ECLI:NL:RBROT:2020:3792

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 april 2020
Publicatiedatum
23 april 2020
Zaaknummer
C/10/576366 / HA ZA 19-573
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging verstekvonnis in verzetprocedure met betrekking tot borgtocht en honorarium

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 april 2020 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een eerder verstekvonnis. De eiseres, A.A.L.V. EUROPE B.V., had in de verstekprocedure gevorderd dat Hillers Investeringen B.V. zou worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 76.058,22, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Het verstekvonnis van 10 april 2019 had deze vorderingen toegewezen. Hillers heeft in verzet gesteld dat het verstekvonnis vernietigd moest worden en dat de vorderingen van [handelsnaam] afgewezen moesten worden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de overeenkomst van borgtocht, waarin Hillers zich garant stelde voor de betaling van het honorarium van [handelsnaam], rechtsgeldig tot stand is gekomen. Hillers voerde aan dat de borgtocht niet geldig was omdat er geen maximumbedrag was overeengekomen en dat de echtgenote van [naam 2] de borgtocht had vernietigd. De rechtbank verwierp deze argumenten en oordeelde dat Hillers aansprakelijk was voor de betaling van het honorarium.

De rechtbank heeft de einddatum van de overeenkomst vastgesteld op 17 november 2018, na de opzegging door Metatronics Holding. Hillers werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 15.528,33 aan [handelsnaam], vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast werd Hillers veroordeeld in de proceskosten van zowel de verstekprocedure als de verzetsprocedure. Het verstekvonnis werd gedeeltelijk vernietigd, maar de veroordeling in de nakosten werd bekrachtigd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/576366 / HA ZA 19-573
Vonnis in verzet van 15 april 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
A.A.L.V. EUROPE B.V. H.O.D.N. [handelsnaam],
gevestigd te Overloon,
eiseres,
gedaagde in het verzet,
advocaat mr. A.L. Stegeman te Heerlen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HILLERS INVESTERINGEN B.V.,
gevestigd te Barendrecht,
gedaagde,
eiseres in het verzet,
advocaat mr. P.M.D. Weijers te Alblasserdam.
Partijen zullen hierna [handelsnaam] en Hillers genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 18 februari 2019, met productie 1 tot en met 12;
  • het verstekvonnis van 10 april 2019;
  • de verzetdagvaarding van 3 mei 2019, met productie 1 tot en met 7;
  • de conclusie van antwoord in verzet, met productie A en 13a tot en met 21;
  • de conclusie van repliek in verzet, met productie 8 tot en met 13;
  • de brieven van de rechtbank van 8 januari 2020;
  • de akte uitlating, tevens akte overlegging producties van [handelsnaam], met productie 22 tot en met 24;
  • de akte overlegging producties van [handelsnaam] met productie 25.
  • de pleitaantekeningen comparitie van partijen van mr. Weijers;
  • de pleitnotities van mr. Stegeman;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 5 februari 2020;
  • een faxbericht van 14 februari 2020 van mr. Weijers, met een reactie op het proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Metatronics Holding B.V. (hierna: Metatronics Holding) is enig aandeelhouder van Metatronics B.V. (hierna: Metatronics). Hillers houdt 25% van de aandelen in Metatronics Holding (proces-verbaal mondelinge behandeling).
2.2.
Op 1 juli 2018 heeft Metatronics Holding een overeenkomst van opdracht gesloten met [handelsnaam] (productie 1 [handelsnaam]; hierna: de overeenkomst). [handelsnaam] is door Metatronics Holding ingeschakeld als ‘recovery-specialist’. De aanhef van de overeenkomst vermeldt onder meer dat “
opdrachtnemer ernaar streeft opdrachtgever binnen nu en twee maanden cash-flow positief te laten worden en de winstgevendheid structureel te verbeteren”.
2.3.
Voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst is over de tekst van deze overeenkomst gemaild tussen de bestuurders van Metatronics Holding [naam 1] ), Hillers ( [naam 2] ) en [handelsnaam] ( [naam 3] ).
2.4.
