Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 16 december 2014;
- de memorie van antwoord van Jumbo met één productie;
- de memorie van antwoord van Ahold;
6.De verdere beoordeling
en
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 12 mei 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een kort geding dat was aangespannen door de Vereniging C1000 tegen Jumbo Groep Holding B.V. en Koninklijke Ahold N.V. De Vereniging C1000, die de belangen van C1000 franchisenemers behartigt, vorderde inzage in de overeenkomst tussen Jumbo en Ahold die betrekking heeft op de overdracht van C1000-winkels. De voorzieningenrechter had in eerste aanleg de vorderingen van C1000 afgewezen, met de overweging dat er geen rechtmatig belang was voor de franchisenemers om inzage te krijgen in de documenten, omdat zij geen partij waren bij de overeenkomst en er geen aanwijzingen waren dat de overeenkomst bepalingen bevatte die voor hen relevant waren.
Het hof bevestigde deze beslissing en oordeelde dat de vorderingen van C1000 niet toewijsbaar waren. Het hof stelde vast dat de franchisenemers geen rechtmatig belang hadden bij de gevraagde inzage, omdat de overdracht van de verhuurrechten aan Ahold was geëffectueerd via een aandelenoverdracht en de relatie tussen de franchisenemers en C1000 niet wezenlijk zou veranderen. Bovendien werd de vordering als een 'fishing expedition' gekwalificeerd, omdat C1000 niet voldoende had onderbouwd dat er concrete feiten waren die een rechtmatig belang voor inzage rechtvaardigden.
Het hof bekrachtigde het vonnis van de voorzieningenrechter en veroordeelde C1000 in de proceskosten van het hoger beroep, zowel aan de zijde van Jumbo als Ahold. De uitspraak benadrukt het belang van een rechtmatig belang bij vorderingen tot inzage in documenten en de beperkingen die gelden voor franchisenemers in dergelijke situaties.