ECLI:NL:RBROT:2021:6853

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 juli 2021
Publicatiedatum
19 juli 2021
Zaaknummer
10/750443-20 / 10/750330-20 / 10/750408-20 / 10/750466-20 / 10/750407-20 / 10/754500-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op onderzoekswensen in het onderzoek Paschi met betrekking tot de EncroChat hack

Op 15 juli 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een beslissing genomen in het kader van het onderzoek naar de verdachten in de zaak Paschi. De rechtbank heeft de onderzoekswensen van de verdediging beoordeeld, die voornamelijk gericht waren op het voegen van Franse en Nederlandse stukken uit het onderzoek 26Lemont, de toepasselijkheid van het EU-recht op de EncroChat hack en het horen van getuigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de onderzoekswensen van de verdediging in het kader van de EncroChat-zaak niet kunnen worden toegewezen, omdat de juridische beoordeling van de zaak Paschi verweven is met die van de medeverdachten. De rechtbank heeft ook de verzoeken tot afsplitsing van de zaak van verdachte [naam verdachte 3] afgewezen, omdat dit proces-technisch onwenselijk zou zijn.

De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de gegevens die zijn verkregen uit de EncroChat-hack voorlopig rechtmatig zijn verkregen en dat er geen aanleiding is om prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de EU. De rechtbank heeft de verzoeken van de verdediging om stukken uit het onderzoek 26Lemont en andere gegevens te voegen aan het dossier afgewezen, met uitzondering van de verzoeken om downloadlinks naar de EncroChat-communicatie van de eigen cliënten van de verdediging. De rechtbank heeft ook de voorlopige hechtenis van verschillende verdachten besproken en besloten dat deze moet worden voortgezet tot de inhoudelijke behandeling van de zaak.

De rechtbank heeft de officier van justitie opgedragen om alle raadslieden een downloadlink te verstrekken naar de EncroChat-communicatie van hun eigen cliënt. De rechtbank heeft de verzoeken tot het horen van getuigen toegewezen, maar de verzoeken om de personen achter bepaalde Sky-ID's te horen afgewezen. De beslissing is genomen in het belang van een zorgvuldige en eerlijke rechtsgang.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers:
10/750443-20 ( [naam verdachte 1] ),
10/750330-20 ( [naam verdachte 2] )
10/750408-20 ( [naam verdachte 3] )
10/750466-20 ( [naam verdachte 4] )
10/750407-20 ( [naam verdachte 5] ) en
10/754500-21 ( [naam verdachte 6] )
Onderzoek Paschi
Datum beslissing: 15 juli 2021
Beslissingvan de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaken tegen de verdachten:
[naam verdachte 1] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte 1] op [geboortedatum verdachte 1] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte 1] , [postcode verdachte 1] [woonplaats verdachte 1] ,
uit andere hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Nieuwegein,
raadsman mr. M. Broere, advocaat te Roosendaal;
[naam verdachte 2] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte 2] op [geboortedatum verdachte 2] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte 2] ,
[postcode verdachte 2] [woonplaats verdachte 2] ,
raadsman mr. J.N. Hoek, advocaat te Rotterdam;
[naam verdachte 3] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte 3] op [geboortedatum verdachte 3] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte 3] ,
[postcode verdachte 3] [woonplaats verdachte 3] ,
raadsman mr. J.P.A. van Schaik, voor wie ter zitting heeft waargenomen zijn kantoorgenoot raadsvrouw mr. A. van der Poel, beiden advocaat te Veenendaal;
[naam verdachte 4] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte 4] op [geboortedatum verdachte 4] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte 4] [postcode verdachte 4] [woonplaats verdachte 4] ,
uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht,
raadsman mr. L. de Leon, advocaat te Utrecht;
[naam verdachte 5] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte 5] ( [geboorteland verdachte 5] ) op [geboortedatum verdachte 5] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte 5] ,
[postcode verdachte 5] [woonplaats verdachte 5] ,
raadsvrouw mr. Ö. Saki, advocaat te Rotterdam;
[naam verdachte 6] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte 6] ( [geboorteland verdachte 6] ) op [geboortedatum verdachte 6] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte 6] ,
[postcode verdachte 6] [woonplaats verdachte 6] ,
raadsman mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam.

1..Algemeen

Deze beslissing is gegeven naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 juli 2021. Voorafgaand aan deze regiezitting heeft de verdediging onderzoekswensen ingediend.
Deze onderzoekswensen zien voornamelijk op het voegen van Franse en/of Nederlandse stukken uit het onderzoek 26Lemont, de toepasselijkheid van het recht van de Europese Unie op de zgn. Encrochat hack en het horen van getuigen.
De officier van justitie mr. M. Luijpen heeft bij brief van 27 juni 2021 hierop gereageerd en haar standpunten uiteengezet.
Op de terechtzitting hebben partijen hun onderzoekswensen en standpunten nader toegelicht.
De raadsvrouw van de verdachte [naam verdachte 3] heeft afsplitsing van de zaak van haar cliënt bepleit en verzocht om een inhoudelijke behandeling daarvan op korte termijn. Mocht de rechtbank dit verzoek niet toewijzen, dan sluit zij zich aan bij de verzoeken die worden toegewezen in de zaken van de medeverdachten.
Ook de overige raadslieden hebben verzocht te mogen aansluiten bij de onderzoekswensen die in de zaken van de medeverdachten worden toegewezen, voor zover zij die zelf niet gedaan hebben.
Verder zijn tijdens de zitting verzoeken gedaan met betrekking tot de (schorsing van de) voorlopige hechtenis van de verdachten [naam verdachte 2] , [naam verdachte 3] , [naam verdachte 4] en [naam verdachte 5] .
De rechtbank zal hieronder beslissen op de onderzoekswensen.
De rechtbank merkt op voorhand op dat alle overwegingen en daaraan gekoppelde beslissingen die hierna volgen naar hun aard en inhoud - gelet op de fase waarin de behandeling van de strafzaken zich bevindt - een voorlopig karakter hebben.

