In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 april 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de ongeldigverklaring van het rijbewijs van eiser. Eiser, die op 1 januari 2019 werd aangehouden voor rijden onder invloed met een promillage van 1,668, had zijn rijbewijs ongeldig verklaard gekregen door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). Het primaire besluit van het CBR, dat op 14 oktober 2019 werd genomen, werd in het bestreden besluit van 6 januari 2020 gehandhaafd. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. S. van der Eijk.
Tijdens de zitting op 17 maart 2021 heeft de rechtbank de argumenten van beide partijen gehoord. Eiser betwistte de diagnose van alcoholmisbruik die was gesteld op basis van een psychiatrisch rapport, uitgevoerd door artsen en een psychiater. Eiser voerde aan dat zijn aanhouding een incident was en dat hij niet structureel alcoholmisbruik pleegde. De rechtbank oordeelde echter dat het CBR zich terecht had gebaseerd op de rapportage, waarin aanwijzingen voor alcoholmisbruik werden gevonden. De rechtbank concludeerde dat er geen gebreken waren in de rapportage en dat de diagnose alcoholmisbruik in ruime zin gerechtvaardigd was.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Eiser werd niet gevolgd in zijn stelling dat zijn persoonlijke omstandigheden, zoals zijn werk als biologiedocent en de noodzaak van een rijbewijs, tot een ander oordeel zouden moeten leiden. De rechtbank benadrukte dat de veiligheid op de weg voorop staat en dat de diagnose alcoholmisbruik niet lichtvaardig kan worden afgewezen.