In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 6 november 2020 uitspraak gedaan in een incident ex artikel 843a Rv. De eiser, Herbel Beleggingen B.V., had een vordering ingesteld om inzage te verkrijgen in bepaalde bescheiden met betrekking tot een huurovereenkomst en een aanbod tot verhuur aan een derde partij. De eiser stelde dat hij rechtmatig belang had bij deze inzage, omdat hij vermoedde dat de verhuurder, Herbel, zich niet aan de afspraken in de huurovereenkomst had gehouden. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de eiser geen rechtmatig belang had bij zijn vordering, omdat hij niet voldoende concrete feiten en omstandigheden had aangedragen om zijn vermoeden te onderbouwen. De kantonrechter heeft daarbij verwezen naar de vereisten van artikel 843a Rv, waaruit blijkt dat er aan vier cumulatieve voorwaarden moet worden voldaan om een vordering tot inzage toe te wijzen. Aangezien de eiser niet aan deze voorwaarden voldeed, werd de incidentele vordering afgewezen. De eiser werd bovendien veroordeeld in de kosten van het incident, vastgesteld op € 300,- aan salaris voor de gemachtigde van Herbel. De hoofdzaak werd verwezen naar een rolzitting, waarbij de eiser de gelegenheid kreeg om een conclusie van antwoord te nemen.