ECLI:NL:RBROT:2022:10940
Rechtbank Rotterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot voorlopig getuigenverhoor wegens onvoldoende onderbouwing van feiten en rechten
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 1 december 2022 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van [verzoeker01] tegen ABN AMRO Bank N.V. Het verzoek van [verzoeker01] betreft de gelasting van een voorlopig getuigenverhoor. De verzoeker stelt dat hij ten onrechte in voorlopige hechtenis heeft gezeten in 2002, naar aanleiding van beschuldigingen van ABN AMRO over valse bankgaranties. Hij wil getuigen horen om bewijs te verzamelen voor een herzieningsverzoek van zijn strafrechtelijke veroordeling. Tijdens de mondelinge behandeling op 27 oktober 2022 heeft de kantonrechter echter geoordeeld dat het verzoek niet voldoet aan de vereisten zoals gesteld in artikel 187 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De verzoeker heeft niet voldoende duidelijk gemaakt welke feiten en rechten hij wil bewijzen en waarom de getuigen relevant zijn voor zijn stellingen. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat het verzoek niet voldoende onderbouwd is en heeft het afgewezen. Tevens is [verzoeker01] veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 498,00 aan salaris voor de gemachtigde van ABN AMRO.