[naam 3] heeft op 29 juni 2018 een conceptovereenkomst opgesteld en per e-mail toegezonden aan [naam 2] (productie 13a [handelsnaam]). [naam 2] heeft aanpassingen voorgesteld in de conceptovereenkomst (productie 14 [handelsnaam]). [naam 3] heeft deze aanpassingen verwerkt en de aangepaste conceptovereenkomst naar [naam 2] gestuurd (productie 15 [handelsnaam]). Bij e‑mail van 1 juli 2018 (14:49 uur) heeft [naam 2] de conceptovereenkomst met nieuwe aanpassingen teruggestuurd naar [naam 3] (productie 16 [handelsnaam]). [naam 3] heeft vervolgens op 1 juli 2018 (17:49 uur) bericht dat hij de door [naam 2] voorgestelde aanpassingen heeft geaccepteerd en verwerkt (productie 18 [handelsnaam]).
2.5.
Bij e-mailbericht van 1 juli 2018 (20:12 uur) schrijft [naam 1] aan [naam 3] en [naam 2] onder meer (productie 19 [handelsnaam]): “
De overeenkomst ziet er goed uit. @ [naam 2] , lijkt me beter dat je als niet-uitvoerend bestuurder niet onderaan staat voor de handtekening”.
2.6.
Vervolgens is in de overeenkomst onder de naam van [naam 2] “
Hillers Investeringen BV” veranderd in “
namens niet uitvoerend bestuur Metatronics Holding B.V.”.
2.7.
Bij e-mailbericht van 5 juli 2018 heeft [naam 2] aan [naam 3] het volgende bericht (productie 9 Hillers): “
Langs deze weg delen wij je mede akkoord te zijn met de definitieve overeenkomst. Na ondertekening door jezelf zal [naam 1] namens Metatronics Holding B.V. ondertekenen. Zelf zal ik namens de niet uitvoerende bestuurders voor akkoord tekenen.
2.8.
De overeenkomst luidt, voor zover van belang, als volgt:

1. Aanvang en duur
1.1
Deze opdracht zal vanaf 1 juli 2018 in beginsel voor een periode van twee maanden worden uitgevoerd, waarbij er maandelijks geëvalueerd wordt.(…)
3. Honorering en onkosten
3.1
Opdrachtnemer ontvangt van opdrachtgever voor haar verrichte werkzaamheden een vergoeding van EUR 5.000,- excl. Btw. Per maand, pro rata haar tijdsbesteding op basis van 0,8 FTE. (…) De vergoeding wordt achteraf gefactureerd en vervolgens binnen een week na factuurdatum door opdrachtgever voldaan.
3.2
Meer- of minderwerk dan de onder 3.1 benoemde tijdsbesteding zullen niet additioneel door opdrachtnemer in rekening worden gesteld. Opdrachtnemer verzekert zich van het behalen van de nog nader gezamenlijk te definiëren meetbare doelstellingen voor 2018 en 2019. Hillers Investeringen BV stelt zich bij dezen – blijkende uit de mede-ondertekening van deze overeenkomst – garant voor de betaling van het honorarium onder 3.1 benoemd van opdrachtnemer, zodat opdrachtnemer te allen tijde verzekerd is van de voldoening van zijn honorarium.
(…)
4. Intentie:
De intentie wordt uitgesproken dat er uiterlijk binnen acht weken na ondertekening van deze overeenkomst, gezamenlijke doelstellingen (lees bedrijfsdoelstellingen) worden gedefinieerd en vastgelegd, waarbij opdrachtnemer de mogelijkheid geboden wordt om zijn vergoeding met een variabele component te verruimen en of een aandelenpercentage te verkrijgen, als compensatie voor het voorkomen van een deconfiture van opdrachtgever. Bij een succesvolle ‘recovery-operatie’, is tevens de intentie dat opdrachtnemer zich langdurig aan opdrachtgever als CEO zal verbinden, zulks onder nader overeen te komen condities.
5. Beëindiging van de overeenkomst
Deze overeenkomst wordt in beginsel aangegaan voor een periode van twee maanden en eindigt derhalve op 31 augustus, waarna de opdracht stilzwijgend telkens met een jaar wordt verlengd. Indien één der partijen deze overeenkomst wenst te beëindigen, dient een opzegtermijn van twee maanden in acht genomen te worden.
Venlo, 1 juli 2018
De opdrachtgever De opdrachtnemer
[naam 1] [naam 3]
(Metatronics Holding BV) ([handelsnaam])
[naam 2]
(Namens niet uitvoerend bestuur Metatronics Holding B.V.)