2..Beslissing op verzoek afsplitsing zaak [naam verdachte 3]

De rechtbank wijst het verzoek tot afsplitsing van de zaak van [naam verdachte 3] van de zaken tegen de medeverdachten af. De verdachte maakt samen met de medeverdachten onderdeel uit van het onderzoek ‘Paschi’. Het onderzoek inzake de verdachte – en de juridische beoordeling daarvan – is zodanig verweven met de onderzoeken inzake haar medeverdachten dat afsplitsing van haar zaak om proces-technische redenen onwenselijk is.

3..Beslissingen ten aanzien van de onderzoekswensen EncroChat.

De verdediging heeft onder meer gevaagd om stukken toe te voegen uit het EncroChat-onderzoek ‘26Lemont’ en om getuigen te doen horen in verband met dit onderzoek.
Op 4 mei 2021 is omtrent soortgelijke onderzoekswensen beslist door de rechtbank Oost-Brabant in de onderzoeken ‘26ParkCity’ en ‘26Woodland’ [1] , op 24 juni 2021 in het onderzoek ‘26Wilson’ [2] door de rechtbank Rotterdam en op 25 juni 2021 door eveneens de rechtbank Rotterdam in het onderzoek Flamenco [3] .
In die uitspraken hebben de rechtbanken een inleiding opgenomen waarin uiteengezet wordt wat voor bedrijf Encro is en hoe EncroChat werkt. Bij wijze van inleiding op haar beslissingen in het onderhavige onderzoek ‘Paschi’ geeft de rechtbank een samenvatting van de desbetreffende overwegingen.
Encro was een communicatieaanbieder, die telefoons ter beschikking stelde waarmee door middel van de EncroChat-applicatie versleutelde chats, bestaande uit tekstberichten en afbeeldingen, konden worden verzonden en ontvangen en waarmee onderling gebeld kon worden. Met de EncroChat-applicatie konden de EncroChat-gebruikers alleen onderling – met eigen contacten – en 1-op-1 communiceren. Ook was het mogelijk om notities te bewaren op de telefoontoestellen. Gebruikers kochten een telefoontoestel waarop de Encro-applicaties vooraf geïnstalleerd waren in combinatie met een abonnement om de service te kunnen gebruiken. De gebruiker had niet de mogelijkheid om zelf applicaties te installeren op het toestel. Een Encrotelefoon werd geleverd met een simkaart met wereldwijde dekking. Een Encrotelefoon kon door de gebruiker volledig worden gewist door middel van een zgn. paniekknop (‘panic wipe’). Daarnaast verliep ieder bericht na een vooraf ingestelde tijd, die kon worden aangepast door de gebruiker.
Gang van zaken
In de hiervoor bedoelde uitspraken van de rechtbanken Oost-Brabant en Rotterdam wordt de weerslag van het onderzoek naar EncroChat beschreven; kortheidshalve verwijst de rechtbank naar die beschrijving. Op basis van de stukken waarover de rechtbank beschikt wordt voorshands van het volgende uitgegaan:
  • In het kader van het onderzoek naar het bedrijf EncroChat is vanaf een zeker moment samengewerkt tussen Franse en Nederlandse opsporingsdiensten. Ten behoeve van die (verdere) samenwerking is in april 2020 een overeenkomst gesloten tot oprichting van een Joint Investigation Team (‘JIT-overeenkomst’)..
  • Omdat reeds tevoren bekend was dat binnen de georganiseerde criminaliteit in Nederland op grote schaal gebruik werd gemaakt van crypto-telefoons en daarbij behorende e-mailadressen, waaronder die van EncroChat, is als extra waarborg aan de Nederlandse rechter-commissaris een machtiging gevraagd om informatie betreffende de Nederlandse gebruikers van cryptotelefoons of emailadressen van EncroChat te mogen analyseren en gebruiken in individuele strafzaken tegen klanten van EncroChat. De wettelijke basis daarvoor is artikel 126uba, lid 1 sub a, b, c en d van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). De rechter-commissaris heeft, na toetsing aan dat artikel en aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit, die (algemene) machtiging verleend met daarin bepaalde nadere kaders met waarborgen ten aanzien van de personen van wie en waarover data ontvangen zouden worden. Met inachtneming van die kaders zijn de verzamelde gegevens door de Nederlandse opsporingsambtenaren geanalyseerd. Indien daaruit informatie naar voren kwam die is gedeeld met een ander strafrechtelijk onderzoek is daarvoor eerst toestemming gevraagd aan de rechter-commissaris.
Er wordt vooralsnog van uitgegaan dat deze gang van zaken ook is toegepast met betrekking tot de informatie uit cryptotelefoons waarvan vermoed wordt dat deze in gebruik waren bij de verdachten in deze zaak.
3.1.
Unierecht – prejudiciële vragen
Door de raadslieden in onderhavige onderzoek is, net als eerder door de raadslieden in de zaken Flamenco, 26ParkCity en 26Woodland, gesteld dat met betrekking tot het bewaren en gebruiken van gegevens die veilig gesteld zijn van de servers van EncroChat in strijd is gehandeld met het EU-recht. Hierbij wordt verwezen naar de EU-richtlijnen 2002/58 en 2016/680 en de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 6 oktober 2020. In de hiervoor aangehaalde uitspraken van de rechtbank Oost-Brabant en Rotterdam is door deze rechtbanken hierover reeds een oordeel gevormd. De rechtbank ziet in deze zaak geen aanleiding om op dit punt anders te oordelen en verwijst voor de onderbouwing van haar oordeel naar de genoemde uitspraken. Naar het voorlopige oordeel van de rechtbank is niet gehandeld in strijd met EU-recht; verzoeken om prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie worden afgewezen.
3.2.
Rechtmatigheid hack EncroChat
