ECLI:NL:RBROT:2021:11751

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 november 2021
Publicatiedatum
30 november 2021
Zaaknummer
10/601559/HA ZA 20-741
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de omvang van de legitimaire massa en verdeling van de nalatenschap tussen erfgenamen

In deze zaak gaat het om een geschil tussen de kleindochter en de zoon van de erflaters over de omvang van de legitimaire massa van de nalatenschap van hun (groot)moeder en de verdeling van de nalatenschap van hun (groot)vader. De rechtbank heeft op 24 november 2021 uitspraak gedaan in deze civiele zaak, waarin de kleindochter, aangeduid als eiseres, vorderingen heeft ingesteld tegen haar oom, die als executeur van de nalatenschap optreedt. De eiseres vordert onder andere de vaststelling van haar legitieme portie, die zij op € 90.552,72 heeft gesteld, en de vernietiging van het testamentair bewind dat door de erflater is ingesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen sprake is van een nietig testament en dat de eiseres niet voldoende heeft aangetoond dat de erflater ten tijde van het opmaken van het testament wilsonbekwaam was. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de legitieme portie moet worden vastgesteld op basis van de waarde van de nalatenschap, inclusief bepaalde giften en kosten. De rechtbank heeft de vorderingen van de eiseres deels toegewezen en deels afgewezen, en heeft partijen opgedragen om nieuwe berekeningen van de legitieme portie en taxaties van de nalatenschap te overleggen. De zaak is verwezen naar een volgende mondelinge behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer/rolnummer: 10/601559/HA ZA 20-741
Vonnis van 24 november 2021
in de zaak van
[naam eiseres] ,
wonende te [woonplaats eiseres] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat: mr. J.W. Damstra, Apeldoorn,
tegen:

1..[naam gedaagde 1] , in zijn hoedanigheid van executeur en in privé,

wonende te [woonplaats gedaagde 1] ,
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
2. [naam gedaagde 2] ,
wonende te [woonplaats gedaagde 2] ,
gedaagde in conventie,
advocaat: mr. J.M. Peet, Nieuwerkerk aan den IJssel.
Eiseres in conventie wordt hierna aangeduid als ‘ [naam eiseres] ’ en gedaagden in conventie worden hierna aangeduid als ‘ [naam gedaagde 1] ’ en ‘ [naam gedaagde 2] ’.

1..De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 22 juni 2020;
  • de conclusie van antwoord in conventie/eis in reconventie;
  • de conclusie van antwoord in reconventie/vermeerdering van eis;
  • de akte vermeerdering van eis van de zijde van [naam eiseres] ;
  • het proces-verbaal van de op 8 juli 2021 gehouden mondelinge behandeling;
  • de akte van depot;
  • het e-mailbericht van de zijde van [naam eiseres] van 16 juli 2021;
  • het e-mailbericht van de zijde van [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] van 30 juli 2021;
  • het e-mailbericht van de griffier van 25 augustus 2021;
  • de door partijen overgelegde producties.
1.2
Tijdens de op 8 juli 2021 gehouden mondelinge behandeling hebben partijen afgesproken nader met elkaar te overleggen. Aan de hand van e-mailberichten van 16 en 30 juli 2021 hebben partijen de rechtbank bericht dat zij onderling niet tot een oplossing zijn gekomen.
1.3
De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op vandaag.

