3.2.Daarnaast heeft eiseres in de periode van 16 mei 2017 tot 1 januari 2018 een aantal bijschrijvingen van derden op haar bankrekening niet gemeld. Ook dit levert een schending van de inlichtingenplicht op. Gelet op het terugkerend karakter van de bijschrijvingen op de bankrekening van eiseres en op de omstandigheid dat eiseres deze bedragen heeft kunnen aanwenden voor het dagelijkse levensonderhoud, moeten deze bijschrijving namelijk worden aangemerkt als inkomsten in de zin van artikel 32, eerste lid, van de Pw over de maanden waarin de bijschrijvingen hebben plaatsgevonden. Verweerder was daarom gehouden de bijstand over deze periode te herzien en de over deze periode te veel betaalde bijstand terug te vorderen. Het gaat om een bedrag van € 719,44 bruto.
Beroepsgronden
4. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat zij de op haar rustende inlichtingenplicht niet heeft geschonden. Eiseres wijst op het in bezwaar door haar overgelegde overzicht van de bijschrijvingen op haar rekening en de toelichting daarbij. Verweerder is ten onrechte uitgegaan van 16 mei 2017 als begindatum. Op 16 mei 2017 is er door studenten van Hogeschool Rotterdam een modeshow georganiseerd waarbij eiseres met de visagie heeft geholpen, maar waarvoor zij geen enkele betaling heeft ontvangen. Nu het niet om inkomsten gaat, hoefde eiseres hiervan ook geen melding te doen bij verweerder. Omdat het recht op bijstand per maand vastgesteld dient te worden, moet verweerder per maand bewijzen dat er sprake is van op geld waardeerbare activiteiten, aldus eiseres. Hierin is verweerder volgens eiseres niet geslaagd. Subsidiair stelt eiseres zich op het standpunt dat verweerder op basis van de door haar opgestelde administratie en het dossier het recht op (aanvullende) bijstand schattenderwijs had kunnen en moeten vaststellen.
5. Op grond van artikel 17, eerste lid, van de Pw doet de belanghebbende aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand.
In artikel 31, eerste lid, van de Pw is bepaald dat tot de middelen alle vermogens- en inkomensbestanddelen worden gerekend waarover de alleenstaande of het gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken.
In artikel 32 van de Pw is opgenomen wat onder inkomen wordt verstaan.
Op grond van artikel 45, eerste lid, van de Pw wordt de algemene bijstand per kalendermaand vastgesteld en betaald.
Op grond van artikel 54, derde lid, van de Pw herziet het college een besluit tot toekenning van bijstand, dan wel trekt een besluit tot toekenning van bijstand in, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Pw, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand.
In artikel 58, eerste lid, van de Pw is bepaald - voor zover van belang - dat het college van de gemeente die de bijstand heeft verleend de kosten van bijstand terugvordert voor zover de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is ontvangen als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid.
Op grond van het achtste lid van dit artikel kan het college besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.
Intrekking en terugvordering over de periode van 1 januari 2018 tot 12 augustus 2019