Door de raadslieden is gesteld dat niet kan worden vastgesteld dat de hack van EncroChat op rechtmatige wijze heeft plaatsgevonden, waartoe zij hebben aangevoerd dat het onderzoek 26Lemont het voorbereidende onderzoek is geweest van het onderzoek Paschi, waarin de hierboven genoemde personen verdachten zijn. Om die reden dienen eventuele vormverzuimen in het onderzoek 26Lemont door te werken in het onderzoek Paschi. In dit verband hebben de raadslieden er op gewezen dat volgens recente rechtspraak van de Hoge Raad ook vormverzuimen die buiten het voorbereidende onderzoek jegens de verdachten zijn begaan aanleiding geven om de sancties uit artikel 359a Sv toe te passen.
Aangevoerd is dat Nederland in deze zaak geen beroep kan doen op het vertrouwen dat de Franse autoriteiten naar Frans recht rechtmatig hebben gehandeld. Ten eerste omdat bij het onderscheppen van de EncroChat-berichten sprake is geweest van een schending van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM) en daarmee van artikel 6 EVRM. Ten tweede omdat uit de overgelegde Engelse stukken blijkt dat Nederland een veel grotere rol heeft gehad bij het ontwikkelen van de interceptietool waarmee de EncroChat-berichten zijn onderschept.
Ook over de hierboven genoemde standpunten, hebben voornoemde rechtbanken een oordeel gegeven. Uit het onderzoek ‘Paschi’ is naar het oordeel van de rechtbank vooralsnog niet gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan zij anders zou moeten oordelen, zodat de rechtbank ook op deze punten zal verwijzen naar de eerder genoemde uitspraken van de rechtbank Oost-Brabant en de rechtbank Rotterdam.
Bij deze stand van zaken is de rechtbank het – per definitie voorlopige – oordeel toegedaan dat het onderzoek ‘26Lemont’ niet het voorbereidende onderzoek lijkt te zijn van het onderzoek ‘Paschi’, zodat eventuele vormverzuimen uit het onderzoek ‘26Lemont’ geen doorwerking hebben in het onderzoek ‘Paschi’. Dat aan vormverzuimen die buiten het voorbereidende onderzoek hebben plaatsgevonden rechtsgevolgen kunnen worden verbonden, neemt niet weg dat ook dan moet blijken van onrechtmatig handelen jegens deze verdachten. Er is vooralsnog geen begin van aannemelijkheid dat sprake is van een vormverzuim jegens de verdachte(n) dat in de huidige procedure een schending van artikelen 6 of 8 EVRM oplevert.
De rechtbank is voorts van oordeel dat (vooralsnog) niet is gebleken dat de EncroChat-data onrechtmatig zijn verkregen. Niet is gebleken dat Nederland een rol heeft gespeeld bij het ontwikkelen van de interceptietool.
Ter aanvulling overweegt de rechtbank het volgende met betrekking tot de Nederlandse betrokkenheid. Wat daarvan zij, feit is dat de server van EncroChat in Roubaix, Frankrijk, stond, dat niet gesteld of gebleken is dat de hack op andere wijze geplaatst had kunnen worden dan in/via die server en dat dus de Franse rechter op basis van zijn strafvorderlijke bevoegdheden bij uitsluiting bevoegd was om toestemming te verlenen tot het hacken van die server. Nu dit is gebeurd, lijken de door die hack onderschepte berichten rechtmatig te zijn verkregen. Dat er overleg is geweest tussen Nederland en Frankrijk, mogelijk ook voorafgaand aan de totstandkoming van de JIT-overeenkomst maakt dit niet anders. Dat roept de vraag op of de extra waarborg van tussenkomst van de Nederlandse rechter-commissaris strikt genomen noodzakelijk was. Voorshands wordt die vraag ontkennend beantwoord, reden waarom alle onderzoekswensen die hierop zien moeten worden afgewezen. Daaronder vallen ook de verzoeken tot voeging aan het dossier van de door de rechter-commissaris verzonden e-mails over de machtiging op grond van art. 126uba Sv en over de lijst met onderzoeken die aan de rechter-commissaris is voorgelegd.
Op de zitting heeft de officier van justitie gezegd de beslissing van de rechtbank Rotterdam in de zaak Flamenco te willen volgen. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de officier van justitie de (geredigeerde) 126uba Sv-machtiging van 27 maart 2020 van de rechter-commissaris in het onderzoek ‘26Lemont’ aan de verdediging zal verstrekken en aan het dossier van onderzoek ‘Paschi’ zal toevoegen. De rechtbank zal op dit punt derhalve geen beslissing behoeven te nemen.
Door mrs. De Leon, Raza en Saki is aangevoerd dat het onderzoek in Frankrijk de soevereiniteit van Nederland raakt, zodat een beroep op het vertrouwensbeginsel niet zonder meer op gaat. Er heeft immers onderzoek plaatsgevonden in Frankrijk naar Nederlandse gebruikers van EncroChat op Nederlands grondgebied.
Ten aanzien hiervan overweegt de rechtbank het volgende. De interceptietool om de Encrotelefoons te hacken is door Frankrijk ontwikkeld en in Frankrijk in de server van EncroChat geplaatst. De Franse autoriteiten hebben steeds aangegeven dat zij dit mochten doen onder de voor hen geldende wetgeving. De rechtbank heeft op dit moment geen enkele reden om daaraan te twijfelen. Dat maakt dat een beroep op het soevereiniteitsbeginsel voorshands moet worden verworpen.
3.3.
Conclusie
Gelet op het voorgaande,
wijst de rechtbank de verzoeken ter verstrekking dan wel het laten opmaken van de volgende stukken af:
In de zaak [naam verdachte 1] :
  • Toevoeging van het volledige dossier ‘26Lemont’, inclusief de correspondentie tussen advocaten en openbaar ministerie;
  • Het eerste verzoek van Frankrijk aan Nederland binnen Eurojust in april 2019;
  • Alle nadien (al dan niet via Eurojust) gedane rechtshulpverzoeken c.q. daarop gegeven antwoorden van beide landen over en weer;
  • Alle rechtshulpverzoeken waarmee vanuit Nederland informatie (over onder meer de vastgelegde servergegevens) aan Frankrijk is gevraagd, voor zover niet al vallend onder het vorige verzoek;
