ECLI:NL:RBROT:2021:7260
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen aanslag Onroerende Zaak Belasting voor woning in aanbouw
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 16 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam over de aanslag Onroerende Zaak Belasting (OZB) die aan eiseres was opgelegd. De aanslag, gedateerd op 29 maart 2019, was gebaseerd op het tarief 'niet-woning', waarbij de waarde van de onroerende zaak was vastgesteld op € 237.000,-. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 15 april 2020, waarin de waarde werd gehandhaafd en het tarief 'niet-woning' werd bevestigd. Tijdens de zitting op 9 juni 2021 zijn eiseres en haar gemachtigde niet verschenen, terwijl de verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft zich gebogen over de vraag of de aanslag OZB terecht was vastgesteld op basis van het tarief 'niet-woning'. Eiseres stelde dat de onroerende zaak op 1 januari 2017 een woning in aanbouw was, en verwees naar eerdere jurisprudentie ter ondersteuning van haar standpunt. Verweerder betwistte dit en stelde dat er op de peildatum alleen een bouwkeet aanwezig was en dat er nog geen heipalen waren geslagen. De rechtbank concludeerde dat de onroerende zaak niet kwalificeerde als woning in aanbouw, omdat er geen feitelijke bouwkundige werkzaamheden waren verricht die tot de stichting van de woning leidden.
Daarnaast deed eiseres een beroep op het gelijkheidsbeginsel, verwijzend naar een nabijgelegen perceel waar de OZB was vastgesteld op basis van het tarief 'woning'. De rechtbank oordeelde echter dat er geen sprake was van een meerderheid van vergelijkbare gevallen, waardoor het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagde. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 16 juli 2021.