In het rapport van bevindingen van 9 november 2018 (boetezaak 201901030, beroep ROT 20/454) schrijft de toezichthouder over zijn bevindingen op 7 november 2018 onder meer het volgende:
“
Datum en tijdstip van de bevinding: 7 november 2018 omstreeks 05:15 uur.
In het bedrijf aangesproken en gelegitimeerd aan: [naam] , functie: bedrijfsleider slachthuis.
Tijdens mijn reguliere toezicht bevond ik mij in de vuile slachthal, om te kijken naar de problemen van de Samson (C02 bedwelmingsmachine). Een deurtje van de Samson wilde niet sluiten. Ik zag dat het ongeveer 5:10 uur was. Ik zag dat de schuifdeur van de Samson gerepareerd werd en dat de Samson weer functioneel was. Het bedwelmen en het steken van de varkens werden hervat.
Van de Samsonmachine liep ik naar de steker. Hij stond op dat moment alleen op de steekplek. Ik zag dat hij de varkens stak en ik zag dat hij zijn mes tussen het steken van 2 varkens, niet in de sterilisator stak. Ik zei en gebaarde naar de medewerker dat hij zijn mes in de sterilisator moest steken, om het mes te steriliseren. Hij wees naar de sterilisator en zei: geen water. Ik zei en gebaarde hem dat de sterilisator gevuld diende te worden. Hij trok zijn schouders op, ten teken van onmacht.
Ik drukte op de stopknop achter de steker, zodat de band van de steker stil kwam te liggen en zei tegen de steker dat er geen varkens meer gestoken mocht worden totdat de sterilisator het weer zou doen. Ik zei ook tegen de mannen die de Samson bedwelmingsmachine bedienden dat ze moesten stoppen met het bedwelmen. Ik haalde een technische man erbij, die in de vuile slachthal stond om de sterilisator te repareren. Vervolgens liep ik naar de Samson om de chef te zoeken. Die was er niet.
Vervolgens ben ik de schone slachthal ingegaan en heb gemeld aan chef [naam] dat de sterilisator bij de steker geen water had. Ook heb ik gemeld dat ik de slachtwerkzaamheden in de vuile slachthal had stilgelegd.
Ik ben weer naar de vuile slachthal gegaan en heb gekeken bij het repareren van de sterilisator. Toen de sterilisator gerepareerd was en de sterilisator weer water bevatte van ten minste 82 °C zei ik dat de medewerkers weer mochten starten met het bedwelmen en het steken van de varkens. Dit was omstreeks 5:30.
Tussen het steken van de eerste varkens (wat omstreeks 4:30 uur aanvangt) en het moment dat ik bij de steker kwam (5:15) was het mes niet gesteriliseerd. Er was op de positie van de steker geen voorziening beschikbaar om gereedschap te ontsmetten.
Ik zag dat het slachthuis waar als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren werden geslacht, niet beschikte over de nodige voorzieningen om gereedschap te ontsmetten met heet water van ten minste 82 °C of over een alternatief systeem met een gelijkwaardig effect.”
3. Eiseres voert aan dat zij zelf ook de temperatuur van het water in de sterilisatoren heeft gemeten maar geen afwijkingen constateerde. Ook uit de controlelijsten van eiseres blijkt dat die dag geen storingen van de temperatuur van het sterilisatorwater zijn geconstateerd. Gelet daarop had het in de rede gelegen dat de toezichthouder verdergaand onderzoek zou doen, zoals het temperaturen op meerdere plekken gedurende verschillende tijdstippen die tenminste drie tot vijf minuten uit elkaar liggen. Bovendien heeft de toezichthouder mogelijk niet goed gemeten. Het water wordt namelijk aan het begin verwarmd, gaat dan via leidingen naar de sterilisatoren en komt er pas uit als er een mes onder/in wordt gehouden/gestoken. Dat kan in het begin kouder water zijn dat nog in de leiding zat en mogelijk is dat water door de toezichthouder gemeten. Daarnaast voert eiseres aan dat zij beschikt over een alternatief systeem voor ontsmetting met een gelijkwaardig effect. Het doel van het voorschrift is om kruisbesmetting te voorkomen en dit is gewaarborgd doordat na het steken de varkens twee keer een schroeioven ingaan en verderop in het slachtproces het vlees rondom de steekgaten met een ruime excisie wordt verwijderd. Bovendien wordt het voorkomen van besmetting door het gebruik van een steriel mes weer teniet gedaan doordat de varkens daarna met meerdere tegelijk in broeiwater van 64 °C gaan en dus kruiscontaminatie kan plaatsvinden. Overigens gaat het hier steeds om een zeer klein verschil ten opzichte van de vereiste 82 °C. Ter voorkoming van condensvorming wordt gekozen voor een zo laag mogelijke temperatuur en zeer geringe en korte schommelingen kunnen niet altijd worden voorkomen. Volgens eiseres zijn de boetes niet proportioneel omdat het zeer futiele en zeer kortstondige temperatuurafwijkingen zijn en de gevolgen gering zijn geweest nu het beoogde belang (het voorkomen van kruisbesmetting) niet in gevaar is gekomen.