  • De verslagen van de overleggen die erop politioneel en/of justitieel niveau zijn geweest sinds februari 2019 toen het specifieke onderzoeksteam (dedicated team) begon;
  • De JIT-overeenkomst tussen Nederland en Frankrijk d.d. 10 april 2020;
  • BOB-bevelen en onderliggende processen-verbaal met betrekking tot het heimelijk aankopen van EncroChat-toestellen;
  • Het proces-verbaal van verdenking jegens EncroChat en daaraan gelieerde personen, dat is gebruikt ter onderbouwing van de oorspronkelijke aanvraag d.d. 13 maart 2020 aan de rechter-commissaris te Rotterdam om een machtiging ex artikel 126uba Sv af te geven;
  • Het proces-verbaal van aanvraag van de machtiging ex artikel 126uba Sv, de aanvraag van die machtiging door de officier van justitie, de gegeven machtiging door de rechter-commissaris en tot slot het bevel ex artikel 126t Sv van de officier van justitie;
  • Dezelfde stukken ten aanzien van de tussentijds verlengde inzet van deze bijzondere opsporingsbevoegdheid;
  • Het proces-vervaal van aanvraag van het ex artikel 126o Sv en dat bevel van de officier van justitie;
  • Dezelfde stukken ten aanzien van de tussentijds verlengde inzet van deze bijzondere opsporingsbevoegdheid;
  • Een logbestand dat voldoet aan alle vereisten zoals die volgen uit het Besluit onderzoek in een geautomatiseerd werk;
  • De vereiste goedkeuringen, testrapporten of daarmee conform het Besluit onderzoek in een geautomatiseerd werk gelijk te stellen Franse documenten;
  • Het proces-verbaal van de politie dat ten grondslag ligt aan de oorspronkelijke aanvraag tot een machtiging ex artikel 126uba Sv;
  • De daarop gebaseerde aanvraag machtiging ex artikel 126uba Sv van de officier van justitie, alsmede de in het kader van de verlenging van de machtiging ingediende aanvragen;
  • Het proces-verbaal uit het onderzoek ‘26Lemont’ dat is opgemaakt in het kader van de aanvraag van een machtiging tot gebruik van de EncroChat-data die in de zaken ‘Pekin’ en ‘Paschi’ is toegevoegd dan wel schriftelijke bevestiging van de officier van justitie en/of rechter-commissaris dat deze zaak onderdeel is geweest van een toetsing door de rechter-commissaris.
  • De daarop verrichte aanvraag machtiging tot gebruik van gevonden data van de officier van justitie aan de rechter-commissaris;
  • De naar aanleiding van die aanvraag mogelijke door de rechter-commissaris verleende machtiging ter zake van de in dit dossier gevoegde informatie;
  • Een afschrift van de (diplomatieke) klachten door Nederland bij het Verenigd Koninkrijk naar aanleiding van de ‘disclosure’ van relevantie informatie omtrent de EncroChat hack;
  • Alle officiële overheidsstukken tussen het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk uit de ‘disclosure’-procedures;
  • Een proces-verbaal van bevindingen over de heimelijke aankoop en gebruik van EncroChat-toestellen;
  • Een proces-verbaal van bevindingen waarin wordt beschreven welke informatie het Team High Tech Crime (THTC) sinds 2017 heeft gedeeld over EncroChat;
  • Een proces-verbaal waaruit blijkt wie, waarom en op welke wijze en met welke zoektermen er is gezocht naar betreffende informatie en op grond waarvan men heeft gemeend bepaalde personen of stukken informatie aan elkaar te mogen koppelen.
  • Een proces-verbaal waaruit blijkt welke leden van het Nederlandse opsporingsapparaat zijn betrokken bij het opzetten van, aansturen van of deelname aan de activiteiten bij de EncroChat hack.
In de zaak [naam verdachte 2] :
  • De JIT-overeenkomsten tussen Frankrijk en Nederland met betrekking tot het onderzoek naar het bedrijf EncroChat;
  • Alle rechterlijke machtigingen van zowel Nederland als Frankrijk die hebben geleid tot verkrijging door de Franse en Nederlandse justitiële autoriteiten van gegevens bij of van EncroChat, dan wel het delen van dergelijke gegevens door Frankrijk met de Nederlandse justitiële autoriteiten evenals alle Nederlandse en Franse vorderingen die tot die machtigingen hebben geleid;
  • De rechterlijke machtigingen die specifiek zien op het verlenen van toestemming tot gebruik van informatie uit onderzoek ‘26Lemont’ in onderzoek ‘Paschi’.
In de zaak [naam verdachte 4] :
  • De vordering machtiging rechter-commissaris inzake 26Lemont en de onderliggende processen-verbaal, alsmede ten aanzien van de verlengingen van die machtigingen;
  • De Franse machtigingen inclusief vordering met onderliggende processen-verbaal;
  • De JIT-overeenkomst;
  • De hack server-data met machtigingen, vorderingen en onderliggende processen-verbaal;
  • Een overzicht van de toegevoegde server-data;
  • Een proces-verbaal waaruit blijkt op welke wijze er live werd meegekeken en op welke wijze de informatie vervolgens werd opgeslagen;
  • Een proces-verbaal met de technische specificaties van de hack;
  • De lijst met Nederlandse strafrechtelijke onderzoeken;
  • Een proces-verbaal waarin wordt weergegeven welke woordenlijst/zoeksleutels er zijn gebruikt;
  • Een brief waaruit blijkt op welke wijze er compensatie is geboden voor de voorwaarden die de rechter-commissaris heeft gesteld bij de beoordeling van de vordering ex art. 126uab Sv en waaraan niet kon worden voldaan;
  • Notulen van JIT-overleggen en Europol-overleggen.
In de zaak [naam verdachte 5]
  • Alle stukken uit het onderzoek ‘26Lemont’ die betrekking hebben op de verwerking van de EncroChat berichten door de Nederlandse autoriteiten;
