ECLI:NL:RBROT:2021:11476

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 oktober 2021
Publicatiedatum
24 november 2021
Zaaknummer
C/10/625100 / KG ZA 21-771
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • C. Sikkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de in de ontbonden huwelijksgemeenschap vallende woning in kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een kort geding waarin partijen, na een echtscheiding, in geschil zijn over de verdeling van de woning die tot de ontbonden huwelijksgemeenschap behoort. De rechtbank had eerder op 15 april 2021 de echtscheiding uitgesproken en de wijze van verdeling van de gemeenschap gelast. De vrouw had de woning toegewezen gekregen onder de voorwaarde dat zij deze binnen drie maanden na de beschikking kon financieren. De man, die op dat moment geen vaste verblijfplaats had, betaalde de lasten van de woning. De vrouw heeft echter niet binnen de gestelde termijn de woning overgenomen, wat leidde tot de vordering van de man in conventie om de vrouw te veroordelen tot medewerking aan de eigendomsoverdracht van de woning aan hem.

De vrouw voerde verweer en stelde dat zij voldoende inspanningen had verricht om de financiering rond te krijgen, maar dat er vertraging was opgetreden door externe factoren. De rechtbank oordeelde dat de vrouw inderdaad voldoende inspanningen had geleverd en dat de termijn van drie maanden niet als een harde vervaltermijn moest worden gezien. De rechtbank wees de vorderingen van de man in conventie af en kende de vorderingen van de vrouw in reconventie toe, waarbij de man werd veroordeeld om zijn medewerking te verlenen aan de toedeling van de woning aan de vrouw.

