In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) over de herziening en terugvordering van de AOW. Eiser, geboren in Marokko, ontving vanaf 2016 een ouderdomspensioen volgens de norm voor alleenstaanden. Na zijn huwelijk op 28 augustus 2018, heeft de SVB zijn AOW aangepast naar de norm voor gehuwden en een bedrag van € 4.435,65 teruggevorderd over de periode van september 2018 tot en met november 2019. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, stellende dat hij niet op de hoogte was van zijn inlichtingenplicht om zijn huwelijk te melden.
De rechtbank oordeelt dat eiser zijn inlichtingenplicht heeft geschonden, omdat hij redelijkerwijs had moeten weten dat zijn huwelijk invloed had op de hoogte van zijn AOW. De rechtbank stelt vast dat eiser zijn huwelijk op 7 mei 2019 heeft doorgegeven aan de gemeente Rotterdam, maar dat de SVB deze melding niet heeft opgepakt. De rechtbank concludeert dat de SVB de AOW van eiser over de periode van 7 mei 2019 tot en met november 2019 niet met terugwerkende kracht had mogen herzien en terugvorderen, omdat dit in strijd is met het beleid van de SVB.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit voor de herziening en terugvordering vanaf 7 mei 2019, en draagt de SVB op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt de SVB veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser.