ECLI:NL:CRVB:2018:2983
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting en op geld waardeerbare activiteiten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die als beheerder van een woonschip fungeerde. Appellant ontving bijstand op basis van de Participatiewet (PW) en had de verplichting om alle relevante feiten en omstandigheden die van invloed konden zijn op zijn recht op bijstand te melden. Naar aanleiding van een melding van de politie dat appellant inkomsten zou ontvangen uit verhuur van woonruimte, heeft de Sociale Recherche een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden door zijn activiteiten als beheerder niet te melden. De Raad oordeelde dat appellant, ondanks zijn stelling dat hij geen vergoeding ontving voor zijn werkzaamheden, deze activiteiten als op geld waardeerbaar diende te beschouwen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank, die de bezwaren van appellant tegen de besluiten van het college ongegrond had verklaard. De Raad concludeerde dat appellant niet had aangetoond dat hij recht had op bijstand, omdat hij niet had voldaan aan zijn meldingsplicht. De uitspraak werd gedaan op 25 september 2018.