De rechtbank benadrukte dat het belang van de jongmeerderjarige kinderen, die samen met de vrouw in de woning woonden, ook een belangrijke rol speelde in de beslissing. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/625100 / KG ZA 21-771
Vonnis in kort geding van 27 oktober 2021
in de zaak van
[naam eiser],
wonende te [woonplaats eiser],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. M.H.O. de Haas te Bergambacht, gemeente Krimpenerwaard,
tegen
[naam gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. H. Durdu te Rotterdam.
Partijen worden hierna [naam eiser] en [naam gedaagde] genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 21 september 2021 met drie producties
  • de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie met zeven producties
  • producties 8 tot en met 12 van [naam gedaagde]
  • de reactie op de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie met een ongenummerde productie
  • de mondelinge behandeling gehouden op 13 oktober 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Partijen zijn 26 jaar gehuwd geweest. Bij beschikking van 15 april 2021 (hierna: de Beschikking) heeft deze rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De Beschikking is op 1 september 2021 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. In de Beschikking is ook de wijze van verdeling van de tussen partijen tijdens huwelijk bestaande gemeenschap van goederen gelast.
2.2.
Tot de door de echtscheiding ontbonden gemeenschap van goederen behoort de woning gelegen aan de [adres] (hierna: de Woning). Op de Woning rust een hypotheek. Aan de hypotheek zijn levens/spaarverzekeringen gekoppeld.
2.3.
Ten aanzien van de verdeling van de Woning is in de Beschikking, voor zover thans relevant, het volgende overwogen en beslist:
“2.7.
Verdeling(…)
2.7.6.
De woning aan de [adres], de hypothecaire lening hij Florius met nummer [nummer 1] en de levensverzekering bij Allianz met nummer [nummer 2]
2.7.7.
Partijen zijn tijdens de mondelinge behandeling overeengekomen dat de woning aan de vrouw zal worden toegedeeld onder de voorwaarde dat de vrouw in staat is deze toedeling binnen een termijn van drie maanden na datum van de beschikking te financieren. Partijen zullen in onderling overleg zo nodig met bijstand van hun advocaten een NVM-makelaar uitkiezen die de waarde van de woning zal taxeren.
2.7.8.
Verder zijn partijen overeengekomen dat de vrouw de hypothecaire schuld voor haar rekening neemt. De vrouw draagt er zorg voor dat de bank de man ontslaat uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening.
2.7.9.
Als de waarde van de woning hoger is dan de hypothecaire schuld, nadat de aanspraken van de aan de hypothecaire geldlening gekoppelde levensverzekeringen daarop in mindering zijn gebracht, is sprake van overwaarde. De vrouw moet de helft van de overwaarde aan de man voldoen onder verrekening van de door de man voor de vrouw betaalde helft van de maandelijkse hypothecaire lasten en premies van de levensverzekeringen vanaf de peildatum 9 april 2020 tot aan de overdracht van de woning aan de vrouw.
2.7.10.
Als de waarde van de woning lager is dan de hypothecaire schuld, nadat de aanspraken van de aan de hypothecaire geldlening gekoppelde levensverzekeringen daarop in mindering zijn gebracht, is sprake van onderwaarde. De man moet de helft van de onderwaarde aan de vrouw voldoen onder verrekening van de door de man voor de vrouw betaalde helft van de maandelijkse hypothecaire lasten en premies van de levensverzekeringen vanaf de peildatum 9 april 2020 tot aan de overdracht van de woning aan de vrouw.
2.7.11.
Als de vrouw niet in staat is de toedeling van de woning aan haar te financieren en/of het ontslag van de man uit bedoelde hoofdelijke aansprakelijkheid te bewerkstelligen, zal de woning aan de man worden toegedeeld tegen de door de makelaar getaxeerde waarde onder de voorwaarde dat de man in staat is deze toedeling binnen een termijn van drie maanden te financieren. Hetgeen onder 2.7.9. tot en met 2.7.11. is overwogen ten aanzien van dc hypothecaire lening, het ontslag van de hoofdelijke aansprakelijkheid en de overwaarde dan wel de onderwaarde zal eveneens gelden voor de man.
2.7.12.
Als ook de man niet in staat is de toedeling van de woning aan hem te financieren en/of het ontslag van de vrouw uit bedoelde hoofdelijke aansprakelijkheid te bewerkstelligen, moet de woning worden verkocht.
2.7.13.
Op de verkoopopbrengst moet de hypothecaire schuld ten tijde van de overdracht van de woning in mindering worden gebracht. De aanspraken uit hoofde van de aan de hypothecaire geldlening gekoppelde levensverzekering strekken in mindering op de hypothecaire schuld. Voor zover de verkoopopbrengst hoger zal zijn dan de hypothecaire schuld is sprake van overwaarde die partijen gelijkelijk verdelen. Indien de aanspraken uit hoofde van de aan de hypothecaire geldlening gekoppelde levensverzekering hoger zullen zijn dan de hypotheekschuld verdelen partijen deze gelijkelijk.
2.7.14.
Als de verkoopopbrengst lager is dan de hoogte van de hypothecaire schuld, waarop de aanspraken uit hoofde van de aan de hypothecaire geldlening gekoppelde levensverzekering in mindering strekken is sprake van onderwaarde die partijen gelijkelijk zullen dragen.
2.7.15.
De kosten verbonden aan de verdeling en levering of verkoop en levering van de woning worden door partijen hij helfte gedragen. (…)
2.7.24.
De wijze van verdeling van de gemeenschap zal gelast worden zoals hiervoor onder de rechtsoverwegingen 2.7.5. tot en met 2.7.23. is weergegeven. (…)

3..De beslissing

De rechtbank: (…)
3.4
gelast de wijze van verdeling van de gemeenschap zoals weergegeven onder de rechtsoverwegingen 2.7.5. tot en met 2.7.23.;
3.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad, behalve ten aanzien van de echtscheiding: (…)”
2.4.
[naam gedaagde] woont, samen met de twee jongmeerderjarige (19 en 21 jaar) kinderen van partijen, in de Woning. [naam eiser] beschikt op dit moment niet over een vaste verblijfplaats. [naam eiser] betaalt de lasten van de Woning.
2.5.
Zowel [naam eiser] als [naam gedaagde] hebben door een notaris een concept akte van verdeling ten aanzien van de Woning laten opstellen.