2..De feiten

In conventie en in reconventie

Nalatenschap erflaatster
2.1
Op 4 mei 2016 is te Capelle aan den IJssel overleden [naam erflaatster] , geboren op [geboortedatum erflaatster] (hierna: erflaatster). Erflaatster is gehuwd geweest met [naam erflater] , geboren op [geboortedatum erflater] en overleden te Schiedam op 21 december 2015 (hierna: erflater). Uit dit, in 1962 door echtscheiding ontbonden huwelijk, zijn geboren [naam gedaagde 1] en [naam 1] . [naam 1] is op 6 september 2014 vooroverleden, met achterlating van [naam eiseres] .
2.2
Erflaatster heeft (onder herroeping van haar wilsbeschikking van 21 mei 2010) bij uiterste wilsbeschikking, vervat in een testament d.d. 17 december 2014, over haar nalatenschap beschikt. Zij heeft daarbij [naam eiseres] uitgesloten als verkrijger van haar nalatenschap. Verder heeft zij [naam gedaagde 1] tot enig erfgenaam en executeur van haar nalatenschap benoemd, onder de in het testament genoemde rechten en plichten.
Erflaatster heeft daarnaast bepaald dat indien [naam eiseres] een beroep doet op de haar toekomende legitieme portie, hetgeen zij verkrijgt gedurende de rest van haar leven onder bewind komt te staan, met benoeming van [naam gedaagde 1] tot bewindvoerder. In het testament staat ten aanzien van het bewind, voor zover nu van belang:
() Het bewind is ingesteld in het belang van de rechthebbende, mede omdat de rechthebbende ongeschikt en/of onmachtig is in het beheer te voorzien of zonder bewind de goederen van de rechthebbende hoofdzakelijk aan de schuldeisers ten goede zou komen.
(…)
15. de rechtbank kan het bewind opheffen op verzoek van de bewindvoerder op grond van onvoorziene omstandigheden en voorts indien aannemelijk is dat de rechthebbende de onder bewind staande goederen zelf op verantwoorde wijze zal kunnen besturen.
Na verloop van vijf jaar na mijn overlijden kan het bewind op deze laatste grond ook worden opgeheven op verzoek van de rechthebbende. (…)
2.3
Bij notariële akte d.d. 17 december 2014 heeft erflaatster een bedrag van € 100.000,- aan [naam gedaagde 2] geschonken. Artikel 2 van de akte van schenking voorziet in de bevoegdheid van erflaatster en haar rechtsopvolger [naam gedaagde 1] om de gedane schenking te herroepen.
2.4
Op 8 juni 2017 heeft [naam gedaagde 1] , in reactie op een e-mailbericht van [naam eiseres] , haar met betrekking tot de nalatenschap van erflaters bericht dat zij recht had op een bedrag van (circa) € 54.000,- .
2.5
Uit een brief van notaris [naam notaris 1] d.d. 10 juli 2017 blijkt dat [naam eiseres] haar rechtens toekomende legitieme portie heeft opgeëist en [naam gedaagde 1] heeft gevraagd aan de kantonrechter te verzoeken het testamentaire bewind te beëindigen wegens het ontbreken van de noodzaak daartoe.
2.6
Uit de op 31 augustus 2017 opgemaakte verklaring van erfrecht blijkt dat [naam gedaagde 1] de nalatenschap van erflaatster zuiver heeft aanvaard en tevens zijn benoeming tot executeur heeft aanvaard.
2.7
Bij beschikking van 11 april 2019 heeft de kantonrechter van deze rechtbank het verzoek van [naam eiseres] om onder meer informatie van [naam gedaagde 1] te verkrijgen die zij nodig heeft voor de berekening van de legitieme portie, afgewezen. Geoordeeld is als volgt:
(…) [naam gedaagde 1] (als executeur) behoeft niet onder ede de deugdelijkheid van zijn boedelbeschrijving in
aanwezigheid van [naam eiseres] te bevestigen; een legitimaris is geen erfgenaam en dan geldt een minder ruime informatieplicht. [naam eiseres] heeft niet goed weersproken de stelling van [naam gedaagde 1] dat alles wat hij (wel) moet overleggen, inmiddels al heeft overgelegd en dat de stukken waarvan hij afgifte weigert niet onder zijn informatieplicht vallen; voor zover er aangenomen kan worden dat [naam gedaagde 1] zijn taak als executeur inmiddels niet al heeft beëindigd wordt het verzoek om [naam gedaagde 1] als executeur te ontslaan afgewezen omdat de daartoe nodige gewichtige redenen er niet zijn; omdat er thans nog geen sprake is van bewind - [naam eiseres] heeft haar legitieme portie nog niet gekregen - is het verzoek van [naam eiseres] om [naam gedaagde 1] te ontslaan als haar bewindvoerder thans niet aan de orde, zodat het verzoek daartoe wordt afgewezen; evenmin is toewijsbaar het verzoek van [naam eiseres] om zo nodig ambtshalve de regeling omtrent het bewind buiten werking te stellen omdat de kantonrechter de bevoegdheid daartoe niet heeft. (…)
2.8
Op 28 oktober 2019 is door [naam 2] , stiefdochter van erflaatster en gevolmachtigde van [naam eiseres] , als volgt verklaard:
(…)Hierbij verklaar ik (…) dat [naam 1] in de periode van ca. 1995 tot en met de verkoop in 2011 anti-kraak gebruik heeft gemaakt van de woning in [plaatsnaam] . Facturen inzake onroerend goed belasting, gemeentelijke heffingen en gas, water en licht zijn altijd op mijn naam opgemaakt. De facturen voor het gas, water en licht zijn door [naam 1] zelf voldaan. Alle overige kosten met betrekking tot de woning zijn door mij persoonlijk voldaan (…).
2.9
Op 24 december 2019 heeft [naam eiseres] [naam gedaagde 1] , in zijn hoedanigheid van executeur en in privé, in kort geding gedagvaard met als doel het verkrijgen van informatie om de legitieme portie te berekenen. Bij vonnis van deze rechtbank van 12 februari 2020 is [naam gedaagde 1] veroordeeld om binnen drie maanden financiële stukken (vanaf 2010) over te leggen op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag, met een maximum van € 150.000,-.
2.1
Vervolgens is bij vonnis van de voorzieningenrechter in deze rechtbank van 10 juli 2020 onder meer het volgende geoordeeld:
(…) Voor het op goede wijze vaststellen van de hoogte van de legitieme portie en controleren van mutaties zijn de bankafschriften nodig waarin de begin- en eindsaldi te zien zijn teneinde geldstromen inzichtelijk te maken.(…) dat in ernst niet kan worden betwijfeld dat eiser met het overleggen van alleen transactieoverzichten en niet bankafschriften, het gebod niet heeft nageleefd.(…)
De rechter heeft daarbij de door [naam gedaagde 1] te verbeuren dwangsommen uit hoofde van het vonnis van 12 februari 2020 verlaagd tot € 100.000,-.
2.11
Op 21 juli 2020 heeft [naam eiseres] ten laste van [naam gedaagde 1] executoriaal beslag laten leggen.
2.12
Bij arrest van 6 april 2021 heeft het Gerechtshof Den Haag in het executiegeschil over de dwangsommen, de vraag of [naam gedaagde 1] al het mogelijke heeft gedaan om informatie te verstrekken ter bepaling van de legitieme als bepaald bij vonnis van 12 februari 2020 op straffe van een dwangsom, ontkennend beantwoord. Tevens heeft het hof geoordeeld dat, omdat [naam gedaagde 1] niet in de onmogelijkheid verkeerde om aan de hoofdveroordeling te voldoen, er geen grond was om de opgelegde dwangsommen te matigen. [1]
Nalatenschap erflater
2.13
Erflater heeft bij uiterste wilsbeschikking, vervat in een testament d.d. 7 oktober 2011, over zijn nalatenschap beschikt en [naam gedaagde 1] en [naam 1] , samen en voor gelijke delen, benoemd tot zijn enige erfgenamen (met van toepassing verklaring van de regels van plaatsvervulling en aanwas). [naam gedaagde 1] is daarnaast tot executeur benoemd.
Bij akte van dezelfde datum heeft erflater [naam gedaagde 1] tot zijn algemeen gevolmachtigde aangesteld en aan hem alle nodige volmachten verleend om zijn zaken, rechten en belangen, zonder enige uitzondering, waar te nemen en uit te oefenen. In de notariële akte van algehele volmacht is ten aanzien van schenkingen het volgende opgenomen:
(…) Het doen van schenkingen en het vestigen van rechten van hypotheek kunnen alleen gedaan worden door de gevolmachtigde indien hij uitdrukkelijk en schriftelijk de goedkeuring hiervoor heeft van de volmachtgever. (…)
2.14
Onder gebruikmaking van voornoemde volmacht is op 19 december 2013 de besloten vennootschap Kock en van den Ende Beheer BV opgericht (hierna: de BV). [naam gedaagde 1] is hierbij tot algemeen directeur benoemd. Uit de oprichtingsakte blijkt dat erflater de aandelen tot € 200.000,- heeft volgestort en erflaatster tot € 240.000,-.
2.15
Op 1 december 2014 is een onderhandse overeenkomst van schenking opgesteld. Volgens deze overeenkomst is door erflater aan [naam gedaagde 2] een bedrag van € 100.000,- geschonken, onder de voorwaarde dat de schenking ongedaan wordt gemaakt indien [naam gedaagde 2] ten tijde van haar overlijden niet gehuwd is met of samenwoont met [naam gedaagde 1] , dan wel indien zij niet bij testament heeft geregeld dat bij haar overlijden deze schenking aan [naam gedaagde 1] toevalt.
2.16
Uit een verklaring van erfrecht d.d. 17 maart 2016 blijkt dat [naam gedaagde 1] enig erfgenaam in de nalatenschap van erflater is en hij zijn benoeming tot executeur heeft aanvaard. Ook blijkt dat [naam gedaagde 1] de nalatenschap zuiver heeft aanvaard.
2.17
Op 29 april 2016 is door [naam 3] , kandidaat-notaris te [land] , een akte tenaamstelling opgemaakt met betrekking tot het tot de nalatenschap van erflater behorende appartementsrecht ( [adres] ) te [land] .
2.18
Uit een nieuwe verklaring van erfrecht d.d. 3 mei 2018 volgt dat [naam gedaagde 1] en [naam eiseres] beiden voor gelijke delen erfgenamen zijn. Ter toelichting op de afgifte van een nieuwe verklaring van erfrecht heeft notaris [naam notaris 2] op 16 augustus 2018 aan [naam eiseres] het volgende bericht:
(…)Uiteraard vind ik het zeer betreuren en spijt het mij dat er in eerste instantie een verklaring van erfrecht is gepasseerd met alleen [naam gedaagde 1] als enige erfgenaam. Maar die akte is opgesteld na raadplegen van de Gemeente in Nederland en ook informatie ingewonnen op [land] . Dit is gebaseerd op mededelingen van [naam gedaagde 1] en ook gebaseerd op zaken die hij dus uitdrukkelijk niet verteld heeft. Het lijkt me dus dat hij aansprakelijk zou moeten zijn voor de kosten die u hebt gemaakt.(…)
2.19
Ter nadere toelichting heeft notaris Krabbendam bij e-mailbericht van 20 augustus 2018 [naam eiseres] bericht dat destijds door [naam gedaagde 1] telefonisch is verklaard dat hij geen trouwboekjes had en dat hij niet wist of zijn zus kinderen had.
2.2
Bij brief van 19 november 2018 heeft de toenmalige gemachtigde van [naam eiseres] de vernietiging ingeroepen van de onderhandse schenking aan [naam gedaagde 2] wegens misbruik van omstandigheden.
2.21
In haar e-mailbericht van 6 december 2019 verwijst notaris [naam notaris 3] voor de wilsbekwaamheid van erflater ten tijde van het verlenen van de algehele volmacht naar een doktersverklaring.
(…) Ik heb inderdaad op 7 oktober 2011 een algehele notariële volmacht verleden voor [naam erflater] .
Wij hebben in het dossier een doktersverklaring van de huisarts, [naam 4] , waarin zij aangeeft dat client zowel fysiek als mentaal nog in goede staat van gezondheid verkeert. [naam gedaagde 1] heeft bij ons ook niet de indruk gewekt dat hij aan dementie leed.(…)