  • Alle bevelen van in het buitenland betrokken rechters/officieren van justitie en de aanvragen en afwijzingen met betrekking tot EncroChat, in elk geval de beschikkingen/beslissingen van de Franse rechters.
  • Alle vorderingen, afwijzingen en bevelen ex. artikel 126uba Sv, of anderszins, die in het kader van de EncroChat-zaak voorhanden zijn bij het openbaar ministerie;
  • Een proces-verbaal met antwoord op de volgende vragen:
( i) Welke methode is toegepast om de versleutelde data toegankelijk te maken?
(ii) In welke mate zijn de resultaten van die ontsleuteling betrouwbaar en waarom?
(iii) Welke bekwaamheid heeft de deskundige bij de toepassing van de methode?
(iv) Als er met apparatuur is gewerkt om de data te ontsleutelen, is die apparatuur geijkt/gecertificeerd?
( v) Op welke wijze is er een selectie gemaakt voor deze verdachten in dit onderzoek?
(vi) Wat voor software/artificial intelligence is ingezet?
(vii) Op welke wijze is er in dat kader gekomen tot de beslissing om bepaalde personen te groeperen en/of als onderwerp van onderzoek aan te merken?
(viii) Zijn de verdachten in het onderzoek Paschi als subject in een van de eerder genoemde zaken genoemd (de lijst die aan de rechter-commissaris is voorgelegd) en zijn die zaken afgewezen of ingewilligd door de rechter-commissaris?
(ix) Wat voor (rest)informatie is er in dat kader gebruikt in het onderzoek Paschi?
In de zaak [naam verdachte 6]
  • Het eerste verzoek van Frankrijk aan Nederland binnen Eurojust in april 2019;
  • Alle nadien (al dan niet via Eurojust) gedane rechtshulpverzoeken c.q. daarop
gegeven antwoorden van beide landen over en weer;
- Alle rechtshulpverzoeken waarmee vanuit Nederland informatie (over onder
meer de vastgelegde servergegevens) aan Frankrijk is gevraagd, voor zover niet al vallend onder het vorige verzoek;
  • De verslagen van de overleggen die er op politioneel en/of justitieel niveau zijn geweest sinds februari 2019 toen het ‘dedicated team’ begon;
  • De JIT-overeenkomst tussen Nederland en Frankrijk d.d. 10 april 2020;
  • BOB-bevel(en) en onderliggende processen-verbaal met betrekking tot het heimelijk aankopen van EncroChat-toestellen;
  • Het proces-verbaal van verdenking jegens EncroChat en daaraan gelieerde personen, dat is gebruikt ter onderbouwing van de oorspronkelijke aanvraag d.d. 13 maart 2020 aan de Rotterdamse RC om een machtiging ex artikel 126uba Sv af te geven;
  • Het proces-verbaal van aanvraag machtiging, de aanvraag machtiging van de officier van justitie en tot slot het bevel ex 126t Sv van de officier van justitie;
  • Dezelfde stukken ten aanzien van de tussentijds verlengde inzet van deze bijzondere opsporingsbevoegdheid;
  • Het proces-verbaal van aanvraag van een bevel ex artikel 126o Sv bevel en en dat bevel van de officier van justitie;
  • Dezelfde stukken ten aanzien van de tussentijds verlengde inzet van deze bijzondere opsporingsbevoegdheid;
  • Een logbestand dat voldoet aan alle vereisten zoals die volgen uit het Besluit onderzoek in een geautomatiseerd werk;
  • De vereiste goedkeuringen, testrapporten of daarmee conform het Besluit onderzoek in een geautomatiseerd werk gelijk te stellen Franse documenten;
  • Het aanvraagproces-verbaal van de politie ter zake het oorspronkelijke bevel ex artikel 126uba Sv;
  • De daarop gebaseerde aanvraag machtiging ex artikel 126uba Sv van de officier van justitie, alsmede de in het kader van de verlengingen ingediende aanvragen machtiging;
  • Het oorspronkelijke bevel ex artikel 126uba Sv en alle nadien afgegeven verlengingen daarvan;
  • Het proces-verbaal vanuit het onderzoek ‘26Lemont’ dat is opgemaakt in het kader van de aanvraag van machtiging tot gebruik van de EncroChat data die in het onderzoek ‘Paschi’ aan het procesdossier is toegevoegd/schriftelijke bevestiging van de officier van justitie/rechter-commissaris dat het onderzoek ‘Paschi’ op een lijst heeft gestaan en dat sprake is geweest van toetsing door de rechter-commissaris;
  • De daarop verrichte aanvraag machtiging tot gebruik van gevonden data van de officier van justitie aan de rechter-commissaris;
  • De naar aanleiding van die aanvraag beweerdelijk door de rechter-commissaris verleende machtiging ter zake de in dit dossier gevoegde informatie;
  • Een proces-verbaal waaruit blijkt wie, waarom, op welke wijze en met welke zoektermen, heeft gezocht naar de betreffende informatie en op grond waarvan men meende bepaalde personen of stukken informatie aan elkaar te mogen koppelen;
  • Een proces-verbaal van bevindingen over de heimelijke aankoop en het gebruik van EncroChat-toestellen;
  • Een proces-verbaal van bevindingen waarin wordt beschreven welke informatie het THTC sinds 2017 heeft gedeeld over EncroChat.
Gelet op het voorgaande en aangezien onvoldoende is gebleken dat het horen van de navolgende getuigen van belang is voor enige in de strafzaak uit hoofde van artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing,
wijst de rechtbank af het verzoek tot het horen van:
- het geïnterviewde lid van het Team [naam team] in intern politietijdschrift ‘ [naam politietijdschrift] ’;
- de heer [naam persoon 1] , hoofd van de Dienst [naam dienst] ;
- verbalisant [naam verbalisant] ;
- verbalisant [code/kenmerknummer verbalisant] ;
- [naam persoon 2] , Team High Tech Crime;
- [code/kenmerknummer OVJ 1] , officier van justitie werkzaam bij het Landelijk Parket;
- [code/kenmerknummer OVJ 2] , officier van justitie werkzaam bij het Landelijk Parket;
- mr. [naam RC] , werkzaam als rechter-commissaris bij de Rechtbank Rotterdam.

