ECLI:NL:RBROT:2022:11254

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 december 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
C/10/596767 / HA ZA 20-479
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade aan hoogspanningskabels door graafwerkzaamheden

In deze zaak vordert Stedin Netbeheer B.V. schadevergoeding van gedaagden voor schade aan haar hoogspanningskabels, die zou zijn veroorzaakt door graafwerkzaamheden uitgevoerd door [persoon A] in opdracht van N.V. Irado. De rechtbank heeft een deskundige benoemd om te onderzoeken of de beschadigde kabels zichtbaar waren op de KLIC-tekening die [persoon A] had opgevraagd. De deskundige concludeert dat de kabels niet zichtbaar waren op de tekening, en dat de KLIC-melding niet onduidelijk was. De rechtbank oordeelt dat gedaagden geen verwijt te maken valt, omdat de kabels niet in het graafgebied lagen zoals aangegeven op de KLIC-tekening. De rechtbank wijst de vordering van Stedin af en veroordeelt Stedin in de proceskosten van gedaagden. In reconventie wordt geoordeeld dat het opleggen van een Eis Voorzorgsmaatregel door Stedin onrechtmatig was, en de vordering van [persoon A] wordt deels toegewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/596767 / HA ZA 20-479
Vonnis van 28 december 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STEDIN NETBEHEER B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. P.P.J. Elshof,
tegen

1..[persoon A] ,

handelend onder de naam
[handelsnaam A] .,
wonende te [woonplaats A] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. C. P. ten Bruggencate,
2. de naamloze vennootschap
N.V. IRADO,
gevestigd te Schiedam,
gedaagde in conventie,
advocaat mr. C. P. ten Bruggencate.
Partijen zullen hierna Stedin en gedaagden genoemd worden. Afzonderlijk zullen gedaagden [persoon A] en Irado worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 16 februari 2022, alsmede de daaraan ten grondslag liggende processtukken,
  • het deskundigenbericht,
  • de conclusie na deskundigenbericht van Stedin,
  • de conclusie na deskundigenbericht van gedaagden.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Het gaat in deze zaak kort gezegd om het volgende. Stedin houdt gedaagden aansprakelijk voor schade aan haar hoogspanningskabels, veroorzaakt door graafwerkzaamheden bij het plaatsen van een ondergrondse restafvalcontainer. Irado wordt aansprakelijk gehouden omdat zij opdracht heeft gegeven aan [persoon A] tot het verrichten van deze graafwerkzaamheden en [persoon A] omdat hij de graafwerkzaamheden feitelijk heeft verricht. Voordat hij met graven begon, had [persoon A] bij het Kadaster een tekening opgevraagd (de zogeheten “KLIC-melding”) om te zien of er leidingen of kabels liepen in het gebied waar hij ging graven. Volgens Stedin, en haar partijdeskundige, stonden de beschadigde hoogspanningskabels wel op deze tekening en volgens gedaagden, en hun partijdeskundige, niet. De rechtbank heeft een deskundige benoemd om op te helderen of de kabels wel of niet op de tekening (die een technisch karakter heeft), te zien waren.
in conventie
2.2.
De door de rechtbank benoemde deskundige heeft inmiddels rapport uitgebracht. Thans wordt toegekomen aan de beoordeling van diens rapport, bezien in het licht van het commentaar van partijen daarop.
2.3.
De vragen aan de deskundige en diens antwoorden luiden:
1. Vallen er leidingen, kabels of netten waar te nemen op de kaart/tekening/informatie die het Kadaster aan gedaagden ter beschikking heeft gesteld in reactie op de “KLIC-melding” (een graafmelding ex art. 2 lid 3 WIBON) door [persoon A] en/of Irado op 10 september 2019 (hierna: de klic-tekening) en is vast te stellen om wat voor leidingen of kabels het gaat?
Antwoord op vraag 1.