3..Het geschil in conventie

3.1.
[naam eiser] vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
[naam gedaagde] te veroordelen om binnen één week na een daartoe strekkend verzoek van de door [naam eiser] ingeschakelde notaris haar medewerking te verlenen aan de eigendoms-overdracht c.q. levering van haar aandeel in de eigendom van de Woning aan [naam eiser], onder de voorwaarde dat [naam gedaagde] wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de op de Woning rustende hypothecaire geldlening;
te bepalen dat bij gebreke van medewerking van [naam gedaagde] binnen de gestelde termijn als omschreven onder 1. aan [naam eiser] vervangende toestemming wordt verleend om namens [naam gedaagde] de akte van levering en - indien en voor zover noodzakelijk - een akte van verdeling te laten opmaken alsmede te ondertekenen en verder terzake alle feitelijke rechtshandelingen te verrichten die nodig zijn voor het realiseren van de eigendoms-overdracht c.q. levering van de Woning aan [naam eiser];
primair, [naam gedaagde] te veroordelen in de werkelijke kosten van deze procedure met wette-lijke rente en de nakosten, en subsidiair, [naam gedaagde] te veroordelen in de proceskosten volgens het liquidatietarief, met wettelijke rente en de nakosten.
3.2.
[naam gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..Het geschil in reconventie

4.1.
[nam eiseres] vordert om bij vonnis, voor zover rechtens mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. [naam verweerder] te veroordelen tot het verlenen van zijn onmiddellijke en onvoorwaardelijke medewerking en tot het verrichten van alle noodzakelijke handelingen ten behoeve van de levering van de Woning aan [nam eiseres] en uitkeren/beëindigen van de spaarverzekering
(Allianz) en de overname door [nam eiseres] van de hypothecaire geldlening verbonden aan de Woning;
2. te bepalen dat, indien [naam verweerder] niet, na schriftelijke sommatie of sommatie per e-mail, binnen twee dagen voldoet aan enige verplichting tot het verlenen van zijn medewer-king een dwangsom verbeurt van € 500,00 per dag dat [naam verweerder] hiermee in gebreke blijft met een maximum van € 10.000,00;
3. te bepalen dat, indien [naam verweerder] niet tijdig voldoet aan hetgeen is verzocht onder 1., het vonnis op de voet van het bepaalde in artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats treedt van het deel van de notariële akte van levering en/of akte van levering, waaruit moet blijken van de wilsverklaring van [naam verweerder] dat hij de Woning levert aan [nam eiseres] en voor de afkoop van de spaarverzekering die verpand is aan de hypothecaire lening;
4. [naam verweerder] te veroordelen in de kosten van dit geding.
4.2.
[naam verweerder] voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5..De beoordeling in conventie en in reconventie

