ECLI:NL:RBROT:2020:2322
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake openbaarmaking intrekkingsbesluit vergunning door de AFM
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 maart 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van de Stichting Autoriteit Financiële Markten (AFM) tegen de openbaarmaking van een intrekkingsbesluit van haar vergunning. De AFM had op 13 januari 2020 besloten om het intrekkingsbesluit van 16 januari 2017 openbaar te maken, omdat de vergunning van de verzoekster was ingetrokken op basis van overtredingen van de Wet op het financieel toezicht (Wft). De verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om schorsing van de openbaarmaking. Tijdens de zitting op 3 maart 2020 is de verzoekster vertegenwoordigd door haar gemachtigde, terwijl de AFM werd bijgestaan door een andere gemachtigde en een medewerker van de AFM.
De rechtbank overweegt dat de AFM de vergunning van de verzoekster heeft ingetrokken omdat deze niet voldeed aan de Wft-regels, met name omdat een aandeelhouder feitelijk het beleid bepaalde zonder dat zijn geschiktheid was getoetst. De rechtbank concludeert dat de AFM op grond van artikel 1:97 van de Wft verplicht was om het intrekkingsbesluit openbaar te maken, ongeacht het tijdstip van de overtredingen. De verzoekster heeft geen voldoende onderbouwing gegeven voor haar stelling dat openbaarmaking onevenredig zou zijn of dat er sprake is van een uitzonderingssituatie zoals bedoeld in artikel 1:98 van de Wft.
Uiteindelijk wijst de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat er geen grond is voor het treffen van een dergelijke voorziening. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.