Op de tekeningen gevoegd bij de KLIC-melding op 10 september 2019 met nummer
[nummer] zijn geen leidingen of kabels waar te nemen. Deze tekeningen zijn als bijlage bij dit deskundigenbericht gevoegd. Op blad 5, ‘Themakaart Stedin BV Netbeheer BV laagspanning’ is een object, niet zijnde een kabel of leiding ingetekend, vermoedelijk is dat de aansluiting van de lantaarnpaal. Op blad 7, ‘Themakaart: Gemeente Schiedam laagspanning’ is een lantaarnpaal ingetekend. Op de betekening van de gestippelde vlakken en de gekleurde lijntjes kom ik terug onder de beantwoording van vraag 3 en 4. De zwarte dunne lijn die als een Z schuin zichtbaar is op blad 2, 3 en 5 is vermoedelijk een annotatielijn, deze verwijst naar een label behorende bij een kabel en/of leiding. Zowel het label als de kabel en/of leiding vallen buiten het gebied dat op deze tekeningen is weergegeven.
Zekerheid over deze lijn kan pas gegeven worden als een groter gebied van de tekening inzichtelijk wordt. De zwarte dunne lijn is met zekerheid geen leiding, kabel of ander netwerkonderdeel, deze is daarvoor te dun, zie hiervoor ook het antwoord behorende bij vraag 3
2. Zo ja, bevinden die leidingen of kabels zich blijkens deze klic-tekening in of dichtbij het graafprofiel? Zo ja, hoe dichtbij?
Antwoord op vraag 2.
Het object weergegeven op blad 5 ‘Themakaart Stedin BV Netbeheer BV Iaagspanning’ bevindt zich binnen het graafprofiel van de KLIC-melding met nummer [nummer] , evenals de lantaarnpaal van de Gemeente Schiedam die op blad 7 is weergegeven.
3. Wat is de betekenis van de drie rode lijntjes aan de rand van het veld met de blokjes op de klic-tekening van het thema hoogspanning?
Antwoord op vraag 3.
De drie rode lijntjes aan de rand van het veld met blokjes dat te zien is op de klic-tekening van het thema hoogspanning geeft de omtrek/begrenzing van het vlak aan waarmee de aanduiding Eis Voorzorgsmaatregel wordt weergegeven. Aangezien het hier drie kabels betreft wordt rond elk van deze 3 kabels een vlak weergegeven, de omtrek van het vlak is een rode lijn. Deze weergave staat omschreven in paragraaf 6.5 van de IMKL2O15 Handleiding visualisatie versie 1.2.1.2.. De drie lijntjes geven geen kabels en/of leidingen aan, kabels en/of leidingen zouden met dezelfde dikte worden aangegeven als de paarse aanduiding van het graafgebied, namelijk 4 px. Deze dikte van de lijn behoord bij schaalniveau 15-16 zoals aangegeven in de IMKL2O15 Handleiding visualisatie verzie 1.2.1.2. wat overeenkomt met de schaal van de tekening behorende bij de Klic-melding, namelijk 1:500.
4. Ligt de betekenis van een veld met blokjes en een lijntje erlangs zoals dat te zien is
op de klic-tekening van het thema hoogspanning vast in regelgeving?
Antwoord op vraag 4.
De betekenis van een veld met blokjes en een lijntje erlangs zoals dat te zien is op de klic tekening van het thema hoogspanning is vastgelegd in de IMKL2O15 Handleiding visualisatie verzie 1.2.1.2. Het IMKL is gebaseerd op NEN361O en daarmee onderdeel van de NEN361O familie. De IMKL is vastgesteld in de Regeling informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken.
5. Is het graafpolygoon waarop de klic-melding ziet in overeenstemming met de CROW 500?
Antwoord op vraag 5.