Onder de overeenkomst staan de handtekeningen van [naam 1] , [naam 3] en [naam 2] .
2.9.
Bij e-mailbericht van 17 september 2018 heeft Metatronics Holding de overeenkomst opgezegd (productie 5 Hillers).
2.10.
[handelsnaam] heeft facturen verzonden over de maanden juli en augustus 2018. Over deze facturen is gecorrespondeerd door [naam 3] en [naam 2] . [naam 2] heeft gecorrespondeerd met het e-mailadres [mailadres] en zijn berichten ondertekend met daaronder de contactgegevens van de Hillers Groep.
2.11.
[naam 2] schrijft in zijn e-mailbericht van 12 november 2018 onder meer het volgende aan de toenmalige gemachtigde van [handelsnaam] (productie 11 [handelsnaam]): “
Ondanks het feit, dat u cliënt nog niet zorg heeft gedragen voor de juiste fakturen inclusief B.T.W. deel ik u mede, dat ik als borg het bedrag van € 4.833,-- sans prejudice op 9 november 2018 via mijn persoonlijke holding JSB Holding B.V. heb overgemaakt op uw derde rekening”.
2.12.
Op 3 oktober 2018 heeft de rechtbank Oost-Brabant het faillissement van Metatronics uitgesproken. Vervolgens is, door diezelfde rechtbank, op 4 december 2018 Metatronics Holding in staat van faillissement verklaard.

3..Het geschil

3.1.
[handelsnaam] heeft in de verstekprocedure gevorderd dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis Hillers zal veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen:
het bedrag van € 76.058,22, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW over de hoofdsom van € 72.600,-, vanaf 1 januari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, en de wettelijke rente over de incassokostenvergoeding van € 1.501,-, vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
een vergoeding voor de kosten van deze procedure, salaris gemachtigde daaronder begrepen, welk bedrag te vermeerderen is met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van betekening van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
een vergoeding voor de nakosten, te weten € 157,- zonder betekening en € 239,- indien betekening plaatsvindt.
3.2.
Bij het verstekvonnis zijn de vorderingen toegewezen en is Hillers veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van [handelsnaam] tot de dag van de uitspraak begroot op in totaal € 3.147,83, en de nakosten.
3.3.
Hillers vordert in het verzet dat het verstekvonnis wordt vernietigd en dat de vorderingen van [handelsnaam] alsnog worden afgewezen, met veroordeling van [handelsnaam] in de kosten van deze procedure en de verstekprocedure, de nakosten daaronder begrepen, alsook de wettelijke handelsrente over deze kosten voor zover betaling daarvan binnen veertien dagen na betekening van het vonnis uitblijft.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Het geschil
4.1.
[handelsnaam] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat Hillers haar verbintenis uit de overeenkomst van borgtocht, inhoudende betaling aan [handelsnaam] van de overeengekomen managementvergoeding en BTW tot 1 september 2019, niet nakomt.
4.2.
Hillers betwist dat sprake is van een overeenkomst van borgtocht, omdat zij de overeenkomst niet heeft ondertekend. Voor zover wel sprake zou zijn van een overeenkomst van borgtocht als bedoeld in artikel 7:850 BW, voert Hillers drie verweren. Ten eerste is de borgtocht volgens Hillers niet rechtsgeldig omdat geen maximumbedrag is overeengekomen (artikel 7:858 BW). Bovendien heeft de echtgenote van [naam 2] de borgtocht vernietigd op grond van artikel 1:89 lid 1 BW (productie 11 Hillers). Verder heeft [handelsnaam] volgens Hillers gehandeld in strijd met artikel 7:855 BW door niet eerst te proberen haar vordering bij Metatronics Holding te incasseren. Voor zover deze verweren niet slagen, betwist Hillers dat de overeenkomst pas op 1 september 2019 zou zijn geëindigd. Verder brengt Hillers naar voren dat het niet redelijk is dat zij zou moeten betalen, omdat de kwaliteit van de werkzaamheden van [handelsnaam] te wensen over liet en omdat na 17 september 2018 geen werkzaamheden meer zijn verricht.
Overeenkomst van borgtocht
4.3.
