ECLI:NL:HR:2011:BT1852
Hoge Raad
- Cassatie
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- C.E. Drion
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Echtscheiding en verrekening van latente inkomstenbelastingclaims in huwelijkse voorwaarden
In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, betreft het een echtscheiding en de verrekening van latente inkomstenbelastingclaims in het kader van huwelijkse voorwaarden. De zaak is gestart door de verzoeker, die in cassatie ging tegen een beschikking van het gerechtshof. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Haarlem en het gerechtshof te Amsterdam, waaruit blijkt dat de vrouw aanspraak maakt op verrekening van bepaalde activa, waaronder een aanvullend melkquotum en onroerend goed. De verzoeker had latente inkomstenbelastingclaims die hij in de procedure naar voren wilde brengen, maar het hof had deze claims genegeerd of onvoldoende gemotiveerd verworpen.
De Hoge Raad oordeelt dat het hof de latente inkomstenbelastingclaims van de man niet ten onrechte heeft genegeerd. De Hoge Raad stelt vast dat de bestreden overwegingen en het dictum van het hof niet impliceren dat de man zijn claims niet opnieuw kan inbrengen bij de verrekening. Dit betekent dat de man de mogelijkheid heeft om zijn latente inkomstenbelastingclaims opnieuw aan te voeren in de procedure. De Hoge Raad concludeert dat het middel van de verzoeker, dat uitgaat van een andere lezing van het bestreden arrest, feitelijke grondslag mist en daarom niet kan leiden tot cassatie.
Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de verzoeker, waarmee de beschikking van het hof in stand blijft. Deze uitspraak is gedaan door de raadsheren van de Hoge Raad en openbaar uitgesproken op 2 december 2011.