In de CROW 500 is niet aangegeven hoe groot en welke vorm het aan te vragen
graafpolygoon dient te zijn. Wel is de omvang van het zoekgebied waarbinnen kabels en leidingen gelocaliseerd moeten worden omschreven. Voor deze localisatie is de informatie uit de tekeningen verkregen met de Klic-melding noodzakelijk. Het graafpolygoon dat bij de graafmelding bij het Klic wordt aangegeven zal dus minimaal het zoekgebied moeten bevatten. De begrenzing van het zoekgebied wordt bepaald door het graafprofiel vermeerderd met de maak- en meettoleranties en met de nauwkeurigheid van de gebiedsgegevens. De nauwkeurigheid van de gebiedsgegevens is bepaald op 1,00 meter, de maak- en meettoleranties worden in de CROW 500 standaard aangegeven met 0,50 meter
maar kunnen naar gelang de aard van de werkzaamheden meer of minder zijn. In de praktijk wordt vrijwel altijd de 0,50 meter zoals voorgesteld in de CROW overgenomen. Bij het plaatsen van een ORAC zal de te gebruiken graafmal de minimale omvang van het Pagma 5 1 9 graafprofiel zijn. De graafmal meet 2,25 meter bij 2,5 meter. Uitgaande van de standaard maat- en meettoleranties zal het zoekgebied 3,75 meter bij 4 meter moeten bedragen. Het graafpolygon waarop de Klic-melding ziet heeft de vorm van een trapezium met zijden van 7 meter, 9 meter, 5 meter en 9 meter, waarvan een deel buiten de tekening valt. De begrenzing van de graafpolygoon is weergegeven als een onderbroken lijn met de kleur magenta (in hexadecimaal #ff00ff). Het zoekgebied past binnen het graafpolygon zoals op de tekeningen bij de Klic-melding gevoegd.
6. Was de klic-tekening, gelet op de branchenormen en de regelgeving, voldoende duidelijk?
Antwoord op vraag 6.
De zaken weergegeven op de Klic-tekening zijn gelet op de branchenormen en regelgeving voldoende duidelijk.
7. Heeft u nog overige van belang zijnde opmerkingen?
Antwoord op vraag 7.
Het aangevraagde en weergegeven gebied voor de Klic-melding is erg klein waardoor geen inzicht gegeven wordt in de omgeving. De tekening geeft weliswaar inzicht in de theoretische aanwezigheid en ligging van kabels en leidingen binnen het onderzoeksgebied maar geeft geen informatie over de omgeving. Daarnaast mist er mogelijk informatie zoals maatvoering of aanduidingen behorende bij kabeltracés die nu buiten het weergegeven gebied vallen. Door het kleine aangevraagde gebied zal het in de praktijk ook lastig zijn voor de graver om zich te oriënteren, gebouwen of straatnamen vallen buiten het weergegeven gebied waardoor de exacte locatie in het veld lastig te bepalen zal zijn. In het theoretische geval dat een groter gebied zou zijn aangevraagd zou het duidelijk zijn op welke kabels het vlak van de Eis Voorzorgsmaatregel betrekking heeft, en zou inzichtelijk zijn geweest op welke afstand van deze kabels de graafwerkzaamheden zouden zijn uitgevoerd.
2.4.
Het commentaar van Stedin op het deskundigenrapport laat zich als volgt samenvatten:
- uit het deskundigenrapport blijkt dat [persoon A] verkeerd heeft gehandeld. Hij heeft bij de Klic-melding informatie opgevraagd die ziet op een te klein gebied. Daardoor had hij geen/ onvoldoende inzicht in de aanwezige en omliggende ondergrondse infrastructuur.
- met betrekking tot vraag 6 geldt dat vaststaat dat er een object van Stedin is ingetekend en dat onduidelijk is wat dit object is. [persoon A] had dit object op grond van de toepasselijke regelgeving sowieso positief moeten lokaliseren, hetgeen hij heeft nagelaten.
- de rode draad uit de bevindingen en het feitenrelaas van de deskundige is minst genomen
dat de KLIC-tekeningen onduidelijk zijn en rechtstreeks gevolg daarvan is dat er bij [persoon A] “alarmbellen” hadden moeten rinkelen en dat hij contact met Stedin had moeten opnemen.
2.5.
Het commentaar van gedaagden op het deskundigenrapport laat zich als volgt samenvatten:
- zowel de tekst als de strekking van het deskundigenbericht zijn eenduidig: de geraakte
hoogspanningskabels stonden niet op de Klic-tekening en de tekening was niet onduidelijk.
