Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 23 juli 2019 op het hoger beroep van:
de raad van de gemeente Emmen, appellant
(gemachtigden: mr. C.T. Dekker en mr. H.S. Huber),
Q-Park Operations Netherlands II B.V., te Maastricht (Q-Park)
Procesverloop in hoger beroep
Grondslag van het geschil
Westerstraaten
Willinkpleinen de parkeerterreinen
P-Noorden
Schapenveenseweg. Q-Park exploiteert het parkeerterrein
P-Zuid Wildlands. De garage
Westerstraatligt aan de rechterzijde van de Hondsrugweg, aan de noordkant van het - langgerekte - centrum; de garage
Willinkpleinaan de zuidkant. Het terrein
P-Noordligt aan de linkerzijde van de Hondsrugweg, ongeveer 500 meter van de noordkant van het centrum; het terrein
Schapenveensewegongeveer 1500 meter van de zuidkant van het centrum. Het terrein
P-Zuid Wildlandsligt aan de linkerzijde van de Hondsrugweg, in de nabijheid van het dierenpark
Wildlands Adventure Zoo Emmenen op ongeveer 500 meter van de garage
Willinkplein, ongeveer 1000 meter van de garage
Westerstraaten ongeveer 1200 meter van het terrein
P-Noord. De tarieven van de gemeentelijke garages en terreinen waren aanvankelijk € 1,70 per 58 minuten (afgerond € 1,75 per uur) en € 10,00 per dag en zijn thans, na indexering van het uurtarief, € 1,70 per 57 minuten (afgerond € 1,78 per uur) en € 10,00 per dag. De tarieven van het terrein van Q-Park zijn € 1,00 voor de eerste 30 minuten en overigens € 10,00 per dag. Het tarief voor ‘open’ parkeren op straat is € 2,00 per 59 minuten (afgerond € 2,03 per uur) en € 12,00 per dag. Het terrein van Q-Park is gericht op bezoekers van het dierenpark. Het gemeentelijke parkeerinformatiesysteem verwijst bezoekers van het dierenpark ook naar dit terrein. De gemeentelijke garages en het terrein
P-Noordzijn gericht op bezoekers van het centrum. Het terrein
Schapenveensewegis inmiddels niet meer permanent geopend, maar wordt opengesteld als het terrein van Q-Park (te) vol dreigt te worden en bij eventuele grote evenementen. Niet in geschil is dat indien de integrale kosten van de gemeentelijke garages en terreinen in rekening zouden worden gebracht, het uurtarief € 2,03 per uur zou moeten zijn.
Westerstraaten
Willinkpleinen de terreinen
P-Noorden
Schapenveenseweg. Ook is opgenomen dat geen lager uurtarief zal worden gehanteerd dan € 1,75 per uur en dat het uurtarief jaarlijks zal worden geïndexeerd. Voorafgaand aan het bestreden besluit heeft het onderzoeksbureau
KplusVin opdracht van appellant een onderzoek gedaan. Het rapport
Kostendekkendheid betaald parkerenis op 8 december 2016 uitgebracht.
Oog voor Mobiliteit, gemeentelijk Verkeer- en vervoerplan 2012-2020, de
Beleidsuitgangspunten Parkeren Emmen 2010-2020en het
Masterplan Emmen Centrumen de in deze documenten opgenomen strategische beleidsdoelen en beleidsuitgangspunten (ook) op het gebied van het parkeerbeleid. De strategische beleidsdoelen zijn: het goed bereikbaar houden van Emmen; het voetgangersviendelijker, toegankelijker en veiliger maken van de binnenstad, waardoor het voor bewoners en bezoekers ook aantrekkelijker wordt om daar langer te verblijven; het terugbrengen van het aantal verkeersslachtoffers met 50%. Kern van de beleidsuitgangspunten is dat de bereikbaarheid per auto en de parkeervoorzieningen goed moeten zijn. Parkeervoorzieningen zijn gesitueerd op acceptabele loopafstand van de belangrijkste voorzieningen. Verspreid over het centrum zijn grotendeels ondergrondse parkeervoorzieningen gerealiseerd. Parkeeroverlast moet zoveel mogelijk worden beperkt. Parkeerstromen moeten worden gereguleerd. Daarbij wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen bezoekers van het centrum-winkelgebied en overige centrum-voorzieningen en bezoekers van het dierenpark en evenementen. Bezoekers van het centrum-winkelgebied moeten in het directe centrum kunnen parkeren, terwijl in andere situaties wordt gestuurd op parkeren aan de rand van of buiten het centrum. Omdat het hanteren van een kostendekkend tarief voor de gemeentelijke garages en terreinen ertoe zou leiden dat het uurtarief daar gelijk zou zijn aan het uurtarief voor parkeren op straat, zou het hanteren van een kostendekkend tarief realisering van de vastgestelde doelstellingen bemoeilijken. Appellant heeft verder overwogen dat de markt geen parkeervoorzieningen tegen de door appellant gewenste voorwaarden aanbiedt. Dat volgt al uit de door Q-Park gehanteerde tarieven. Met betrekking tot de belangenafweging heeft appellant overwogen dat, voor zover de gemeentelijke garages en terreinen al concurreren met het terrein van Q-Park, die concurrentie slechts marginaal is. De gemeentelijke garages en terreinen richten zich op andere doelgroepen. Bezoekers van het dierenpark worden ook verwezen naar het terrein van Q-Park. Gelet op de ligging van de gemeentelijke garages en het terrein
P-Noordkan weliswaar niet geheel worden uitgesloten dat Q-Park daarvan enige concurrentie ondervindt, maar van onevenredig nadeel is geen sprake.