4..Beslissingen ten aanzien van het verstrekken van de dataset

De raadslieden hebben gevraagd om toevoeging van ‘stukken uit onderzoek 26Lemont’ en/of inzage in de dataset van en/of het procesdossier van onderzoek ‘26Lemont’.
De rechtbank overweegt op dit punt allereerst dat de dataset 26Lemont bestaat uit berichten van tienduizenden EncroChat-gebruikers. Zonder nadere motivering valt niet in te zien waarom toevoeging van alle gevraagde stukken uit onderzoek ‘26Lemont’ kan bijdragen aan de beantwoording van de vragen van de artikelen 348 en 350 Sv in onderzoek ‘Paschi’. Het verzoek wordt in zoverre afgewezen.
Ten aanzien van de inzage in datasets van de medeverdachten in het onderzoek ‘Paschi’, meer specifiek van de verdachten aan wie deelname aan een crimineel samenwerkingsverband (CSV, artikel 11B van de Opiumwet) ten laste is gelegd, overweegt de rechtbank het volgende. Het Openbaar Ministerie heeft toegezegd aan alle raadslieden een downloadlink te verstrekken naar de EncroChat-communicatie van hun eigen cliënt. Hiermee kunnen zij inzage verkrijgen in een forensische kopie van alle chatgesprekken (dus verzonden en ontvangen berichten) van het/de account(s) dat/die aan de betreffende individuele verdachten wordt of worden toegeschreven.
De raadslieden hebben op de regiezitting van 1 juli 2021 hun verzoek gehandhaafd om inzage te verkrijgen in alle chatberichten die zij relevant achten. De officier van justitie verzet zich hiertegen, omdat zij - gelet op de verstrekking van de downloadlink in combinatie met de reeds opgenomen chatberichten van het CSV in het einddossier - de overige chatberichten van anderen niet relevant acht voor de verdenking tegen de betreffende verdachte. Bovendien staan privacybelangen van derden volgens de officier van justitie aan een toewijzing van het verzoek in de weg. Indien de rechtbank het verzoek wel zou toewijzen, dan zou inzage slechts mogelijk moeten zijn bij het NFI, door gebruik te maken van het programma Hansken.
De rechtbank stelt voorop dat de raadslieden de mogelijkheid moeten krijgen om de inhoud van het tegen de eigen cliënt aangebrachte bewijsmateriaal te kunnen onderzoeken. Voor de beoordeling van de ingediende verzoeken is verder van belang dat de verdachten van deelname aan een CSV (ook) onderzoek moeten kunnen doen in de chatberichten van de accounts die aan de medeverdachten van dat feit worden gekoppeld. Zij moeten, kort en goed, een adequate kans krijgen om te kunnen onderzoeken of die bestanden belastende en/of ontlastende informatie betreffende hun cliënt bevatten. De rechtbank is daarom van oordeel dat de verdediging in elke zaak waarin aan de verdachte overtreding van artikel 11B Opiumwet is ten laste gelegd, in gelijke mate in de gelegenheid moet hebben om de desbetreffende datasets te kunnen onderzoeken. Er moeten dus downloadlinks worden verstrekt naar de EncroChat-communicatie van de eigen cliënt en naar de EncroChat-communicatie van de andere verdachten met wie hij een CSV zou hebben gevormd. De rechtbank wijst de verzoeken van de verdediging in zoverre toe.
De overige data uit ‘26Lemont’ zijn naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid niet van belang voor enige te nemen beslissing in de strafzaak ‘Paschi’, en evenmin bij de verdachte aan wie deelneming aan het CSV niet is ten laste gelegd, zodat de verdediging bij achterwege laten van die verstrekkingen in redelijkheid niet is geschaad in enig te respecteren verdedigingsbelang. De rechtbank wijst daarom deze verzoeken in zoverre af.

5..Beslissingen op de overige getuigenverzoeken

Mrs. De Leon en Saki hebben verzocht getuigen te horen. Het gaat hierbij om het horen van de medeverdachten in elkaars zaken en om getuigen van wie de namen in het dossier voorkomen.
Mrs. Raza, Broere, Hoek en Van Schaik hebben verzocht zich te mogen aansluiten bij getuigenverhoren die in dit onderzoek zullen plaatsvinden.
De officier van justitie heeft zich niet verzet tegen het horen van deze getuigen.
Ook de rechtbank ziet het verdedigingsbelang en zal de verzoeken tot het horen van de navolgende getuigen/medeverdachten toewijzen.
  • [naam verdachte 1] ;
  • [naam verdachte 2] ;
  • [naam verdachte 3] ;
  • [naam verdachte 4] ;
  • [naam medeverdachte 1] ;
  • [naam medeverdachte 2] ;
  • [naam getuige 1] ;
  • [naam verdachte 5] ;
  • [naam verdachte 6] ;
  • [naam getuige 2] ;
  • [naam getuige 3] ;
  • [naam getuige 4] ;
  • De gebruiker van Sky ID ‘ [naam Sky ID 1] ’; [naam persoon 3] .
Tevens is gevraagd om de personen die horen bij de Sky ID’s ‘ [naam Sky ID 2] ’ en ‘ [naam Sky ID 3] ’ te horen. Door de officier van justitie is medegedeeld dat vooralsnog niet bekend is om wie het gaat. Nu deze personen nog niet zijn geïdentificeerd, zal de rechtbank dit verzoek op dit moment afwijzen.
De zaken van de verdachten [naam verdachte 4] en [naam verdachte 5] zullen hiervoor worden verwezen naar de rechter-commissaris. Het verzoek van de advocaten van de andere verdachten in dit onderzoek om zich bij deze verhoren aan te sluiten, wordt toegewezen.
Teneinde te voorkomen dat de planning van de verhoren ondoenlijk wordt, zal de rechtbank bepalen dat de agenda van de aanvragende partij, in dit geval dus mrs. De Leon en Saki, daarbij leidend zal zijn.
Het verzoek van de raadslieden om de zaken half open te verwijzen naar de rechter-commissaris wordt afgewezen. In deze omvangrijke zaak zal de regie bij de rechtbank blijven. Daarbij wordt meegewogen dat de zaken van de net aangehouden medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] ook deel uit gaan maken van deze zaak.