3..Het geschil

In conventie

Nalatenschap erflaatster
3.1
[naam eiseres] vordert, na vermeerdering van eis, om:
I. de legitieme portie vast te stellen op € 90.552,72 en [naam gedaagde 1] te veroordelen tot betaling van dat bedrag aan [naam eiseres] ;
II. voor recht te verklaren dat het testamentair bewind, zoals opgenomen in het testament van erflaatster, nietig is althans vernietigd wordt, althans dat aan dit bewind geen rechten kunnen worden ontleend;
III. [naam gedaagde 2] te veroordelen, indien [naam gedaagde 1] de legitieme portie niet geheel heeft uitbetaald, tot betaling aan [naam eiseres] van dat deel van de legitieme portie dat niet is betaald, met een maximum van € 100.000,-.
Nalatenschap erflater
3.2
[naam eiseres] vordert, na vermeerdering van eis, om:
I.
primair
a. het testament en de notariële volmacht uit 2011 nietig te verklaren, althans te vernietigen;
b. [naam gedaagde 1] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 365.000,-, althans € 265.000,- aan de nalatenschap;
c. [naam gedaagde 1] te veroordelen om op straffe van een dwangsom aan [naam eiseres] bankafschriften van een aantal specifieke bankrekeningen vanaf 2010 tot en met datum overlijden erflater te verstrekken;
II
. subsidiair
a. voor recht te verklaren dat de RC-verhouding van [naam gedaagde 1] is;
b. [naam gedaagde 1] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 365.000,-, althans € 265.000,- aan de BV, althans aan de nalatenschap;
III
. meer subsidiair
a. [naam gedaagde 1] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 365.000,-, althans € 265.000,- aan de nalatenschap althans aan de BV, wegens misbruik van de volmacht, althans krachtens onrechtmatige daad;
IV
. meer meer subsidiair
a. [naam gedaagde 1] te veroordelen tot betaling aan [naam eiseres] van een bedrag van € 16.009,24;
V. voor recht te verklaren dat [naam gedaagde 1] ex artikel 3:194 lid 2 BW zijn aandeel in het appartement van erflater te [land] heeft verbeurd en te bepalen dat het vonnis ex artikel 3:300 BW in de plaats treedt van de handtekening van [naam gedaagde 1] om het onverdeeld aandeel in het appartement te leveren aan [naam eiseres] ;
VI. [naam gedaagde 2] te veroordelen om aan de nalatenschap, althans aan de BV het aan haar onverschuldigd betaalde bedrag van € 50.000,- terug te betalen en de schenking aan [naam gedaagde 2] van € 100.000,- te vernietigen, met veroordeling van [naam gedaagde 2] om een bedrag van € 150.000,-, althans € 50.000,- terug te betalen aan de nalatenschap althans aan de BV;
VII. de schenking aan [naam gedaagde 2] nietig te verklaren, althans te vernietigen en [naam gedaagde 2] te veroordelen aan de nalatenschap, althans aan de BV een bedrag van € 150.000,-, althans € 100.000,-, althans € 50.000,- te betalen;
en voorts te bepalen dat:
VIII. de waarde van de aandelen Kock en van den Ende BV op € 104.007,89, althans op € 65.629,89 wordt vastgesteld;
IX. de waarde van het appartement te [land] wordt vastgesteld op € 131.906,-, dan wel een deskundige te benoemen om de huidige waarde vast te stellen;
X. de begrafeniskosten van [naam 1] en erflater niet ten laste van de nalatenschap van erflater komen;
XI. de kosten van de accountant niet ten laste van de nalatenschap van erflater komen;
XII. de kosten van de advocaat van erflater niet ten laste van de nalatenschap van erflater komen; en
XIII. [naam gedaagde 1] te veroordelen om op straffe van verbeurte van een dwangsom aan te tonen dat diverse bankrekeningen voor overlijdensdatum erflater zijn opgeheven;
XIV. [naam gedaagde 1] te veroordelen betalingsbewijzen van de gemaakte kosten van het appartement te [land] over te leggen;
XV. te bepalen dat [naam gedaagde 1] de saldi die op de onder XIII bedoelde rekeningen staan, evenals die van de ABN-rekening eindigend op [nummer] verbeurt;
XVI. [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] te veroordelen om ex artikel 843a Rv op straffe van verbeurte van een dwangsom afschriften te verstrekken van al hun lopende rekeningen vanaf 2015;
XVII. [naam gedaagde 1] te veroordelen om 50% van de huur van € 1.770,- per maand vanaf de overlijdensdatum van erflater te voldoen;
XVIII. [naam gedaagde 2] te veroordelen een bedrag van € 100.000,- in de nalatenschap in te brengen.
3.3
[naam eiseres] vordert daarnaast veroordeling van [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] in de proceskosten waaronder nakosten en kosten conservatoire beslagen.
3.4
[naam eiseres] stelt dat [naam gedaagde 1] in zijn hoedanigheid van executeur/erfgenaam in de beide nalatenschappen alles in het werk heeft gesteld om te voorkomen dat [naam eiseres] haar erfdeel en legitieme portie zal verkrijgen.
[naam gedaagde 1] heeft vermogensbestanddelen in beide nalatenschappen verzwegen. Hij heeft zijn informatieplicht als executeur met voeten getreden. [naam eiseres] stelt dat sprake is van nalatigheid. Door het onthouden van informatie is zij niet in de gelegenheid om de hoogte van haar legitieme portie te bepalen. Ook na daartoe door de rechtbank te zijn veroordeeld heeft [naam gedaagde 1] niet alle stukken overgelegd. De verbeurde dwangsommen zijn inmiddels aangezegd.
Daarnaast stelt [naam eiseres] dat [naam gedaagde 1] erflaatster heeft geïsoleerd, en dat erflaatster, die een hersentumor had, mogelijk onder invloed van [naam gedaagde 1] haar eerdere wilsbeschikking heeft herroepen.
Met betrekking tot de nalatenschap van erflater stelt [naam eiseres] dat erflater vanaf 2011 althans vanaf 2013 niet in staat was om vrijelijk zijn wil te bepalen. Erflater is in 2013 verhuisd naar de “[naam opvang]” te Schiedam, een kleinschalige opvang voor dementerende patiënten. Hij was daarom vanaf in ieder geval 2013 niet in staat om vrijelijk zijn wil te bepalen. Indien komt vast te staan dat erflater op 7 oktober 2011 wilsonbekwaam was dan betekent dit dat zowel het testament als de volmacht nietig is en [naam gedaagde 1] alle gelden die door erflater in de BV zijn gestort dient te restitueren. Meer subsidiair grondt [naam eiseres] haar vordering op misbruik van de volmacht door [naam gedaagde 1] , althans onrechtmatige daad.
3.5
[naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] hebben verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen.
In reconventie
Nalatenschap erflaatster
3.6
[naam gedaagde 1] vordert:
I. voor recht te verklaren dat hij geen dwangsommen heeft verbeurd, althans dat de dwangsommen worden opgeheven en/of dat het bedrag aan verbeurde dwangsommen wordt gematigd;
II. [naam eiseres] te veroordelen om de reeds geïncasseerde dwangsommen en executiekosten aan hem te voldoen.
3.7
[naam gedaagde 1] stelt dat hij ter voldoening aan de vonnissen van deze rechtbank van 12 februari en 10 juli 2020 alle mogelijk beschikbare stukken heeft verstrekt en al hetgeen heeft gedaan dat redelijkerwijs van hem kan worden verwacht en binnen zijn mogelijkheden ligt.
Nalatenschap erflater
3.8
[naam gedaagde 1] vordert:
I. de verdeling van de nalatenschap van erflater vast te stellen, waarbij alle bezittingen en schulden aan [naam gedaagde 1] worden toegedeeld, onder de verplichting ten hoogste € 40.122,65 aan [naam verweerster] te voldoen;
II. aan hem vervangende toestemming te verlenen om het appartement te [land] en de aandelen van de BV aan zichzelf te leveren.
3.9
[naam gedaagde 1] stelt dat bij de verdeling van de nalatenschap van erflater rekening moet worden gehouden met diverse posten zoals de waarde van de aandelen van de BV, de vordering die erflater had op de BV, de waarde van het appartement te [land] , de saldi op de ABN AMRO bankrekeningen, de vordering op [naam verweerster] ter zake de begrafeniskosten van [naam 1] , de aanslag inkomstenbelasting 2015, de begrafeniskosten van erflater, de erfbelasting en de door [naam gedaagde 1] als executeur gemaakte kosten.
3.1
In beide nalatenschappen vordert [naam gedaagde 1] veroordeling van [naam verweerster] in de werkelijke proceskosten, althans in de proceskosten volgens het liquidatietarief.
3.11
[naam verweerster] heeft tot afwijzing van de reconventionele vorderingen geconcludeerd.
In conventie en in reconventie
3.12
Op de stellingen en de verweren van partijen gaat de rechtbank hierna, waar nodig, in.