Op grond van artikel 7:850 lid 1 BW is borgtocht de overeenkomst waarbij de ene partij, de borg, zich tegenover de andere partij, de schuldeiser, verbindt tot nakoming van een verbintenis die een derde, de hoofdschuldenaar, tegenover de schuldeiser heeft of zal krijgen.
4.4.
Partijen verschillen van mening of er binnen de overeenkomst een (rechtsgeldige) overeenkomst van borgtocht tot stand is gekomen. Het gaat hier om de uitleg van een geschrift waarin de verhouding tussen partijen is geregeld. Die uitleg kan niet alleen worden gegeven op grond van een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen ervan. Het komt aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen en aan de bepalingen van dat geschrift mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158 (Haviltex)).Verder zijn bij de uitleg van een geschrift telkens alle omstandigheden van het concrete geval van beslissende betekenis, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen, en is in praktisch opzicht de taalkundige betekenis van de bewoordingen van het geschrift vaak van groot belang, gelezen in de context als geheel, die deze in (de desbetreffende kring van) het maatschappelijk verkeer normaal gesproken heeft (HR 20 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO1427 (DSM/Fox)). Daarnaast zijn bij de uitleg van belang de aard van de transactie, de omvang en gedetailleerdheid van de contractbevestiging, de wijze van totstandkoming ervan – waarbij van belang is of partijen werden bijgestaan door (juridisch) deskundige raadslieden – en de overige bepalingen ervan (HR 29 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA4909 (Uni-Invest) en HR 19 januari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ3178 (Meyer Europe/PontMeyer).
4.5.
[naam 3] heeft bij het opstellen van de conceptovereenkomst in artikel 3.2 opgenomen dat [naam 2] zich garant stelt voor de betaling van het honorarium van [handelsnaam]. Vervolgens heeft [naam 2] zijn eigen naam vervangen door Hillers, waarvan hij de bestuurder is. Tegen deze wijziging heeft [handelsnaam] geen bezwaar gemaakt en artikel 3.2 is in deze gewijzigde vorm gehandhaafd in de overeenkomst (zie 2.8). Daaruit maakt de rechtbank op dat het de bedoeling van partijen is geweest om Hillers als borg aan de overeenkomst te verbinden. Daar komt bij dat in de totstandkomingsfase van de overeenkomst en de conceptversies daarvan steeds is vermeld dat [naam 2] namens Hillers de overeenkomst zou ondertekenen. Dat uiteindelijk [naam 2] namens het “niet uitvoerend bestuur van Metatronics Holding B.V.” heeft ondertekend, zoals vermeld in de e-mailberichten van 1 en 5 juli 2018, doet aan het voorgaande niet af. Metatronics Holding noch [naam 2] heeft voorafgaand aan de ondertekening van de overeenkomst gesteld dat [handelsnaam] als gevolg van de wijziging van de ondertekening geen rechten meer zou kunnen ontlenen aan de garantie die is geformuleerd in artikel 3.2 van de overeenkomst. Zeker nu [naam 2] de bestuurder is van Hillers, had dit uit een oogpunt van zorgvuldigheid wel op zijn weg gelegen. De rechtbank is onder deze omstandigheden van oordeel dat [handelsnaam] ervan mocht uitgaan dat de wijziging in de ondertekening geen gevolgen had voor de borgstelling door Hillers.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat uit de tekst en totstandkomingsgeschiedenis van artikel 3.2 van de overeenkomst en de ondertekening van de overeenkomst door [naam 2] , de bestuurder van Hillers, volgt dat Hillers zich borg heeft gesteld voor de betaling van het honorarium waar [handelsnaam] op grond van de overeenkomst recht op had.
Ontbreken maximumbedrag
4.6.
Hillers doet een beroep op artikel 7:858 lid 1 BW. Op grond van deze bepaling is, indien het bedrag van de verbintenis van de hoofdschuldenaar op het tijdstip van het aangaan van de borgtocht niet vaststaat, de borgtocht slechts geldig is voor zover een in geld uitgedrukt maximumbedrag is overeengekomen.
Uit artikel 7:857 BW volgt dat artikel 7:858 BW van toepassing is op een borgtocht die is aangegaan door een natuurlijk persoon die niet handelde in de uitoefening van zijn beroep op bedrijf en ook niet ten behoeve van de normale uitoefening van het bedrijf van (in dit geval) een besloten vennootschap, waarvan hij bestuurder is en alleen of met zijn medebestuurders de meerderheid van de aandelen heeft.