6..Beslissingen op overige verzoeken.

In de zaak [naam verdachte 5]
Door de verdediging is in het kader van het onder 4 ten laste gelegde feit – de invoer van 475 kilo cocaïne – verzocht om stukken in het dossier te voegen die zien op de controles van bestellingen die geplaatst zijn door [naam bedrijf] . De bestellingen die zowel in België als in Nederland aankwamen zijn volgens de verdachte altijd gecontroleerd door de douane. De verdachte is van mening dat onder die omstandigheden het niet logisch is te stellen dat hij verantwoordelijk is voor de aangetroffen drugs. Hij is van mening dat er misbruik is gemaakt van zijn bedrijf. Om dit verweer nader te kunnen onderbouwen heeft de verdachte gegevens nodig van die bestellingen en controles. Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat deze gegevens zich bevinden in zijn telefoon, die door de politie in beslag is genomen. Omdat het niet mogelijk is om zonder die telefoon bij die gegevens te kunnen komen, is het verzoek hem toegang te verschaffen tot die inbeslaggenomen telefoon.
De rechtbank is van oordeel dat met dit verzoek een verdedigingsbelang gemoeid is, nu het ziet op het bewijs van het onder 4 ten laste gelegde feit. Het verzoek zal worden toegewezen. De verdachte dient toegang te krijgen tot zijn inbeslaggenomen Samsung-telefoon of door middel van die inbeslaggenomen telefoon in de gelegenheid te worden gesteld zijn e-mailbestanden te openen. Dit dient te gebeuren op een politiebureau en onder toezicht van de politie.
In de zaak [naam verdachte 2]
De raadsman heeft verzocht om eventuele stukken/documenten met betrekking tot de Encro-hack die door andere advocaten in deze zaak zijn ingebracht ook te voegen in het dossier van zijn cliënt [naam verdachte 2] . Dit verzoek zal worden toegewezen.

7..Beslissingen ten aanzien van de voorlopige hechtenis

In de zaken [naam verdachte 2] en [naam verdachte 3]
De voorlopige hechtenis van de verdachte [naam verdachte 2] is met ingang van 31 december 2020 geschorst voor onbepaalde tijd. Bij beslissing van 19 februari 2021 is het contactverbond met [naam verdachte 3] komen te vervallen, de overige schorsingsvoorwaarden bleven onverkort van kracht.
De voorlopige hechtenis van [naam verdachte 3] is geschorst met ingang van 19 februari 2021 tot aan de datum van de inhoudelijke behandeling.
Eén van de voorwaarden bij de schorsingen van [naam verdachte 2] en [naam verdachte 3] is dat de verdachten gehoor zullen geven aan oproepingen van politie, justitie en de rechter-commissaris. Dit houdt in dat zij op terechtzittingen dienen te verschijnen. Voor de behandeling van de regiezitting van 1 juli 2021 hebben de verdachten toestemming gevraagd niet bij deze zitting aanwezig te hoeven zijn. Dit verzoek is, met instemming van de officier van justitie, door de rechtbank toegewezen mits zij zich lieten vertegenwoordigen door een gemachtigde raadsman of raadsvrouw.
De rechtbank is van oordeel dat de schorsing van de voorlopige hechtenis dient voort te duren tot aan de inhoudelijke behandeling van de zaak.
Het bevel ten aanzien van [naam verdachte 2] zal dan ook in die zin worden gewijzigd.
De voorwaarden gesteld bij deze schorsingen van de voorlopige hechtenis blijven onverkort van kracht. De rechtbank merkt hierbij op dat de verdachten op de tussenliggende regie-/pro forma-zittingen niet verplicht zullen zijn te verschijnen. Niet verschijning op deze zittingen zal niet meebrengen dat de schorsing van de voorlopige hechtenis zal worden opgeheven.
In de zaken [naam verdachte 4] en [naam verdachte 5]
De voorlopige hechtenis van [naam verdachte 4] en [naam verdachte 5] is met ingang van 17 mei 2021 geschorst tot aan de dag van de eerstvolgende zitting, zijnde 1 juli 2021.
De verdediging heeft verzocht de schorsing te laten voortduren, eventueel tot de uitspraak of tot de inhoudelijke behandeling van de zaak.
De officier van justitie heeft zich niet verzet tegen voortduring van de schorsing tot aan de inhoudelijke behandeling van de zaak.
De rechtbank is ook ten aanzien van deze verdachten van oordeel dat de schorsing van de voorlopige hechtenis dient voort te duren tot aan de inhoudelijke behandeling van de zaak.
De bevelen zullen in die zin worden gewijzigd.
De voorwaarden gesteld bij deze schorsingen van de voorlopige hechtenis blijven onverkort van kracht. De rechtbank merkt hierbij op dat de verdachten op de tussenliggende regie-/pro forma-zittingen niet verplicht zullen zijn te verschijnen. Niet verschijning op deze zittingen zal niet meebrengen dat de schorsing van de voorlopige hechtenis zal worden opgeheven.

