ECLI:NL:RBROT:2021:3839
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de beëindiging van de Ziektewet-uitkering na mislukte werkhervatting
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de beëindiging van een Ziektewet-uitkering (ZW-uitkering) van eiser, die werkzaam was bij [naam bedrijf 1]. Eiser had een beroep ingesteld tegen het besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, dat hem een ZW-uitkering had toegekend van 4 december 2017 tot 3 december 2018, maar deze had beëindigd. De rechtbank had eerder op 16 juli 2020 een tussenuitspraak gedaan waarin verweerder werd opgedragen om een motiveringsgebrek in het besluit op bezwaar te herstellen. Verweerder heeft dit gedaan met een nieuw besluit op 25 september 2020, maar eiser en [naam bedrijf 1] hebben hiertegen gronden ingediend.
De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de medische rapporten en de argumenten van beide partijen. Eiser stelde dat de beoordeling van zijn belastbaarheid niet correct was, omdat deze was gebaseerd op rapporten van februari 2018 en maart 2019, terwijl zijn situatie per 3 december 2018 niet goed was weergegeven. De rechtbank oordeelde echter dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de belastbaarheid van eiser correct had vastgesteld en dat er geen reden was om aan te nemen dat de functies die aan eiser werden voorgehouden, zijn mogelijkheden overschreden. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit 1 gegrond verklaard en dit besluit vernietigd, maar het beroep tegen bestreden besluit 2 ongegrond verklaard. Tevens heeft de rechtbank verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser en bepaald dat het griffierecht aan eiser moet worden vergoed.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van medische gegevens en de rol van de rechtbank in het waarborgen van de rechten van de betrokken partijen in bestuursrechtelijke procedures.