4..De beoordeling

In conventie en in reconventie

4.1
De in conventie en reconventie door partijen ingenomen stellingen en de daarop gebaseerde vorderingen lenen zich voor een gezamenlijke beoordeling.
Zoals reeds door de griffier bij e-mailbericht van 25 augustus 2021 aan partijen is bericht, zal de rechtbank geen acht slaan op productie 17 van de zijde van [naam eiseres] . De rechtbank zal evenmin acht slaan op het e-mailbericht van mr. Peet van 30 juli 2021 waar het betreft het onderdeel
‘Reactie op aanvullende vorderingen’.
Nalatenschap erflaatster
Testament nietig?
4.2
[naam eiseres] stelt dat [naam gedaagde 1] een negatieve invloed op erflaatster zou hebben gehad en dat erflaatster ten gevolge van een hersentumor niet wilsbekwaam was. [naam gedaagde 1] heeft dat nadrukkelijk weersproken.
De rechtbank is van oordeel dat [naam eiseres] haar stelling onvoldoende heeft onderbouwd om aan te nemen dat erflaatster ten tijde van het opmaken van haar laatste wilsbeschikking niet in staat was haar wil te bepalen. Evenmin is gebleken van beïnvloeding door [naam gedaagde 1] . Van een nietig testament is daarom geen sprake.
Legitieme portie
4.3
[naam eiseres] , die legitimaris is vanwege plaatsvervulling, vordert dat de legitieme portie wordt vastgesteld op € 90.552,72. [naam gedaagde 1] betwist dat en stelt dat de legitieme portie nihil is.
4.4
De legitieme portie is een gedeelte (in dit geval 1/4e) van de legitimaire massa. De legitimaire massa bestaat uit de waarde van de goederen van de nalatenschap, die wordt vermeerderd met de in aanmerking te nemen giften en verminderd met bepaalde schulden (artikel 4:65 BW).
[naam eiseres] en [naam gedaagde 1] twisten over de vraag welke posten tot de legitimaire massa behoren.
Aandelen Kock en van den Ende BV
4.5
Tot de goederen van de nalatenschap behoren de aandelen Kock en van den Ende BV. In de eerste boedelbeschrijving zijn deze aandelen opgenomen voor een bedrag van € 235.025,-. Daarover hebben [naam eiseres] en [naam gedaagde 1] geen geschil. Wel wil [naam eiseres] duidelijkheid over de hoogte van het huidige saldo.
Uitvaartkosten [naam 1]
4.6
[naam eiseres] stelt zich op het standpunt dat de uitvaartkosten door erflaatster zijn betaald uit moraal en fatsoen. [naam gedaagde 1] erkent dat deze kosten door erflaatster zijn voldaan, maar voert aan dat sprake is van een natuurlijke verbintenis die leidt tot een terugbetalingsverplichting van [naam eiseres] . Ook is volgens [naam gedaagde 1] sprake van zaakwaarneming, omdat [naam eiseres] ten tijde van het overlijden van haar moeder in detentie zat in Spanje.
4.7
De rechtbank is van oordeel dat niet gebleken is dat het een betaling uit moraal en fatsoen zou zijn die voor rekening van erflaatster zou moeten blijven. De rechtbank volgt [naam gedaagde 1] in zijn verweer dat vanwege [naam eiseres] ’s detentie er een redelijke grond bestond voor het behartigen van haar belangen. De helft van de uitvaartkosten van € 6.620,65 (€ 3.310,33) zal bij het vaststellen van de legitieme portie worden meegenomen. De andere helft moet worden meegenomen in de berekening van de hoogte van de nalatenschap van erflater.
Sieraden
4.8
Niet in geschil is dat de waarde van de sieraden € 8.525,- bedroeg.
Inboedel
4.9
Evenmin is in geschil dat de waarde van de inboedel ten tijde van het overlijden van erflaatster nihil was.
Giften aan [naam 1]
4.1
Voorts zal moeten worden vastgesteld welke giften in aanmerking moeten worden genomen bij het berekenen van de legitimaire massa. Volgens [naam gedaagde 1] heeft [naam 1] gedurende een periode van tenminste 25 jaar gratis in een villa in Cambrils, Spanje (die mede-eigendom van erflaatster was) gewoond. Het niet-betalen van huur moet worden beschouwd als een gift en worden meegenomen bij het berekenen van de hoogte van de legitieme portie, aldus [naam gedaagde 1] . Hij berekent de waarde van de totale gift primair op € 225.000,-, subsidiair op € 144.000,-. [naam eiseres] heeft zich op het standpunt gesteld dat de in slechte staat verkerende woning door haar moeder werd bewoond om te voorkomen dat de woning gekraakt zou worden.
4.11
Naar het oordeel van de rechtbank is er geen sprake van een gift. Gezien de verklaring van de mede-eigenaar van de woning, [naam 5] , staat voldoende vast dat de woning door [naam 1] anti-kraak werd bewoond. Ook is voldoende komen vast te staan dat de lasten van de woning werden betaald door [naam 5] . Reden om te oordelen dat geen gebruikskosten verschuldigd zijn. Alleen al om die reden kan er geen sprake van een gift zijn.
4.12
Daarnaast stelt [naam gedaagde 1] dat erflaatster aan [naam 1] een bedrag van € 200,- per maand (tot een totaalbedrag van € 7.581,01), en na het overlijden van de broer van [naam eiseres] een bedrag van € 15.000,- , heeft gegeven. [naam eiseres] weerspreekt deze bedragen en voert aan dat indien het giften mochten zijn, het gebruikelijke giften zijn die niet in aanmerking moeten worden genomen bij de berekening van de legitimaire massa.
Zoals reeds in het kader van een voorlopig oordeel tijdens de mondelinge behandeling kenbaar is gemaakt, is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat dit giften zijn die overeenkomstig het bepaalde in artikel 4:65 BW bij de waarde van de goederen van de nalatenschap moeten worden opgeteld. De rechtbank ziet geen aanleiding hierop terug te komen.
Giften aan [naam gedaagde 1]
4.13
Volgens [naam eiseres] heeft [naam gedaagde 1] van erflaatster schenkingen ontvangen van € 11.000,- en € 28.000,-. [naam gedaagde 1] erkent dat hij een auto heeft ontvangen ter waarde van € 11.000,-, maar hij voert aan dat hij deze auto heeft gekregen in het kader van mantelzorg. Er was geen sprake van een bevoordelingsbedoeling, maar van een beloningsbedoeling.
De rechtbank is van oordeel dat [naam gedaagde 1] deze stelling onvoldoende heeft onderbouwd. Bij de berekening van de legitieme portie zal deze gift, die niet als gebruikelijk is te beschouwen, worden meegenomen.
4.14
Vast staat dat erflaatster in het kader van de afwikkeling van het faillissement van [naam gedaagde 1] € 1.345,42 heeft betaald aan advocaatkosten en € 10.500,- als afkoopsom schuldeisers. Deze betalingen vallen, zoals ook [naam gedaagde 1] heeft erkend, niet onder mantelzorg en zijn niet als gebruikelijke giften te beschouwen. In het kader van een voorlopig oordeel is kenbaar gemaakt dat deze giften wel moeten worden meegenomen bij de berekening van de legitieme.
De overige door [naam eiseres] genoemde giften aan [naam gedaagde 1] worden later in de procedure beoordeeld.
