8.5Volgens verweerder bevestigt dit onderzoek dat de verwachte en aan het algemeen belangbesluit ten grondslag liggende gevolgen van een prijsstijging naar € 5,55 per uur correct zijn. Verweerder trekt uit het rapport Effecten kostendekkende tarieven de conclusie dat, indien een kostprijsdekkend tarief zou worden gerekend, een significant deel van de bezoekers van de gemeentelijke parkeergarages zal uitwijken naar andere gemeenten (om te winkelen, boodschappen te doen etc.) of thuis zal blijven waardoor de middenstand omzet misloopt. Vooral bezoekers van buiten Veenendaal zullen minder snel naar Veenendaal gaan, wat het imago van Veenendaal schaadt. Ook zal een significant deel van de bezoekers van de gemeentelijke parkeergarages inderdaad gaan parkeren in woonwijken (op straat) wat gezien de daar aanwezige hoge parkeerdruk tot overlast zal gaan leiden. Deze conclusies geven aan dat de gemeente haar beoogde beleid niet kan uitvoeren indien de integrale kosten moeten worden doorberekend.
Toetsing van het algemeen belangbesluit
9. De rechtbank is van oordeel dat in elk geval het primaire besluit niet voldoet aan artikel 3:2 van de Awb, omdat verweerder daaraan voorafgaand niet de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen heeft vergaard. Gelet op de uitspraak van 18 december 2018 van het CBb in de zaak Hengelo kan verweerder dit gebrek in bezwaar nog herstellen. Zoals hierna blijkt, is de rechtbank echter van oordeel dat verweerder dit gebrek bij het bestreden besluit niet heeft hersteld.
10. De rechtbank overweegt dat verweerder in het bestreden besluit belangen en instrumenten om die belangen te bereiken door elkaar heen laat lopen, maar dat er twee na te streven belangen te herleiden zijn. Het ene belang is “betaalbaar- en bereikbaarheid van parkeervoorzieningen voor alle doelgroepen, te weten bewoners, bezoekers, werknemers en ondernemers”. Het andere belang is “goede ruimtelijke ordening in het centrum, waaronder ook valt het voorkomen van parkeeroverlast in woonwijken rond het centrum”. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder deze na te streven belangen als basis voor haar algemeen belangbesluit mogen nemen, maar heeft hij onvoldoende onderbouwd dat sprake is van een algemeen belang dat door de desbetreffende economische activiteit wordt gediend ofwel dat de exploitatie van gemeentelijke parkeergarages en parkeerterreinen nodig is om beide algemene belangen te dienen. Aan deze noodzaak ligt immers ten grondslag het uitgangspunt dat er niet voldoende parkeercapaciteit in de particuliere parkeergarages is (uitgangspunt parkeercapaciteit). Voor dit uitgangspunt, relevant voor beide gestelde nagestreefde belangen, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank - ook nog bij het bestreden besluit - niet voldoende kennis vergaard.
11. In het bestreden besluit stelt verweerder dat alle parkeervoorzieningen (garages), in ieder geval regelmatig op zaterdag, noodzakelijk zijn om aan de parkeervraag te voldoen. Verweerder baseert zich daarbij op parkeergegevens van verschillende zaterdagen in de periode van 2 januari 2016 tot en met 2 december 2017 (onderzoek 2016-2017). In dit onderzoek is bekeken in hoeverre het mogelijk is het parkeren in Veenendaal binnen de gebouwde voorzieningen op te lossen indien de gemeentelijke parkeergarages zijn gesloten (of alleen bruikbaar zijn tegen een zeer hoog tarief). In twee grafieken (een voor zaterdagochtend en een voor zaterdagmiddag) is weergegeven in hoeverre het parkeren in de gemeentelijke voorzieningen kan worden opgevangen binnen de parkeergarages van eiseres en de parkeergarage “ Scheepjeshof ” van een andere particuliere exploitant, uitgaande van een 85% bezetting van de parkeergarages. Daaruit is geconcludeerd dat het op de zaterdagochtend in de regel niet en op de zaterdagmiddag niet mogelijk is om de parkeervraag in de particuliere parkeergarages op te vangen. In het rapport Effecten kostendekkende tarieven is in tabel 2.1. ook de capaciteit en bezetting per gemeentelijke parkeergarage gegeven. Die gegevens zijn afkomstig uit een parkeeronderzoek dat Goudappel in mei 2018 heeft uitgevoerd.
12. De rechtbank overweegt dat de gehanteerde bezettingen in het onderzoek 2016-2017 zijn gebaseerd op waarnemingen van ondernemers uit Veenendaal op een zaterdag aan het begin van elke maand en niet op gegevens afkomstig van eiseres en de exploitant van “ Scheepjeshof ”. Die waarnemingen zijn ook onvoldoende gedocumenteerd en daarmee niet controleerbaar. Verder ziet het algemeen belangbesluit op “alle dagen van de week” en niet alleen op zaterdagen. Wat betreft het parkeeronderzoek uit 2018 zijn deze gegevens - zoals ook ter zitting is bevestigd - niet gebaseerd op de daadwerkelijke bezettingsgraad van de gemeentelijke parkeergarages zoals die bij verweerder bekend zou moeten zijn en is ook eiseres niet expliciet verzocht om ter zake gegevens over te leggen. Ook zijn naar het oordeel van de rechtbank bij dit onderzoek niet alle relevante (gemeentelijke) parkeergelegenheden (zoals Duivenweide/Theater Lampegiet ) betrokken, terwijl die wel van belang zijn voor de vraag of de desbetreffende economische activiteit nodig is in het algemeen belang.