4.7.
De overeenkomst van borgtocht is aangegaan door Hillers, een rechtspersoon. [naam 2] heeft zich niet, naast Hillers, als natuurlijk persoon verbonden aan de overeenkomst van borgtocht. Reeds omdat de borgtocht niet door een natuurlijk persoon is aangegaan, is artikel 7:858 lid 1 BW niet van toepassing. Het beroep van Hillers op deze bepaling slaagt dan ook niet.
Vernietiging borgtocht door echtgenote
4.8.
Op grond van artikel 1:88 lid 1 onder c BW behoeft een echtgenoot toestemming van de andere echtgenoot voor overeenkomsten die ertoe strekken dat hij, anders dan in de normale uitoefening van zijn beroep of bedrijf, zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt, of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van de derde verbindt.
Artikel 1:88 lid 5 BW bepaalt dat de toestemming voor een rechtshandeling als bedoeld in lid 1 onder
c, niet is vereist, indien zij wordt verricht door een bestuurder van een naamloze vennootschap of van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die daarvan alleen of met zijn medebestuurders de meerderheid der aandelen houdt en mits zij geschiedt ten behoeve van de normale uitoefening van het bedrijf van die vennootschap.
Op grond van artikel 1:89 lid 1 BW is een rechtshandeling die een echtgenoot in strijd met artikel 1:88 BW heeft verricht vernietigbaar.
4.9.
Hillers stelt dat de echtgenote van [naam 2] de borgtocht rechtsgeldig heeft vernietigd.
4.10.
Daargelaten of artikel 1:88 lid 5 BW is geschreven voor een situatie als hier aan de orde, waarin gelet op artikel 3.2 van de overeenkomst uitsluitend de rechtspersoon borg staat en niet (ook) de bestuurder daarvan in persoon, geldt dat Hillers volgens [naam 2] specifiek is opgericht om te participeren in Metatronics Holding. Daaraan is inherent dat Hillers als investeerder financiële risico’s neemt in de hoop daarmee winst te behalen. Het optreden als borg behoort tot de rechtshandelingen die ten behoeve van de normale uitoefening van dergelijk bedrijf plegen te worden verricht. De echtgenote van [naam 2] komt dan ook geen beroep toe op artikel 1:89 BW.
Het subsidiaire karakter van de borgtocht
4.11.
Op grond van artikel 7:855 lid 1 BW is de borg niet gehouden tot nakoming voordat de hoofdschuldenaar in de nakoming van zijn verbintenis is tekortgeschoten.
4.12.
De rechtbank begrijpt het standpunt van Hillers aldus dat [handelsnaam] haar te vroeg heeft aangesproken, nog vóór het faillissement van Metatronics Holding, en dat [handelsnaam] niet de benodigde inspanningen heeft verricht om de vordering op de hoofdschuldenaar te verhalen. [handelsnaam] voert aan dat Metatronics Holding niet heeft betaald, dat er sprake is van verzuim en dat verdere inspanningen niet hoeven te worden verricht gelet op (het boedeltekort in) het faillissement.
4.13.
Niet in geschil is dat Metatronics Holding tekort is geschoten in de nakoming van haar betalingsverbintenis jegens [handelsnaam] uit de overeenkomst. Artikel 7:855 lid 1 BW vereist niet dat [handelsnaam] in die situatie probeert haar vordering op Metatronics Holding te verhalen voordat zij Hillers aanspreekt als borg. Hillers komt dan ook geen beroep toe op dit artikel.
Einddatum overeenkomst
4.14.
Vervolgens is aan de orde de vraag wanneer de overeenkomst is geëindigd en hoe in dat kader artikel 5 van de overeenkomst dient te worden uitgelegd.
4.15.
[handelsnaam] stelt zich op het standpunt dat artikel 5 van de overeenkomst zo moet worden uitgelegd dat de overeenkomst met inachtneming van een opzegtermijn van twee maanden uitsluitend tegen de bepaalde tijd van één jaar kan worden opgezegd. De overeenkomst is na de opzegging door Metatronics Holding op 17 september 2018 dus geëindigd op 1 september 2019.