Gift aan [naam gedaagde 2]
4.15
Uit de notariële akte van schenking d.d. 17 december 2014 volgt dat erflaatster aan [naam gedaagde 2] € 100.000,- heeft geschonken. [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] hebben in hun conclusie van antwoord in conventie verklaard dat dit bedrag afkomstig was uit het vermogen van erflaatster in de BV en beschikbaar is gekomen door het afstempelen van de aandelen.
Voorshands wordt geoordeeld dat in het geval er onvoldoende activa in de boedel zitten om het uiteindelijke bedrag van de legitieme portie aan [naam eiseres] te voldoen, [naam gedaagde 2] als begiftigde aan het tekort zal moeten bijdragen.
Schuld aan Kock en van den Ende BV.
4.16
[naam eiseres] heeft niet weersproken dat de rekening-courant van erflaatster per 31 december 2015 € 18.917,- bedroeg. Dit bedrag zal daarom worden meegenomen in de berekening van de legitieme portie.
Begrafeniskosten erflaatster
4.17
De begrafeniskosten van erflaatster ad € 1.219,- zullen eveneens worden meegenomen in de berekening van de legitieme portie.
Kosten van vereffening/executele
4.18
De rechtbank stelt voorop dat de wet bij het berekenen van de legitimaire massa onderscheid maakt tussen de kosten van vereffening van de nalatenschap en de kosten van executele. Anders dan [naam gedaagde 1] betoogt, behoren tot de schulden die meetellen bij de berekening van de waarde van de goederen van de nalatenschap wel de notariskosten, maar niet de advocaatkosten. Dat [naam gedaagde 1] zoals hij stelt, door de opstelling van [naam eiseres] en door procedures, hoge kosten heeft gemaakt maakt dit oordeel niet anders. Zoals hierna onder
4.19
zal worden besproken, heeft [naam gedaagde 1] het gebod om bepaalde gegevens over te leggen niet geheel nageleefd. De advocaatkosten moeten daarom voor zijn rekening blijven.
Dwangsommen
4.19
[naam eiseres] heeft als legitimaris recht en belang om te weten wat de omvang van de nalatenschap is. Ingevolge artikel 4:78 BW dient [naam gedaagde 1] als executeur en als erfgenaam alle bescheiden ter inzage te geven en afschriften te verstrekken van alle relevante stukken.
De voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft bij vonnis van 12 februari 2020 [naam gedaagde 1] veroordeeld om een aantal in het dictum van dat vonnis vermelde gegevens aan [naam eiseres] te verstrekken op straffe van een dwangsom. In hoger beroep heeft het Gerechtshof Den Haag
bij arrest van 6 april 2021 geoordeeld dat [naam gedaagde 1] het gebod om bepaalde bankgegevens over te leggen (benodigd ter berekening van de legitieme portie) niet geheel heeft nageleefd.
[naam gedaagde 1] heeft in reconventie gevorderd voor recht te verklaren dat hij geen dwangsommen heeft verbeurd, althans dat de dwangsommen worden opgeheven/gematigd en [naam eiseres] wordt veroordeeld om de reeds geïncasseerde dwangsommen en executiekosten aan hem te voldoen. De rechtbank ziet voor zichzelf als bodemrechter echter geen taak weggelegd. Het zou in strijd met de goede procesorde zijn om op basis van hetzelfde feitencomplex over de in kort geding en in hoger beroep behandelde geschillen te oordelen. [2]
Daarnaast geldt dat de executierechter, indien zich na verbeurte van de dwangsom een nieuwe, geen overmacht opleverende omstandigheid heeft voorgedaan, kan toetsen of de titel waarbij de dwangsom is opgelegd nog doeltreffend en uitvoerbaar is. Executierechter is de rechter die bij vonnis in kort geding van 10 juli 2020 het maximum van de te verbeuren dwangsommen heeft verlaagd tot € 100.000. Van die beslissing is [naam gedaagde 1] in appel gekomen. Het hof (executierechter in appel) heeft het vonnis voor zover daarbij het maximum van de dwangsommen is verlaagd vernietigd en de vordering van [naam gedaagde 1] tot vermindering van de dwangsommen afgewezen en het vonnis van 10 juli 2020 voor het overige bekrachtigd. De reeds verbeurde dwangsommen ad € 150.000,- blijven dus staan. De vordering in reconventie zal daarom worden afgewezen.
Bankafschriften bankrekeningen en beleggingsrekening
4.2
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat partijen het erover eens zijn dat de executele is beëindigd. [naam eiseres] is ten gevolge daarvan gerechtigd om de benodigde informatie op te vragen. Het ligt op haar weg om zelf actie te ondernemen. Zij zal in het vervolg van deze procedure ook moeten kunnen aantonen dat zij dat heeft gedaan. [naam gedaagde 1] , op wie ten aanzien van de bankafschriften nog steeds een inspanningsverplichting rust, zal op zijn beurt zijn inspanningen dienen aan te tonen, bij gebreke waarvan de rechtbank de conclusie zal trekken die zij geraden acht.
Testamentair bewind
4.21
[naam eiseres] heeft aan haar vordering onder II. met betrekking tot het testamentair bewind ten
grondslag gelegd dat een schuld van de nalatenschap aan een schuldeiser niet onder bewind
kan worden gesteld. Haar stelling dat [naam gedaagde 1] via het bewindvoerdersloon het vermogen van
erflaatster wil verkrijgen en er voor wil zorgen dat [naam eiseres] niets zou ontvangen, is door [naam gedaagde 1]
nadrukkelijk betwist.
Erflaatster heeft vanwege de detentie van [naam eiseres] gewild dat het vermogen dat [naam eiseres]
eventueel zou ontvangen, door het testamentair bewind zou zijn beschermd.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [naam gedaagde 1] zich ten aanzien van het
testamentaire bewind gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.22
Nu [naam eiseres] inmiddels niet meer is gedetineerd zal de rechtbank – in navolging van het arrest van 25 juli 2017 van het Gerechtshof Amsterdam [3] – voor recht verklaren dat het testamentair bewind geen effect sorteert.
Conclusie
4.23
Gelet op dat wat met betrekking tot de nalatenschap van erflaatster is overwogen en geoordeeld, wordt aan [naam eiseres] en [naam gedaagde 1] gevraagd dat ieder een nieuwe, onderbouwde berekening van de legitieme portie maakt met inachtneming van het voorgaande. Daarbij dient door [naam gedaagde 1] te worden aangegeven wat de executeurs- en vereffeningskosten tot nu toe zijn.
Nalatenschap erflater
4.24
Partijen zijn het met elkaar eens dat op de afwikkeling van de nalatenschap van erflater Nederlands recht van toepassing is.
Testament en volmacht nietig/vernietigbaar?
4.25
[naam gedaagde 1] betwist de stelling van [naam eiseres] dat erflater ten tijde van het ondertekenen van het
testament en het afgeven van de volmacht niet wilsbekwaam was.
4.26
De rechtbank overweegt als volgt.
Als erflater het testament en de volmacht van 7 oktober 2011 heeft getekend/afgegeven