- Stedin heeft de rechtbank verkeerd voorgelicht. Volgens Stedin zouden de drie dunne lijntjes op de tekening de hoogspanningskabels weergeven. Uit het deskundigenbericht blijkt dat deze drie lijntjes de omtrek / begrenzing aangeven van het gebied waarvoor de Eis Voorzorgsmaatregel geldt.
- Stedin maakt niet goed duidelijk dat er causaal verband kan bestaan tussen de aanwezigheid van het object op de tekening - volgens de deskundige vermoedelijk de aansluiting op een lantaarnpaal - en de schade aan de hoogspanningskabels (niet zijnde kabels waarop de lantaarnpaal was aangesloten, dat moet een laagspanningskabel geweest zijn). Dat object doet dus niet ter zake.
2.6.
De rechtbank oordeelt als volgt. De deskundigheid van de deskundige staat vast, alle vragen zijn helder beantwoord en de antwoorden zijn adequaat toegelicht. Het rapport van de deskundige komt logisch en concludent voor. De rechtbank onderschrijft de bevindingen van de deskundige en maakt ze tot de hare.
2.7.
Uit het deskundigenrapport blijkt dat de beschadigde kabels niet te zien waren op de tekening die was verkregen naar aanleiding van de Klic-melding. Ook blijkt daaruit dat het gebied groot genoeg was, in die zin dat de informatie die krachtens de Klic-melding was verkregen betrekking had op een gebied met een voldoende grote oppervlakte voor het beoogde doel (de voorgenomen graafwerkzaamheden). Dat een tekening van een groter gebied aan [persoon A] meer mogelijkheden om zich te oriënteren had gegeven maakt niet zonder meer dat de verkregen tekening te klein was. Daarbij is van belang dat [persoon A] ter plaatse bekend was en enkele maanden eerder ook voorbereidingen had getroffen voor graafwerkzaamheden in de directe omgeving. [persoon A] had de ligging al in mei van datzelfde jaar gezien. Dat was nu juist voor hem de reden om een andere plek te kiezen. Het in het antwoord op vraag 7 genoemde aspect dat geen straatnamen of gebouwen te zien zijn was dus in dit geval geen probleem. De deskundige rapporteert ook niet dat de tekening té klein was. De deskundige rapporteert wel dat de zaken die waren weergegeven op de Klic-tekening, gelet op de branchenormen en regelgeving, voldoende duidelijk waren.
2.8.
Op basis van de regelgeving en de branchenormen (de CROW 500), valt aan gedaagden daarom geen verwijt te maken. Er was geen verplichting om de kabels positief te lokaliseren, want zij lagen volgens de tekening niet in de graafpolygoon en het relevante gebied daaromheen. Dat op de tekening een object viel waar te nemen niet zijnde een kabel of leiding doet aan dit oordeel niet af. Aan dat object - vermoedelijk de aansluiting op een lantaarnpaal - is immers geen schade ontstaan en de rechtbank onderschrijft het verweer van gedaagden dat Stedin niet goed duidelijk maakt dat er causaal verband kan zijn tussen de aanwezigheid van dit object en de opgetreden schade.
2.9.
Onduidelijk is of [persoon A] ter plaatse, ten tijde van de werkzaamheden, de tekeningen bij zich had. Dat [persoon A] de tekeningen bij zich moest hebben doet in het kader van deze vordering echter niet ter zake, want op de tekeningen viel, naar uit het voorgaande blijkt, toch niets bijzonders waar te nemen. Enig causaal verband met de opgetreden schade ontbreekt dus.
De rechtbank tekent nog aan dat weliswaar het oogmerk van zowel WION als WIBON is om leiding-/kabelschade door graafwerkzaamheden meer dan voorheen te voorkomen, maar dat de wetgever geen risicoaansprakelijkheid heeft ingevoerd voor grondroerders die een kabel of leiding beschadigen.
2.10.
