ECLI:NL:RBROT:2020:6155
Rechtbank Rotterdam
- Tussenuitspraak
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak inzake de afwijzing van een WIA-uitkering en beëindiging van ZW-uitkering na mislukte werkhervatting
In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 16 juli 2020, wordt de zaak behandeld van een eiser die in beroep is gegaan tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) en de beëindiging van zijn Ziektewet (ZW)-uitkering. Eiser, die sinds 11 januari 2017 ziek was, had een ZW-uitkering ontvangen, maar deze werd beëindigd op 14 maart 2018. Eiser heeft vervolgens op 6 maart 2019 een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend, die werd afgewezen omdat hij niet de vereiste wachttijd van 104 weken had volbracht. De rechtbank oordeelt dat de werkhervatting van eiser op 4 december 2017 als watermeterwisselaar slechts enkele uren heeft geduurd en daarom als een mislukte werkhervatting moet worden beschouwd. Dit betekent dat de in het kader van de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWB) geselecteerde functies als maatstaf moeten gelden voor de beoordeling van het recht op ziekengeld. De rechtbank concludeert dat verweerder ten onrechte de EZWB-functies als maatstaf heeft gehanteerd en dat er geen deugdelijk onderzoek heeft plaatsgevonden naar de arbeidsongeschiktheid van eiser. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en stelt verweerder in de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen. De beslissing over de proceskosten en het griffierecht wordt aangehouden tot de einduitspraak.