13 Zoals hiervoor is overwogen is het bestreden besluit reeds in strijd met artikel 3:2 van de Awb. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te (laten) herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit.
14. Om het gebrek te herstellen, moet verweerder onderzoek doen naar de parkeercapaciteit in de particuliere garages en in dat verband inzicht verwerven in de omvang van de parkeerbehoefte en in de bezettingscijfers van de gemeentelijke parkeervoorzieningen en de parkeergarages van eiseres en de parkeergarage “ Scheepjeshof ”. Voor zover het garages van eiseres betreft, ligt het in de rede dat eiseres daarvoor de nodige gegevens verstrekt. De rechtbank verwijst in dit verband naar wat door het CBb in haar uitspraak van 18 december 2018 is overwogen (ECLI:NL:CBB:2018:660 randnummer 6.3). Voor zover verweerder bij dat onderzoek niet kan beschikken over de relevante gegevens van de parkeergarages van eiseres en/of de parkeergarage “ Scheepjeshof ”, geldt dat voor onderbouwing van de parkeercapaciteit in de particuliere parkeergarages er wel sprake moet zijn van gedocumenteerde en daarmee controleerbare gegevens. Het onderzoek dient zich daarbij ook uit te strekken tot alle dagen van de week en niet beperkt te blijven tot de vrijdagen en/of zaterdagen.
Bij het inzicht verwerven als hiervoor genoemd en de afweging van de mogelijkheden die er zijn om de onder randnummer 10 genoemde nagestreefde algemene belangen te dienen, behoort naar het oordeel van de rechtbank ook dat verweerder alle uitkomsten van de enquête van Goudappel meeneemt. Verweerder heeft nu de focus gelegd op het “gratis parkeren in woonwijken rondom het centrum” en het “de gemeente mijden”, maar zal ook de uitkomsten het “met een ander vervoermiddel naar het centrum van Veenendaal komen” en het “toch in de gemeentelijke parkeergarages blijven parkeren” mee dienen te nemen, aangezien die evenzeer van belang zijn voor de verwachte parkeervraag in relatie tot de beschikbare parkeercapaciteit.
Wanneer verweerder die benodigde kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen heeft vergaard, zal hij vervolgens moeten beoordelen of hij zijn standpunt dat sprake is van een algemeen belang dat door de desbetreffende economische activiteit wordt gediend, handhaaft. Verweerder zal in dat verband, gelet op wat hiervoor onder 7.3 is overwogen, op basis van de vergaarde kennis specifiek moeten beoordelen of het aanbieden van de economische activiteit beneden de kostprijs noodzakelijk is om de nagestreefde algemene belangen te dienen. Uit wat onder 7.3 is overwogen blijkt dat zo’n algemeen belang er niet is als dat belang ook gediend kan worden als de economische activiteit niet beneden de kostprijs wordt aangeboden of als niet aannemelijk is dat marktpartijen met hun aanbod en de door hen gehanteerde voorwaarden dat belang niet kunnen dienen. Mogelijk kunnen gelet op de vermeende kwestie van beperkte parkeercapaciteit beide algemene belangen ook voldoende worden gediend door flankerende maatregelen om vraag en aanbod van parkeren op elkaar af te stemmen, bijvoorbeeld door informatie voor weggebruikers langs de openbare weg over de resterende parkeercapaciteit bij de verschillende parkeergelegenheden. In het bestreden besluit heeft verweerder zich in elk geval ten onrechte beperkt tot alternatieven die verband houden met de afwaardering van het gemeentelijke vastgoed.
15. Wat betreft de onder 7.4 weergegeven belangenafweging overweegt de rechtbank als volgt. Indien verweerder van oordeel blijft dat met betrekking tot de exploitatie van de gemeentelijke garages en parkeerterreinen een besluit als bedoeld in artikel 25h, zesde lid, van de Mw moet worden genomen, zal verweerder het nadeel dat eiseres ondervindt in kaart moeten brengen en vervolgens moeten nagaan of de belangen van eiseres vergen dat zij op enigerlei wijze tegemoet wordt gekomen. De rechtbank overweegt dat de gedachte achter het kiezen voor een prijsstelling als verwoord onder 7.4 is dat als een prijsstelling van de gemeentelijke garages voldoende hoog is, er niet gecompenseerd hoeft te worden. Verweerder meent - kort gezegd - dat door het kiezen voor het aanbieden “tegen marktconforme tarieven” er geen (kwantificeerbaar) nadeel is voor eiseres. De rechtbank is - anders dan verweerder - van oordeel dat ook bij het door verweerder hanteren van marktconforme tarieven niet zonder meer gezegd kan worden dat er geen nadeel is voor eiseres en voorts dat de prijsstelling hier niet zodanig is dat compensatie niet nodig is. Het verschil tussen een gesteld uurtarief van € 5,55 of iets meer dan € 2,- is daarvoor te groot.
16. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op vier maanden na verzending van deze tussenuitspraak.
17. Als verweerder geen gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen, moet hij dat op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb en om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk mededelen aan de rechtbank. Als verweerder wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beide gevallen en in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
18. De rechtbank overweegt dat het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, in beginsel beperkt blijft tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in deze tussenuitspraak. Zij zal het in beginsel in strijd met de goede procesorde achten als nieuwe geschilpunten worden ingebracht.
19. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.