Dan is het nog de vraag of aan Irado een verwijt mag worden gemaakt omdat zij zich tegenover de gemeente contractueel verplicht had om 2 meter diepe proefsleuven te (laten) graven. Ter zitting heeft [persoon A] verklaard/erkend dat hij proefsleuven heeft gegraven met een mindere diepte, namelijk van ongeveer 1,50 meter. Irado heeft aldus wanprestatie gepleegd tegenover de gemeente. Beoordeeld moet worden of die wanprestatie een onrechtmatige daad oplevert tegenover Stedin. Als toetsingskader heeft daarbij te gelden (ECLI:NL:HR:2017:1355): “
Wanneer iemand zich contractueel heeft gebonden, waardoor de contractsverhouding waarbij hij partij is in het rechtsverkeer een schakel is gaan vormen waarmee de belangen van derden, die aan dit verkeer deelnemen, in allerlei vormen kunnen worden verbonden, staat het hem niet onder alle omstandigheden vrij de belangen te verwaarlozen die derden bij de behoorlijke nakoming van het contract kunnen hebben. Indien de belangen van een derde zo nauw zijn betrokken bij de behoorlijke uitvoering van de overeenkomst dat hij schade of ander nadeel kan lijden als een contractant in die uitvoering tekortschiet, kunnen de normen van hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, meebrengen dat die contractant deze belangen dient te ontzien door zijn gedrag mede door die belangen te laten bepalen. Bij de beantwoording van de vraag of deze normen dit meebrengen, zal de rechter de terzake dienende omstandigheden van het geval in zijn beoordeling dienen te betrekken, zoals de hoedanigheid van alle betrokken partijen, de aard en strekking van de desbetreffende overeenkomst, de wijze waarop de belangen van de derde daarbij zijn betrokken, de vraag of deze betrokkenheid voor de contractant kenbaar was, de vraag of de derde erop mocht vertrouwen dat zijn belangen zouden worden ontzien, de vraag in hoeverre het voor de contractant bezwaarlijk was met de belangen van de derde rekening te houden, de aard en omvang van het nadeel dat voor de derde dreigt en de vraag of van hem kon worden gevergd dat hij zich daartegen had ingedekt, alsmede de redelijkheid van een eventueel aan de derde aangeboden schadeloosstelling.
2.11.
De rechtbank is van oordeel dat de wanprestatie van Irado tegenover de gemeente geen onrechtmatige daad oplevert tegenover Stedin. Stedin heeft onvoldoende duidelijk gemaakt dat de kabels wel gevonden zouden zijn als de proefsleuven tot op een diepte van 2 meter zouden zijn gegraven. Daarbij weegt mee dat de daadwerkelijke schade is ontstaan doordat de mal voor de ORAC op in elk geval een van de kabels heeft gedrukt. Die mal meet in de diepte meer dan 2 meter. De te plaatsen ORAC had voorts een behoorlijk grote oppervlakte. In dit oordeel weegt de rechtbank mee dat [persoon A] , voor wier werkzaamheden Irado als hoofdaannemer verantwoordelijk was, zich aan de CROW-500 heeft gehouden. Stedin erkent overigens zelf al dat er geen resultaatsverplichting bestaat voor het ontdekken van alle kabels die in het graafgebied lopen. Stedin stelt (in haar dagvaarding) slechts dat een zodanige resultaatsverplichting bestaat in het geval er een kabel in dit gebied valt waar te nemen op de Klic-tekening. Die situatie deed zich in deze zaak niet voor. Op de onderhavige Klic-tekening vielen, anders dan Stedin en haar deskundige steeds hebben betoogd, de beschadigde kabels niét waar te nemen.
2.12.
Stedin zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van gedaagden. Deze kosten worden begroot op € 10.944 en bestaan uit:
- € 937 griffierecht betaald door [persoon A] ,
- € 2.042 griffierecht betaald door Irado,
- € 7.965 aan salaris advocaat (overeenkomstig het Liquidatietarief: 4 ½ punten X tarief V ad € 1.770 per punt).
Uit de uitspraak van 10 juni 2022 van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2022:853), onder nummer 2.3, leidt de rechtbank af dat in dit vonnis geen aparte beslissing hoeft te worden genomen over nakosten.
De kosten van de deskundige (€ 4.477) zijn voldaan vanuit het bedrag van (eveneens) € 4.477 dat Stedin op voorhand ter griffie in depot had gestort. Deze kosten blijven voor rekening van Stedin.
