ECLI:NL:RBROT:2021:10943
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening tegen bestuurlijke boete en publicatie door De Nederlandsche Bank N.V.
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 3 november 2021 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van [verzoekster 1] en [verzoekster 2] tegen een bestuurlijke boete opgelegd door De Nederlandsche Bank N.V. (DNB). De boete van € 100.000,- was opgelegd wegens een overtreding van artikel 16, eerste lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme (Wwft). De overtreding vond plaats in de periode van 21 september 2018 tot 28 mei 2019, waarbij [verzoekster 1] een ongebruikelijke transactie niet tijdig had gemeld aan de Financiële Inlichtingen Eenheid Nederland (FIU).
De voorzieningenrechter oordeelde dat het spoedeisend belang van de verzoekers niet ter discussie stond, maar dat de rechtmatigheid van de bestreden besluiten wel degelijk aan de orde was. De rechtbank concludeerde dat DNB terecht had vastgesteld dat [verzoekster 1] de transactie niet tijdig had gemeld, en dat er voldoende aanwijzingen waren dat de transactie verband kon houden met witwassen of financiering van terrorisme. De voorzieningenrechter verwierp het betoog van [verzoekster 1] dat DNB geen zorgvuldig onderzoek had gedaan en dat de boete niet opportuun was.
Daarnaast werd het verzoek om de openbaarmaking van het boetebesluit uit te stellen afgewezen, omdat de voorzieningenrechter oordeelde dat DNB de verplichting had om het besluit openbaar te maken, tenzij er sprake was van onevenredige schade voor de betrokken partijen. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen grond was voor het treffen van een voorlopige voorziening en wees het verzoek af.