ECLI:NL:RBROT:2021:6966
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Ontslag van ambtenaar wegens verstoorde arbeidsrelatie en de beoordeling van de rechtsgeldigheid van het ontslagbesluit
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een ambtenaar, eiser, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, verweerder. Eiser was in dienst als Technisch Beheerder en kreeg eervol ontslag vanwege een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsrelatie. De rechtbank oordeelde dat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat er ten tijde van het ontslag sprake was van een verstoorde arbeidsverhouding, en dat de rapporten van onderzoeksbureaus aan het ontslagbesluit ten grondslag mochten worden gelegd. Eiser had geen grond voor het oordeel dat hij in zijn rechten van verdediging was belemmerd. De rechtbank concludeerde dat herplaatsing binnen of buiten de organisatie niet mogelijk was en dat van verdere inspanningen geen resultaat te verwachten was. De vertrouwensbreuk die was ontstaan, was in belangrijke mate aan eiser toe te schrijven. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft in haar overwegingen de relevante wetgeving, waaronder artikel 96 van het Ambtenarenreglement Rotterdam, en eerdere rechtspraak betrokken. Eiser had betoogd dat er geen onherstelbare verstoring van de arbeidsrelatie was en dat terugkeer een reële optie was, maar de rechtbank oordeelde dat de omstandigheden dit niet ondersteunden. De rechtbank heeft ook de rol van de betrokken partijen en de kwaliteit van de rapporten van de onderzoeksbureaus beoordeeld. Uiteindelijk werd vastgesteld dat verweerder op goede gronden en zonder in strijd te komen met de wet het ontslag had verleend.