terwijl hij aan een stoornis van de geestesvermogens leed, dan wordt de wil geacht niet overeen te stemmen met de verklaring indien (a) de stoornis een redelijke waardering van de bij de handeling betrokken belangen belette of (b) de verklaring onder invloed van de stoornis is gedaan (artikel 3:34 lid 1 BW). Als de wil niet met de verklaring overeenstemt, zijn het testament en de volmacht nietig.
De stelplicht en bewijslast van de stelling dat erflater door een stoornis van zijn geestesvermogens niet in staat was zijn wil te bepalen, rusten ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv op [naam eiseres] . In de regel voldoet de desbetreffende partij aan haar stelplicht door een voldoende onderbouwde medische verklaring in het geding te brengen die deze stelling ondersteunt. [4]
[naam eiseres] stelt dat volgens een CIZ-verklaring van 2 juli 2013 erflater een indicatie van VV05 (beschermd wonen met intensieve dementiezorg) had. Een verzoek om inzage te verkrijgen in het medisch dossier van erflater is door de huisarts en de instelling waar erflater verbleef niet gehonoreerd. Zij verzoekt de rechtbank daarom (hoewel niet in het dictum van de dagvaarding opgenomen) een medisch deskundige te benoemen die inzage dient te krijgen in het medisch dossier van erflater en die dient te onderzoeken of erflater vanaf 2011 althans 2013 wilsbekwaam of wilsonbekwaam was.
4.27
De rechtbank is van oordeel dat [naam eiseres] te weinig heeft gesteld om een medisch deskundige te benoemen. Gelet op het onder 2.21 genoemde e-mailbericht d.d. 6 december 2019 van notaris [naam notaris 3] , waarin is verklaard dat erflater zowel fysiek als mentaal nog in goede staat van gezondheid verkeerde om zijn wil te bepalen, is de rechtbank van oordeel dat niet gebleken is dat erflater ten tijde van het tekenen van het testament en het afgeven van de volmacht wilsonbekwaam was.
4.28
Door [naam eiseres] is evenmin gesteld dat erflater bij leven problemen heeft gehad met de wijze waarop [naam gedaagde 1] met de aan hem verstrekte volmacht is omgegaan. De rechtbank is van oordeel dat, nu de volmachtgever bij leven kennelijk geen aanleiding heeft gezien [naam gedaagde 1] ter verantwoording te roepen omtrent de wijze waarop hij met de machtiging is omgegaan, [naam eiseres] als erfgenaam evenmin het recht toekomt [naam gedaagde 1] ter verantwoording te roepen. Dit zou slechts anders kunnen zijn indien er sprake is van misbruik van omstandigheden door [naam gedaagde 1] . [naam eiseres] heeft haar stelling dat door [naam gedaagde 1] misbruik is gemaakt van omstandigheden nauwelijks onderbouwd. Het primair gevorderde zal worden afgewezen.
Aandelen Kock en van den Ende BV en rekening-courantverhouding
4.29
[naam eiseres] en [naam gedaagde 1] verschillen van mening over de waarde van de aandelen van erflater. Volgens [naam eiseres] bedraagt de waarde minimaal € 65.629,95, terwijl [naam gedaagde 1] een negatief bedrag van € 6.978,- opvoert. Ook zet [naam eiseres] haar vraagtekens bij de rekening-courantverhouding. Uit de jaarstukken 2015 blijkt volgens haar dat [naam gedaagde 1] een rekening-courantverhouding heeft met de BV van € 265.027,-, een bedrag dat hij in de nalatenschap moet inbrengen.
4.3
Uit de oprichtingsakte van 19 december 2013 volgt dat [naam gedaagde 1] erflater heeft vertegenwoordigd bij de oprichting van Kock en van den Ende BV. Volgens [naam gedaagde 1] is de BV op advies van een notaris en een boekhouder/fiscalist, [naam 6] , opgericht ter voorkoming van een hoge(re) eigen bijdrage AWBZ. Uit een e-mailbericht van [naam 6] van 21 oktober 2020 kan worden opgemaakt dat het niet-volledig volstorten van de aandelen tot gevolg had dat een rekening-courant positie ontstond tussen de BV en erflater. Of er zoals [naam eiseres] stelt ook een rekening-courant positie is ontstaan tussen de BV en [naam gedaagde 1] zal moeten blijken.
De rechtbank ziet aanleiding om een deskundige te benoemen die de aandelen zal waarderen en een uitspraak zal doen over de rekening-courantposities van erflater en [naam gedaagde 1] . Het voorschot van de kosten van de deskundige zal door [naam eiseres] moeten worden betaald. [naam eiseres] en [naam gedaagde 1] zullen zich mogen uitlaten over de persoon van de te benoemen deskundige.
Schenking aan [naam gedaagde 2]
4.31
Door middel van een onderhandse akte van 1 december 2014 is door erflater een bedrag van € 100.000,- geschonken aan [naam gedaagde 2] . [naam eiseres] vermoedt dat, anders dan bij de schenking door erflaatster, geen notariële akte is opgemaakt omdat geen enkele notaris een dergelijke akte zou hebben willen opstellen. [naam eiseres] doelt daarbij op wilsonbekwaamheid van erflater. [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] betwisten dat sprake was van wilsonbekwaamheid. Juist uit het feit dat erflater de schenkingsovereenkomst heeft ondertekend volgt dat hij wilsbekwaam was, aldus [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] .
4.32
Onder 4.27 is geoordeeld dat niet is gebleken dat erflater ten tijde van het tekenen van het testament/afgeven van de volmacht wilsonbekwaam was. Dit geldt ook voor de periode rond 1 december 2014. [naam eiseres] heeft te weinig gesteld om tot een ander oordeel te komen.
4.33
De vraag die partijen daarnaast verdeeld houdt is of de op de onderhandse overeenkomst van schenking ‘geplaatste’ handtekening een originele handtekening dan wel gekopieerde handtekening van erflater is.
Omdat de rechtbank niet over de deskundigheid beschikt om te beoordelen of het om een originele dan wel gekopieerde handtekening gaat, is er aanleiding om een grafologisch onderzoek te laten plaatsvinden. De deskundige behoeft niet nader te onderzoeken of de handtekening daadwerkelijk van erflater is, omdat [naam eiseres] dat niet heeft weersproken.
Omdat ingevolge artikel 150 Rv op [naam eiseres] de bewijslast rust van haar stelling dat de handtekening niet origineel is, zal de rechtbank [naam eiseres] de bewijsopdracht naar de echtheid van de handtekening geven. [naam eiseres] zal het voorschot voor de kosten van het deskundigenonderzoek moeten betalen. Voordat tot benoeming van een deskundige zal worden overgegaan, mogen partijen zich uitlaten over de persoon van de te benoemen deskundige.
Indien het geen originele handtekening blijkt te zijn, was er voor de schenking geen rechtsgrond, en zal geconcludeerd worden tot nietigverklaring van de schenking. [naam gedaagde 2] dient dan het door haar ontvangen bedrag van € 100.000,- terug te betalen. Vast staat dat het aan [naam gedaagde 2] geschonken bedrag is betaald vanuit de BV. [naam gedaagde 1] dient daarom het aandeelhoudersbesluit voor het voldoen van die betaling van € 100.000,- over te leggen. Daarnaast dient hij de statuten van de BV over te leggen.