5.1.
Gezien de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie behandelt de voorzieningenrechter deze gezamenlijk.
5.2.
Partijen hebben over de verdeling van de - in de ontbonden huwelijksgemeenschap vallende - Woning afspraken gemaakt die zijn vastgelegd in de Beschikking. In beginsel kan worden aangenomen dat partijen, over en weer, bij de nakoming van die afspraken - waar het feitelijk in dit kort geding om draait - voldoende spoedeisend belang hebben. Daarbij wordt het in zaken als deze gehanteerde uitgangspunt dat van een deelgenoot niet kan worden verlangd dat hij of zij tegen zijn of haar zin in een onverdeeldheid blijft in aanmerking genomen.
5.3.
Partijen kunnen dus beiden, in rechte, nakoming van de in de Beschikking neergelegde afspraken vorderen. Dit hebben [naam eiser] en [naam gedaagde] met de vorderingen in conventie respectievelijk reconventie gedaan. Zij hebben beiden, in spiegelbeeld, materieel hetzelfde gevraagd, namelijk toedeling van de Woning aan hem/haar.
5.4.
[naam eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat [naam gedaagde] niet binnen de door de rechtbank aan haar verleende termijn van drie maanden na de datum van de Beschikking de Woning van hem heeft overgenomen, zodat zij, overeenkomstig overweging 2.7.11 en de veroordeling in het dictum onder 3.4 van de Beschikking, medewerking dient te verlenen aan de verkoop en levering van haar aandeel in de Woning aan hem. Nu [naam gedaagde] weigert haar medewerking daaraan te verlenen, heeft [naam eiser] belang bij zijn vorderingen in conventie.
5.5.
[naam gedaagde] stelt zich, zo begrijpt de voorzieningenrechter, op het standpunt dat [naam eiser] misbruik maakt van zijn recht door zich te beroepen op een strikte uitleg van de bewoordingen in de Beschikking. [naam gedaagde] heeft de inspanning en zorgvuldigheid betracht die redelijkerwijs nodig is om aan de veroordeling te voldoen. Gelet daarop is de strikte uitleg die door [naam eiser] wordt gehanteerd in de visie van [naam gedaagde] onredelijk.
5.6.
Aldus verschillen partijen van mening over de uitleg van met name overwegingen 2.7.7 en 2.7.11 en de veroordeling in het dictum onder 3.4 van de Beschikking.
Vooropgesteld wordt dat de veroordeling moet worden uitgelegd in het licht van en met inachtneming van de overwegingen die tot die beslissing hebben geleid (HR 4 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:369). Daarbij kan betekenis toekomen aan hetgeen in de gedingstukken is aangevoerd over het geschilpunt waarop de overwegingen en de beslissing betrekking hebben (HR 2 december 2012 ECLI:NL:HR:2011:BT1852). Bij de uitleg dienen verder het doel en de strekking van de veroordeling tot richtsnoer te worden genomen, in die zin dat de veroordeling niet verder strekt dan tot het bereiken van het daarmee beoogde doel (HR 20 mei 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1367; HR 23 februari 2007 ECLI:NL:HR:2007:AZ3085).
Ten slotte kunnen ook de maatstaven van redelijkheid en billijkheid van belang zijn (HR 20 mei 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1367).
Daarnaast geldt dat deelgenoten in hun rechtsbetrekking verplicht zijn jegens elkaar te gedragen overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid op grond van artikel 3:166 lid 3 jo. 6:2 BW.
5.7.
Uit de Beschikking volgt dat doel en strekking van de veroordeling is dat partijen in eerste instantie zorgdragen voor toedeling van de Woning aan [naam gedaagde]. Een redelijke interpretatie van de tekst van de Beschikking brengt met zich dat aan met name overweging 2.7.7 en de veroordeling in het dictum onder 3.4 is voldaan zodra vaststaat dat [naam gedaagde] [naam eiser] kan en zal vrijwaren en [naam eiser] uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid kan en zal worden ontslagen. De rechtbank heeft niet nader gemotiveerd waarom zij heeft gekozen voor een termijn van drie maanden na de datum van de Beschikking, maar het komt de voorzieningenrechter voor dat deze termijn is gegeven als stok achter de deur en niet als vervaltermijn. Het gaat erom dat beide partijen zich voldoende dienen in te spannen om dat doel te bereiken, waarbij de rechtbank drie maanden als redelijke termijn heeft geacht. Of en in hoeverre [naam gedaagde] strikt gehouden kan worden aan die termijn, is afhankelijk van de mate waarin met name [naam gedaagde], maar ook [naam eiser], hebben voldaan aan hun inspanningsverplichtingen.
5.8.