Hillers stelt zich op het standpunt dat tussentijdse opzegging van de overeenkomst binnen de verlengde termijn van één jaar mogelijk is. Per e-mailbericht van 17 september 2018 is de overeenkomst rechtsgeldig opgezegd, zodat deze per 17 november 2018 is geëindigd.
4.16.
Het gaat hier om de uitleg van een bepaling in een geschrift waarin de verhouding tussen partijen is geregeld. De rechtbank verwijst voor het beoordelingskader voor de uitleg van dergelijke bepalingen naar overweging 4.4.
4.17.
Bij de uitleg van artikel 5 van de overeenkomst acht de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden van belang:
  • [naam 3] /[handelsnaam] heeft de overeenkomst in concept opgesteld. Door [naam 2] / Hillers konden vervolgens wijzigingen worden aangebracht. Artikel 5 van de overeenkomst is ongewijzigd gebleven ten opzichte van het eerste concept;
  • Zowel Hillers als [handelsnaam] heeft zich bij de totstandkoming van de overeenkomst niet laten bijstaan door juridisch deskundigen, althans dat is niet door één van partijen gesteld;
  • [handelsnaam] is ingeschakeld als ‘recovery-specialist’. De opdrachtgever Metatronics Holding verkeerde in financiële problemen;
  • Artikel 1.1. van de overeenkomst: “
4.18.
Gelet op de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden mocht Metatronics Holding, en in het verlengde daarvan Hillers als borg, er gerechtvaardigd op vertrouwen dat tussentijdse opzegging van de overeenkomst binnen de verlengde duur van één jaar mogelijk was. Daarbij is allereerst van belang dat [handelsnaam] de partij is die artikel 5 van de overeenkomst heeft opgesteld en dat beide partijen zich niet door juridische deskundigen hebben laten adviseren, zodat zij de rechtsgevolgen van deze bepaling mogelijk niet goed voor ogen hadden. Daarbij komt dat Metatronics in grote financiële problemen verkeerde en [handelsnaam] werd ingeschakeld om een ‘reddingsoperatie’ uit te voeren. In die situatie en gegeven de in artikel 1.1 opgenomen tussentijdse evaluatie mocht [handelsnaam] uit het uitblijven van commentaar op het door haar voorgestelde artikel 5 niet begrijpen dat Metatronics Holding en in het verlengde daarvan Hillers ermee instemden dat de overeenkomst na het passeren van de datum 1 september 2018 niet opzegbaar was tegen een eerdere datum dan 1 september 2019. Daarmee zouden Metatronics Holding en Hillers immers een groot financieel risico nemen, ook nu de toekomst van Metatronics zeer onzeker was. Dit was rond 1 september 2018 niet anders dan toen de overeenkomst werd gesloten. Dit volgt onder meer uit de e-mail van 7 september 2018 van [naam 3] (productie 13 Hillers), waarin hij schrijft dat Metatronics technisch al langer tijd failliet is.
Gelet op het vorenstaande volgt de rechtbank de door Hillers bepleite uitleg van artikel 5 van de overeenkomst. Dit betekent dat de overeenkomst, gelet op de opzegging van 17 september 2018, is geëindigd op 17 november 2018.
Honorarium [handelsnaam]
4.19.
Tot slot twisten partijen over de hoogte van het honorarium van [handelsnaam] en hoe in dat kader artikel 3 van de overeenkomst dient te worden uitgelegd.
4.20.
[handelsnaam] stelt zich op het standpunt dat partijen bij het aangaan van de overeenkomst ervan zijn uitgegaan dat de tijdsbesteding van [naam 3] gelijk zou zijn aan circa 0,8 FTE. Verder hebben partijen uitdrukkelijk vastgelegd dat meer- of minderwerk niet zou worden verrekend en daarom hoefde [handelsnaam] de tijdsbesteding ook niet te verantwoorden.
Hillers daarentegen stelt zich op het standpunt dat uit artikel 3 van de overeenkomst niet volgt dat er sprake is van een vast honorarium voor [handelsnaam] van € 5.000,- per maand. Het honorarium dient ‘pro rata’ aan de hand van de feitelijke tijdsbesteding van [handelsnaam] te worden berekend.
4.21.
Het geschil tussen partijen op dit punt heeft gelet op overweging 2.11 en 4.18 nog betrekking op de periode van 1 september 2018 tot en met 17 november 2018.