Als het wel een originele handtekening blijkt te zijn komt de rechtbank toe aan de behandeling van de disputen over misbruik van omstandigheden en inkorting.
Misbruik van omstandigheden
4.34
[naam eiseres] heeft op 19 november 2018 de schenking vernietigd wegens misbruik van omstandigheden. Ten aanzien van de ingeroepen vernietiging wegens misbruik van omstandigheden ex artikel 7:176 BW en de vordering tot vernietiging voert [naam gedaagde 2] het verweer dat het beroep op vernietiging is verjaard. De rechtbank volgt [naam gedaagde 2] daarin niet.
In artikel 3:52 lid 1 sub b BW is bepaald dat de rechtsvordering tot vernietiging van een rechtshandeling in geval van bedreiging of misbruik van omstandigheden drie jaren nadat deze invloed heeft opgehouden te werken verjaart. Of sprake is geweest van misbruik van omstandigheden is een dispuut dat later in de procedure aan de orde zal komen. Indien geoordeeld zou worden dat sprake is geweest van misbruik van omstandigheden, komt de vraag aan de orde wanneer de verjaringstermijn is gaan lopen. De rechtbank houdt bij de beantwoording van die vraag rekening met de tijd dat het heeft geduurd voordat [naam eiseres] haar eigen belangen heeft laten behartigen. De rechtbank is op voorhand van oordeel dat gerekend moet worden vanaf het moment dat [naam eiseres] zich van rechtsbijstand is gaan voorzien, te weten vanaf de inschakeling van notaris [naam notaris 1] in 2017. Geconcludeerd wordt dat de op 19 november 2018 ingeroepen vernietiging van de schenking nog niet te laat was. Van verjaring is dus geen sprake.
Appartement te [land]
4.35
[naam eiseres] stelt dat [naam gedaagde 1] een vermogensbestanddeel van erflaters nalatenschap, het appartement ( [adres] ) te [land] , heeft verzwegen, waardoor hij zijn aandeel ex artikel 3:194 lid 2 BW aan [naam eiseres] verbeurt. [naam gedaagde 1] betwist dat hij het appartement (opzettelijk) heeft verzwegen. Hij verwijst daarbij naar het arrest van de Hoge Raad van 31 maart 2017. [5]
4.36
De rechtbank volgt [naam gedaagde 1] waar hij aanvoert dat een geslaagd beroep op artikel 3:194 BW uitsluitend mogelijk is indien hij het appartement te [land] (opzettelijk) zou hebben verzwegen. In het arrest van de Hoge Raad van 31 maart 2017 wordt benadrukt dat voor een geslaagd beroep op artikel 3:194 lid 2 BW opzet moet worden aangenomen en dat het verbeuren van een aandeel in een gemeenschappelijk goed een zware sanctie is. Toegespitst op deze zaak moet voor het verbeurdverklaren van het aandeel van [naam gedaagde 1] komen vast te staan dat hij het appartement opzettelijk heeft verzwegen voor [naam eiseres] .
De rechtbank is van oordeel dat [naam gedaagde 1] in de richting van [naam eiseres] het appartement niet heeft verzwegen. Op het eerste verzoek van [naam eiseres] om een boedelbeschrijving te verstrekken is in de brief zijdens [naam gedaagde 1] van 29 november 2017 het appartement opgenomen, met de toelichting dat het feit dat het appartement bij akte van 29 april 2016 aan [naam gedaagde 1] is geleverd, onverlet laat dat de waarde van het appartement in de verdeling van de nalatenschap wordt meegenomen. Dat [naam gedaagde 1] , naar hij stelt op advies van deskundigen, uit fiscale overwegingen het appartement op zijn naam heeft laten zetten, rekent de rechtbank hem niet aan.
4.37
Wel heeft [naam gedaagde 1] het eerder doen voorkomen dat hij enig erfgenaam was. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [naam gedaagde 1] , in reactie op de opmerking van de voorzitter dat [naam gedaagde 1] [naam eiseres] ten onrechte heeft bericht dat hij in beide nalatenschappen enig erfgenaam was, erkend dat hij fouten heeft gemaakt, naar hij noemt beginnersfouten. Dat hij [naam eiseres] in eerste instantie als erfgenaam heeft verzwegen rekent de rechtbank hem wel aan. Of [naam gedaagde 1] in maart 2016 welbewust een ‘valse’ verklaring van erfrecht heeft laten opmaken kan niet worden vastgesteld, al lijkt notaris [naam notaris 2] in zijn brief van 16 augustus 2018, waarin hij verklaart dat de akte is gebaseerd op mededelingen van [naam gedaagde 1] en op zaken die [naam gedaagde 1] uitdrukkelijk niet heeft verteld, en in zijn e-mailbericht van 20 augustus 2018 de stelling van [naam eiseres] te bevestigen. Hoewel [naam gedaagde 1] de schijn tegen heeft, kan de rechtbank, net als de kantonrechter van deze rechtbank in zijn beschikking van 11 april 2019, niet uitsluiten dat slechts sprake was van een misverstand.
4.38
Omdat partijen van mening verschillen over de waarde van het appartement is voor de vaststelling van de waarde van de nalatenschap een taxatie door een deskundige nodig. [naam eiseres] en [naam gedaagde 1] dienen beiden een makelaar/taxateur in te schakelen die het appartement zal taxeren en tijdig de taxatierapporten over te leggen.
Facturen
4.39
In reconventie heeft [naam gedaagde 1] een aantal facturen overgelegd, die volgens hem tot de nalatenschap van erflater behoren. [naam eiseres] heeft de juistheid van de overgelegde facturen betwist. Zo hebben volgens haar een aantal van de door [naam gedaagde 1] opgevoerde kosten geen betrekking op het appartement en lijken het willekeurige VvE facturen te betreffen. Evenmin kunnen op naam van de BV staande facturen ten laste van de nalatenschap van erflater worden gebracht.
Gelet op dit verweer, zal [naam gedaagde 1] betalingsbewijzen over moeten leggen waaruit blijkt dat de desbetreffende facturen zijn betaald en moeten onderbouwen waarom de op naam van de BV staande facturen ten laste van de nalatenschap van erflater moeten komen.
[naam eiseres] weerspreekt daarnaast dat sprake is van een negatief rendement van het appartement. Ze betwist de juistheid van de door [naam gedaagde 1] opgevoerde verhuuropbrengsten.
Tweede mondelinge behandeling4.40 De rechtbank ziet in het voorgaande aanleiding om een mondelinge behandeling te houden waarin het een en ander kan worden besproken.
Beide partijen dienen vóór die mondelinge behandeling een makelaar in te schakelen die het appartement te [land] zal taxeren en een uitspraak zal doen over realistische huuropbrengsten.
4.41
Er zal geen rekening worden gehouden met stukken die korter dan twee weken voor de mondelinge behandeling worden ingediend.
4.42
De overige onderdelen van de vorderingen zullen later in de procedure worden beoordeeld.

