ECLI:NL:RBROT:2021:8910
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke boete opgelegd aan schapenhouder wegens overtreding administratieplicht diergeneesmiddelen
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 september 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen een schapenhouder en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De eiser, een schapenhouder, kreeg op 10 januari 2020 een boete van € 2.500,- opgelegd wegens het niet voeren van een volledige administratie van de toediening van diergeneesmiddelen aan zijn schapen, in strijd met de Wet dieren en de Regeling houders van dieren. De minister verklaarde het bezwaar van de eiser ongegrond en handhaafde de boete in een bestreden besluit van 26 juni 2020.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de toezichthouder van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) op 4 november 2019 een controle heeft uitgevoerd op het bedrijf van eiser, waarbij geconstateerd werd dat eiser geen administratie bijhield van de identificatiecodes van de schapen die behandeld waren met diergeneesmiddelen. Eiser verklaarde dat hij geen notities maakte, maar de behandelde schapen apart hield en markeerde. De rechtbank oordeelde dat de bewijslast bij de minister lag en dat de minister voldoende bewijs had geleverd voor de overtreding. De rechtbank verwierp de stelling van eiser dat de procedure niet met de vereiste waarborgen was omkleed en dat de cautie niet op het juiste moment was gegeven.
De rechtbank concludeerde dat de minister bevoegd was om de boete op te leggen, omdat eiser niet voldeed aan de administratieplicht zoals voorgeschreven in de wetgeving. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.