Voor de periode van 1 tot 17 september 2018 geldt dat [handelsnaam] heeft gesteld dat [naam 3] steeds en ook toen 32 uur per week heeft gewerkt en dat Hillers dat niet gemotiveerd heeft betwist, zodat dit vaststaat. Voor deze periode is dus niet van belang hoe artikel 3 van de overeenkomst moet worden uitgelegd.
Niet in geschil is dat [naam 3] vanaf 17 september 2018 niet meer heeft gewerkt voor Hillers. Artikel 5 van de overeenkomst is voor die periode van belang. Partijen zijn het erover eens dat deze bepaling mede is bedoeld om [handelsnaam] een bepaalde mate van zekerheid te bieden. Dat sluit aan bij de gebruikelijke betekenis van een opzegtermijn, namelijk dat een partij enige tijd heeft om zich in te stellen op de situatie die ontstaat als de wederpartij de overeenkomst opzegt. Met andere woorden, als Metatronics Holding om wat voor reden niet verder wil met [handelsnaam], is zij gelet op artikel 5 van de overeenkomst nog twee maanden gebonden aan de overeenkomst. Een redelijke uitleg van die bepaling brengt dan ook mee dat een gebrek aan geld of werk voor [handelsnaam] niet betekent dat Metatronics Holding gedurende de opzegtermijn is ontslagen van haar verplichtingen op grond van de overeenkomst, waaronder het betalen van het honorarium van [handelsnaam]. Nu de overeenkomst uitgaat van een gemiddelde werkweek van 32 uur en als niet gemotiveerd betwist vast staat dat daarvan tot 17 september 2018 ook feitelijk sprake is geweest, volgt uit artikel 3 en artikel 5 van de overeenkomst dat [handelsnaam] tot en met 17 november 2018 recht had op de overeengekomen vergoeding van € 5.000,- per maand exclusief 21% BTW, dat is € 6.050,- inclusief BTW.
4.22.
In het voorgaande ligt besloten dat de rechtbank niet het standpunt van Hillers volgt dat doorbetaling van [handelsnaam] over een periode waarin [naam 3] niet langer feitelijk werkzaam was naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. In het overeenkomen van een opzegtermijn die bedoeld is om de opdrachtnemer een bepaalde zekerheid te bieden, ligt juist besloten dat een dergelijke doorbetaling aan de orde kan zijn. Het argument van Hillers dat de kwaliteit van de werkzaamheden van [handelsnaam] gebrekkig was, treft evenmin doel. Hillers heeft deze stelling niet onderbouwd en zij heeft ook niet gesteld dat [handelsnaam] in verband hiermee op enig moment in gebreke is gesteld. Zelfs indien vast zou komen te staan dat er sprake was van een toerekenbare tekortkoming van [handelsnaam], dan nog is het rechtsgevolg daarvan niet dat Hillers is ontslagen van haar betalingsverbintenis. Hoogstens zou sprake kunnen zijn van verrekening met de door Hillers als gevolg daarvan geleden schade, echter – zoals hiervoor overwogen – Hillers heeft daartoe onvoldoende gesteld.
4.23.
Hillers is derhalve een bedrag van € 6.050,- per maand verschuldigd aan [handelsnaam] over de periode van 1 september 2018 tot en met 17 november 2018. De rechtbank zal Hillers veroordelen tot betaling van een bedrag van € 15.528,33,- (2 maanden en 17 dagen). Nu Hillers een lager bedrag aan [handelsnaam] moet voldoen dan waartoe zij in het verstekvonnis is veroordeeld, moet het verstekvonnis in zoverre worden vernietigd.
Verdere conclusies
4.24.
Hillers heeft niet betwist dat [handelsnaam] aanspraak kan maken op wettelijke handelsrente over de ten onrechte niet uitbetaalde bedragen.
Volgens artikel 3.1 van de overeenkomst wordt de vergoeding achteraf gefactureerd en vervolgens binnen een week voldaan.
Bij brief van 12 oktober 2018 (productie 5 [handelsnaam]) heeft [handelsnaam] aanspraak gemaakt op een vergoeding van € 6.050,- over september 2018. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat over dit bedrag wettelijke handelsrente is verschuldigd met ingang van 20 oktober 2018.