Voor de kosten in het vrijwaringincident zal geen proceskostenvergoeding worden opgelegd. Irado had verzocht om [persoon A] in vrijwaring te mogen oproepen. Stedin had zich gerefereerd. De zaak in vrijwaring is echter niet aangebracht. In plaats daarvan hebben Irado en [persoon A] besloten om in de hoofdzaak voortaan gezamenlijk voort te procederen (eerst hadden zij nog ieder een eigen advocaat). Aldus is sprake van onnodig door Irado gemaakte kosten, die Stedin niet hoeft te vergoeden.
De proceskostenveroordeling zal, zoals zowel Irado als [persoon A] ieder hebben gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
in reconventie
2.13.
[persoon A] vordert drie verklaringen voor recht (genaamd a, b en c). De rechtbank had al eerder geoordeeld dat de vorderingen a en b zullen worden afgewezen. Over vordering c moet nog worden geoordeeld. Met zijn vordering c vordert [persoon A] een verklaring voor recht die luidt:

Het niet naleven van verzoeken of instructies die Stedin eenzijdig heeft opgesteld
en die zij samen met liggingsgegevens twee dagen voor de graafwerkzaamheden
aan [persoon A] heeft toegestuurd, c.q. waaraan zij via (een reeks van)
verwijzingen heeft gerefereerd, is behoudens bijzondere omstandigheden niet
onrechtmatig indien en voor zover die verzoeken of instructies afwijken van de
WIBON en de CROW-richtlijn.
2.14.
Deze vordering zal deels worden toegewezen. In het tussenvonnis is al geoordeeld dat Stedin in dit geval ten onrechte een Eis Voorzorgsmaatregel heeft opgelegd, omdat geen sprake was van een
net met een gevaarlijke inhouddan wel een
net met een grote waarde.Dat wil echter niet zeggen dat de handelwijze van Stedin stééds (in beginsel) onrechtmatig zal zijn. Het gaat hier om de vraag of voor recht kan worden verklaard dat in de toekomst te verrichten handelingen onrechtmatig zullen zijn. Daarbij moet worden getoetst of die handelingen op zodanige wijze zijn gedefinieerd en geformuleerd dat in alle daardoor bestreken gevallen sprake is van onrechtmatigheid (vgl. HR 21-12-2001, ECLI:NL:PHR:2001:ZC3693). Aan die toets voldoet de vordering niet. Het zal steeds afhangen van de omstandigheden van het geval of en in hoeverre de voorwaarden die Stedin stelt aan de wijze waarop de grondroerder het werk moet gaan verrichten, (on)rechtmatig zijn. De omstandigheden van het geval zullen in andere zaken kunnen afwijken van de onderhavige. De vordering is dus te ruim geformuleerd. Daarbij komt dat het niet steeds onrechtmatig is om af te wijken van de CROW-normen. De tekst “
verzoeken of instructies die Stedin eenzijdig heeft opgesteld” is voorts te ruim en onvoldoende duidelijk.
Toewijsbaar is daarom slechts de (in het gevorderde besloten liggende, minder verstrekkende) verklaring voor recht dat Stedin in het onderhavige geval geen Eis Voorzorgsmaatregel had mogen stellen, nu immers in het onderhavige geval geen sprake was een
net met gevaarlijke inhouddan wel een
net met een grote waarde.
2.15.
De toe te wijzen verklaring voor recht c is naar haar aard niet uitvoerbaar. Daarom zal worden afgewezen de vordering om de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
2.16.
Als over en weer deels in het ongelijk gesteld zullen de proceskosten tussen Stedin en [persoon A] worden gecompenseerd.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
wijst het gevorderde af,
3.2.
veroordeelt Stedin in de proceskosten van gedaagden, tot op heden begroot op € 10.944,
3.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
3.4.
verklaart voor recht dat in dit geval het opleggen van een Eis Voorzorgsmaatregel door Stedin onrechtmatig was,
3.5.
bepaalt dat ieder van partijen de eigen proceskosten draagt,
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en door de rolrechter ondertekend en in het openbaar uitgesproken op 28 december 2022.
[2517/106]