8..BESLISSING

Ten aanzien van de onderzoekswensen

EncroChat gerelateerde verzoeken:
- De rechtbank draagt de officier van justitie op om alle raadslieden een downloadlink te verstrekken naar de EncroChat-communicatie van hun eigen cliënt. Voorts dient de verdediging in elke zaak waarin aan de verdachte overtreding van artikel 11B Opiumwet ten laste gelegd is op gelijke wijze in de gelegenheid te worden gesteld de EncroChat-communicatie van zijn medeverdachten te onderzoeken.
- Voor het overige worden de verzoeken afgewezen. Voor de onderbouwing van de afwijzing van deze verzoeken wordt verwezen naar hetgeen hiervoor is overwogen.
Verzoeken tot horen van getuigen
De verzoeken in de zaken [naam verdachte 4] en [naam verdachte 5] tot het horen van de navolgende medeverdachten/getuigen
wordt toegewezen
  • [naam verdachte 1] , geboren op [geboortedatum verdachte 1] te [geboorteplaats verdachte 1] , thans uit anderen hoofde gedetineerd in PI Nieuwegein;
  • [naam verdachte 2] , geboren op [geboortedatum verdachte 2] , [adres verdachte 2] , [postcode verdachte 2] [woonplaats verdachte 2] ;
  • [naam verdachte 3] , geboren op [geboortedatum verdachte 3] , [adres verdachte 3] , [postcode verdachte 3] [woonplaats verdachte 3] ;
  • [naam verdachte 4] ; geboren op [geboortedatum verdachte 4] , uit anderen hoofde gedetineerd in PI Dordrecht;
  • [naam medeverdachte 1] , geboren [geboortedatum medeverdachte 1] , [adres medeverdachte 1] , [postcode medeverdachte 1] [woonplaats medeverdachte 1] (België);
  • [naam medeverdachte 2] , geboren [geboortedatum medeverdachte 2] , [adres medeverdachte 2] , [postcode medeverdachte 2] [woonplaats medeverdachte 2] (België);
  • [naam getuige 1] , geboren op [geboortedatum getuige 1] , [adres getuige 1] , [postcode getuige 1] [woonplaats getuige 1] ;
  • [naam verdachte 5] , geboren op [geboortedatum verdachte 5] , [adres verdachte 5] , [postcode verdachte 5] [woonplaats verdachte 5] ;
  • [naam verdachte 6] , geboren op [geboortedatum verdachte 6] , [adres verdachte 6] , [postcode verdachte 6] [woonplaats verdachte 6] ;
  • [naam getuige 2] , geboren op [geboortedatum getuige 2] , adres vooralsnog niet bekend;
  • [naam getuige 3] , geboren op [geboortedatum getuige 3] , adres vooralsnog niet bekend;
  • [naam getuige 4] , geboren op [geboortedatum getuige 4] , adres vooralsnog niet bekend;
  • De gebruiker van Sky ID ‘ [naam Sky ID 1] ’, [naam persoon 3] , adres vooralsnog niet bekend.
De
zaak wordt verwezen naar de rechter-commissarisbelast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, teneinde de hiervoor genoemde personen in de zaken [naam verdachte 4] en [naam verdachte 5] als getuige te horen.
De advocaten van de medeverdachten [naam medeverdachte 3] , [naam medeverdachte 4] , [naam medeverdachte 5] , [naam medeverdachte 6] worden in de gelegenheid gesteld zich hierbij aan te sluiten. Bepaald wordt dat bij de planning van de verhoren de agenda van de advocaten van [naam verdachte 4] en [naam verdachte 5] daarbij leidend zal zijn.
- Het verzoek om de personen achter de Sky-ID’s ‘ [naam Sky ID 2] ’ en ‘ [naam Sky ID 3] ’ te horen wordt vooralsnog afgewezen.
Verzoek inzage in telefoon (in de zaak [naam verdachte 5] )
- Het verzoek van de verdachte [naam verdachte 5] om door hem opgeslagen informatie/documenten over door de Douane gecontroleerde containers op te zoeken op zijn inbeslaggenomen Samsung-telefoon wordt toegewezen. Dit dient te gebeuren op het politiebureau in aanwezigheid van een politieambtenaar.
Ten aanzien van (de voortduring van) de schorsing van de voorlopige hechtenis
[naam verdachte 2]
Het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis zal worden gewijzigd in die zin zoals hiervoor is overwogen. Het bevel is afzonderlijk schriftelijk vastgelegd.
[naam verdachte 4] en [naam verdachte 5]
De bevelen tot schorsing van de voorlopige hechtenis zullen worden gewijzigd in die zin zoals hiervoor is overwogen. De bevelen zijn afzonderlijk schriftelijk vastgelegd.
[naam verdachte 2] , [naam verdachte 3] , [naam verdachte 4] en [naam verdachte 5]
De voorwaarden gesteld bij de schorsingen van de voorlopige hechtenis blijven van kracht, met dien verstande dat de rechtbank hierbij opmerkt dat de verdachten op de tussenliggende regie-/pro forma-zittingen niet verplicht zullen zijn te verschijnen. Niet-verschijning op deze zittingen zal niet meebrengen dat de schorsing van de voorlopige hechtenis zal worden opgeheven.
Voortgang van het onderzoek
Het
onderzoek op de terechtzitting wordt geschorst
voor onbepaalde tijd.
Tegen de nadere terechtzitting dienen de verdachten te worden opgeroepen, met verstrekking van een afschrift van de oproeping aan hun raadsman c.q. raadsvrouw.
Deze beslissing is op 15 juli 2021 genomen door:
mr. J. van der Groen, voorzitter,
en mrs. W.M. Stolk en M.M. Dolman, rechters,
in tegenwoordigheid van M.J. Grootendorst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van deze beslissing is vermeld.