Uitspraak van de rechtbank
KplusV, waartoe pas vele maanden na het besluit van 25 februari 2016 opdracht is gegeven, is niet bezien of het, om de door appellant gestelde beleidsdoelen te bereiken, niet toch mogelijk zou zijn een kostendekkend tarief te rekenen. De noodzaak om parkeerruimte onder de integrale kostprijs aan te bieden is ook in het bestreden besluit niet onderbouwd. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het procesdossier niet dat appellant voorafgaand aan het nemen van het besluit van 25 februari 2016 kennis heeft vergaard over de af te wegen belangen. Daarmee blijkt dus ook niet dat hij de belangen van derden, in het bijzonder die van Q-Park, heeft meegewogen. Appellant heeft in het bestreden besluit overwogen dat een aantal aanwijzingen erop duidt dat, voor zover Q-Park al met de gemeentelijke parkeervoorzieningen concurreert, deze concurrentie slechts marginaal is. Hoewel ook de rechtbank zich op basis van de stukken in het procesdossier afvraagt in welke mate Q-Park door een algemeen belang besluit van appellant in haar belangen wordt geschaad, laat dit onverlet dat het aan appellant was om een gedegen belangenafweging te maken voorafgaand aan het nemen van het besluit van 25 februari 2016. Volgens de rechtbank heeft appellant dit ten onrechte niet gedaan. Deze gebreken in de voorbereiding van besluit van 25 februari 2016 konden (en kunnen) naar het oordeel van de rechtbank in bezwaar niet meer worden hersteld.
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
De eerste hogerberoepsgrond is dat de rechtbank het beroep van Q-Park ten onrechte gegrond heeft verklaard en het bestreden besluit ten onrechte heeft vernietigd. Appellant erkent dat het besluit van 25 februari 2016 niet voldoende was onderbouwd. Maar in bezwaar heeft appellant alsnog de nodige kennis vergaard omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen en heeft ook alsnog een belangenafweging plaatsgevonden. Naar de mening van appellant heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat onvoldoende is onderbouwd waarom de exploitatie van de gemeentelijke parkeervoorzieningen niet kan plaatsvinden tegen een tarief waarbij ten minste de integrale kosten in rekening worden gebracht. Dit heeft appellant in het bestreden besluit onderbouwd, waarbij appellant een externe partij heeft laten berekenen hoeveel de integrale kostprijs bedraagt. Uit dit onderzoek is gebleken dat deze € 2,03 per uur bedraagt. Bij het doorberekenen van deze prijs zou het uurtarief niet lager uitvallen dan het tarief voor parkeren op straat van € 2,03 per uur, wat ten koste zou gaan van het algemeen belang. Appellant stelt dat verder onderzoek niet nodig is, omdat het een feit van algemene bekendheid is dat automobilisten liever op straat parkeren dan ‘achter de slagboom’. Verder stelt appellant dat het belang van Q-Park voldoende is meegewogen. Met name is in het bestreden besluit geconcludeerd dat dit belang marginaal is, gezien de geringe concurrentie tussen Q-Park en de gemeentelijke parkeervoorzieningen. Appellant wijst in dit verband op het verschil in doelgroepen. Q-Park richt zich op dagparkeerders, met name op bezoekers van het dierenpark. De gemeentelijke garages en terreinen richten zich op andere doelgroepen van parkeerders. Verder zal geen lager uurtarief worden gehanteerd dan € 1,75 per uur en zal het uurtarief jaarlijks worden geïndexeerd.
Oog voor Mobiliteit, gemeentelijk Verkeer- en vervoerplan 2012-2020en de beleidsuitgangspunten uit de
Beleidsuitgangspunten Parkeren Emmen 2010-2020. Appellant heeft ook voldoende toegelicht en onderbouwd dat de exploitatie van garages en parkeerterreinen daarvoor wenselijk is, gelet op het daarmee samenhangende streven om het parkeren op straat (ook voor kortere parkeertijden) te verminderen. Appellant mocht er vervolgens redelijkerwijs van uitgaan dat het parkeren in de gemeentelijke garages en op de gemeentelijke terreinen niet tegen een tarief op basis van de integrale kosten kan worden aangeboden. Dit tarief is immers gelijk aan het tarief voor parkeren op straat. Uit het proces-verbaal van de rechtbank blijkt dat partijen het erover eens zijn, dat als het parkeren ‘achter de slagboom’ even duur is als of duurder is dan het parkeren op straat, er sneller wordt uitgeweken naar parkeren op straat. Appellant heeft in dit verband nog verwezen naar het proefschrift van M.B.W. Kobus uit 2014
Economic Studies on Public Facilty Use, waarin deze auteur tot dezelfde bevinding komt. Appellant mocht er bovendien redelijkerwijs van uitgaan dat aannemelijk is dat de commerciële aanbieders - in dit geval Q-Park - met de door hen gehanteerde voorwaarden niet kunnen voorzien in het nagestreefde doel. Van belang hierbij is met name het dagtarief van €10,00, dat voor parkeerders die voor kortere tijd de binnenstad bezoeken geen alternatief is voor parkeren op straat. Op deze punten hoefde appellant dan ook geen (nader) onderzoek te doen. Dat het rapport van
KplusVop deze kwestie niet ingaat is daarom, anders dan de rechtbank heeft overwogen, niet van belang. Appellant heeft zich aldus redelijkerwijs op het standpunt kunnen stellen dat sprake is van een algemeen belang dat door de desbetreffende economische activiteit wordt gediend als bedoeld in artikel 25h, vijfde lid, van de Mw.
Beslissing
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep ongegrond.