De termijn van drie maanden verliep feitelijk op 15 juli 2021. Vaststaat dat partijen op 4 juli 2021 nog in gesprek zijn gegaan over de taxatie van de Woning en tijdens dat gesprek de afspraak hebben gemaakt dat zij een gezamenlijke taxatie zouden laten verrichten. [naam gedaagde] heeft, namens partijen, daartoe opdracht gegeven aan de makelaar, waarna de taxatie op 22 juli 2021 heeft plaatsgevonden. Dit kon niet eerder, omdat [naam gedaagde] kort daarvoor in de Woning in verplichte quarantaine zat vanwege een coronabesmetting. Op 29 juli 2021 was het taxatierapport beschikbaar. Op 23 juli 2021 heeft [naam gedaagde] van haar financier een renteaanbod ontvangen, waaruit de door haar op dat moment al geleverde inspanning (deels) kan worden afgeleid. [naam gedaagde] heeft in augustus 2021 aan (de advocaat van) [naam eiser] kenbaar gemaakt dat de financiering, afhankelijk van de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand, rond was en dat zij in staat is het aandeel van [naam eiser] in de Woning en de hypotheek over te nemen. De definitieve offerte is door [naam gedaagde] ontvangen op 11 oktober 2021. De tijdsvolgorde en de gebeurtenissen staan ook niet ter discussie tussen partijen.
[naam gedaagde] heeft bovendien genoegzaam onderbouwd dat zij zich ook in de periode vanaf het wijzen van de Beschikking tot 4 juli 2021 voldoende heeft ingespannen om de financiering voor de overname te regelen. Uit de door haar overgelegde stukken kan o.a. worden afgeleid dat zij, na instemming van haar werkgever, haar arbeidsuren heeft verhoogd. Logischerwijs kwam die verhoogde inzet pas na verloop van enige tijd tot uitdrukking in haar loon- en werkgeversverklaring benodigd voor haar financieringsaanvraag. Dat verklaart het tijdstip van 23 juli 2021 van het renteaanbod. Daarnaast is aannemelijk dat sprake was van vertragende factoren. In het midden kan worden gelaten waaraan of aan wie die vertraging nu precies te wijten is geweest.
5.9.
[naam gedaagde] heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter aangetoond voldoende inspanningen te hebben verricht. In dat kader is van belang dat [naam eiser] door op 4 juli 2021het gesprek met [naam gedaagde] aan te gaan en aldaar de afspraak te maken om een gezamenlijke taxatie te laten verrichten de indruk heeft gewekt dat ook voor hem de termijn van drie maanden na het wijzen van de Beschikking geen harde termijn was. De voorzieningenrechter is in het licht van de omschreven omstandigheden van oordeel dat de opgetreden termijnoverschrijding aan de zijde van [naam gedaagde] niet rechtvaardigt dat de kans van [naam gedaagde] op overname van de Woning is verkeken. Nu bovendien aannemelijk is dat de toedeling van de Woning aan [naam gedaagde] spoedig geregeld kan zijn (de concept verdelingsakte ligt gereed) is een strikte uitleg van de termijn van drie maanden zoals [naam eiser] nu voorstaat, niet redelijk. Dit geldt temeer gelet op het gestelde belang van de jongmeerderjarige kinderen om met hun moeder in de Woning te blijven.
5.10.
Uit het voorgaande vloeit voort dat [naam gedaagde] alsnog door [naam eiser] in de gelegenheid moet worden gesteld om de overname van de Woning te bewerkstelligen. De vorderingen van [naam eiser] in conventie worden daarom afgewezen en die in reconventie van [naam gedaagde] toegewezen met inachtneming van het volgende. [naam gedaagde] vraagt naast toestemming tot reële executie (4.1 sub 3) ook het ten laste van [naam eiser] opleggen van een dwangsom (4.1 sub 2) voor het geval [naam eiser], kort gezegd, onverhoopt toch niet zijn medewerking verleent aan de toedeling van de Woning aan haar. De mogelijkheid tot reële executie zal evenwel aan [naam gedaagde] voldoende zekerheid geven dat de toedeling van de Woning aan haar op redelijke termijn zal worden bewerkstelligd. Dit leidt ertoe dat de onder 4.1 sub 2 gevorderde dwangsom bij gebrek aan belang wordt afgewezen.
5.11.
In verband met de gewezen huwelijkse relatie van partijen worden de proceskosten in conventie en in reconventie gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6..De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
veroordeelt [naam eiser] om na betekening van dit vonnis zijn onmiddellijke en onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan en alle noodzakelijke handelingen te verrichten ten behoeve van de toedeling van zijn aandeel in de Woning aan [naam gedaagde] en het uitkeren/beëindigen van de Allianz spaarverzekering en de overname door [naam gedaagde] van de hypothecaire geldlening verbonden aan de Woning, onder de voorwaarde dat [naam eiser] wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de op de Woning rustende hypotheek,
6.2.
bepaalt dat, indien [naam eiser] de onder 6.1 bedoelde medewerking niet verleent, dit vonnis zo nodig in de plaats treedt van de instemmende wilsverklaring, medewerking en/of handtekening van [naam eiser] die noodzakelijk is om de toedeling van de Woning aan [naam gedaagde], het beeindigen van de Allianz spaarverzekering en de overname van de hypothecaire geldlening verbonden aan de Woning door [naam gedaagde] te realiseren en voor het passeren van de notariële verdelingsakte van de Woning,
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Sikkel en in het openbaar uitgesproken op 27 oktober 2021.1734/1573