5..De beslissing

De rechtbank:
in conventie:
nalatenschap erflaatster
5.1
verklaart voor recht dat het testamentair bewind, zoals opgenomen in het testament van 17 december 2014, geen effect sorteert;
nalatenschap erflater
5.2
wijst het onder I. primair onder a. gevorderde af;
5.3
wijst het onder V. gevorderde af;
5.4
[naam eiseres] en [naam gedaagde 1] zullen zich mogen uitlaten over de persoon van de te benoemen deskundigen (zie 4.30 en 4.33), verwijst daartoe de zaak naar de rol van
woensdag 22 december 2021;
in reconventie:
nalatenschap erflaatster
5.5
wijst het onder I. en II. gevorderde af;
in conventie en in reconventie:
5.6
verwijst de zaak naar
woensdag 26 januari 2022 te 10:00 uurvoor een mondelinge behandeling die zal worden gehouden in het gerechtsgebouw aan het Steegoversloot 36 te Dordrecht;
5.7
gelast [naam verweerster] bij die mondelinge behandeling in persoon te verschijnen, in aanwezigheid van een onafhankelijke, bij voorkeur in het Register beëdigde tolken en vertalers opgenomen tolk;
5.8
gelast ieder van partijen om uiterlijk twee weken vóór de mondelinge behandeling over te leggen:
- een nieuwe berekening van de legitieme portie van [naam verweerster] (zie 4.23);
- een taxatie/rapportage van een makelaar (zie 4.38 en 4.40);
5.9
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.1
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mr. C. van Steenderen-Koornneef en mr. P.G. Knoppers, rechters, in aanwezigheid van mr. D. de Groot-Magnin als griffier.
3092

Voetnoten

2.Mede gelet op HR 16 november 1984, NJ 1985/547