verband met de voogdij van zijn zoon. Gelet op de vele procedures die eiser in dit verband al heeft gevoerd en waarvan diverse rechters hebben geoordeeld dat sprake is van misbruik van recht (bijv. ECLI:NL:RVS:2019:1655; ECLI:NL:CRVB:2022:105 en ECLI:NL:GHDHA:2021:1080), ziet de rechtbank aanleiding voor het oordeel dat ook in deze zaak sprake is van misbruik van recht, nu eiser ook in dit geval niet procedeert om enig onderliggend materieel recht te kunnen effectueren (vgl. ECLI:NL:RBROT:2021:9079, onder 5).
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Deze uitspraak is gedaan door mr. E.B.J. van Elden, rechter, in aanwezigheid van
mr. R. Stijnen, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 10 maart 2022.
De griffier en de rechter zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.