Bij brief van 5 november 2018 (productie 9 [handelsnaam]) heeft [handelsnaam] aanspraak gemaakt op een vergoeding van € 6.050,- over oktober 2018. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat over dit bedrag wettelijke handelsrente is verschuldigd met ingang van 13 november 2018.
Nu de rechtbank geen eerdere brief van na (17) november 2018 bekend is waarin [handelsnaam] aanspraak maakt op een vergoeding over november 2018, zal de rechtbank bepalen dat over de vergoeding over de periode van 1 tot en met 17 november 2018 wettelijke handelsrente verschuldigd is met ingang van 26 februari 2019 (een week plus een dag na dagvaarding).
4.25.
Nu uiteindelijk slechts een beperkt deel van de door [handelsnaam] gevorderde hoofdsom wordt toegewezen, acht de rechtbank het aangewezen om bij de bepaling van de hoogte van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten aan te sluiten bij de toegewezen (in plaats van de gevorderde) hoofdsom. Hiervan uitgaande zijn de buitengerechtelijke incassokosten € 930,28 (1% van (€ 15.528,33 min € 10.000,-) plus € 875,-). De rechtbank zal de over dit bedrag gevorderde wettelijke rente toewijzen.
Nu in het verstekvonnis een hoger bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is toegewezen, moet het verstekvonnis ook in zoverre worden vernietigd.
4.26.
Omdat Hillers niet aan [handelsnaam] heeft betaald waar zij volgens de rechtbank recht op heeft, ligt het in de rede om Hillers te beschouwen als de in het ongelijk gestelde partij en haar te veroordelen in de kosten van het geding in verstek en verzet. Ook in dit verband zal de rechtbank aansluiten bij de hoogte van de toegewezen hoofdsom. Gelet hierop worden de proceskosten aan de zijde van [handelsnaam] tot op heden begroot op:
  • dagvaarding € 81,83
  • griffierecht 1.992,00
  • salaris advocaat
Van dit bedrag is € 2.616,83 toe te rekenen aan de verstekprocedure en € 1.086,- aan de verzetsprocedure. Nu Hillers daarover geen specifieke opmerkingen heeft gemaakt, zal de rechtbank de over deze bedragen gevorderde wettelijke rente toewijzen.
Omdat in het verstekvonnis een hoger bedrag aan proceskosten is toegewezen voor de verstekprocedure, moet het verstekvonnis ook in dit opzicht worden vernietigd.
4.27.
Op het punt van de nakosten zal het verstekvonnis worden bekrachtigd.

5..De beslissing

De rechtbank
5.1.
vernietigt het door deze rechtbank op 10 april 2019 onder zaaknummer/rolnummer C/10/569160 / HA ZA 19-207 gewezen verstekvonnis, behalve voor zover Hillers onder 3.4 van dat vonnis in de nakosten is veroordeeld,
en opnieuw beslissend
5.2.
veroordeelt Hillers om aan [handelsnaam] te betalen een bedrag van € 15.528,33, vermeerderd met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW tot de dag van volledige betaling, waarbij de wettelijke handelsrente over
- € 6.050,- is verschuldigd met ingang van 20 oktober 2018,
- (de volgende) € 6.050,- is verschuldigd met ingang van 13 november 2018 en
- € 3.428,33 is verschuldigd met ingang van 26 februari 2019,
5.3.
veroordeelt Hillers om aan [handelsnaam] te betalen een bedrag van € 930,28, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 18 februari 2019 tot aan de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt Hillers in de kosten van het geding in verstek, aan de zijde van [handelsnaam] tot op heden begroot op € 2.616,83, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de dag van betekening van het verstekvonnis tot de dag van volledige betaling,
5.5.
veroordeelt Hillers in de kosten van het geding in verzet, aan de zijde van [handelsnaam] tot op heden begroot op € 1.086,-, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de dag van betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
bekrachtigt het verstekvonnis voor zover Hillers onder 3.4 van dat vonnis in de nakosten is veroordeeld,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. van Velzen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.M.E. Herijgers-van Gurp, griffier, en ondertekend en in het openbaar uitgesproken door mr. J.F. Koekebakker, rolrechter, op 15 april 2020. [1]

Voetnoten

1.2226/1451/3194/2294