13.1.Het betoog van eiseres 3 slaagt niet. De rechtbank verwijst hiervoor naar wat hierover in de zaken ROT 18/4036 en ROT 18/4043, en onder 11.2. en 12.2., is overwogen.
Conclusie
Bestuurlijke lus
14. Het bestreden besluit II kan gelet op wat onder 8.4. is overwogen niet in stand blijven vanwege strijd met de rechtszekerheid en de artikelen 5:32 en 7:12 van de Awb en vertoont in zoverre een gebrek. De rechtbank ziet aanleiding verweerder de gelegenheid te bieden om, met toepassing van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb, het door de rechtbank geconstateerde gebrek in het bestreden besluit II te herstellen Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak.
15. Het herstel van het gebrek kan, met in achtneming van wat in deze uitspraak onder 8.4. is overwogen, geschieden door een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. De termijn waarbinnen verweerder de gelegenheid heeft het gebrek te herstellen en waarbinnen verweerder de rechtbank op de hoogte moet brengen van zijn bevindingen, bepaalt de rechtbank op zes weken na de dag waarop deze tussenuitspraak is verzonden.
16. De rechtbank ziet aanleiding om met gebruikmaking van de bevoegdheid van artikel 8:80b, derde lid, van de Awb de voorlopige voorziening te treffen dat het bestreden besluit II is geschorst tot en met het tijdstip waarop de rechtbank einduitspraak doet in deze zaken. De rechtbank kan bij de einduitspraak een ander tijdstip bepalen voor de voorlopige voorziening.
17. Als verweerder geen gebruikmaakt van de gelegenheid om het gebrek te herstellen, moet hij dat op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb en om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk meedelen aan de rechtbank. Als verweerder wel gebruikmaakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseressen 1 en 2 in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beide gevallen en in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
18. De rechtbank overweegt dat het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, in beginsel beperkt blijft tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in deze tussenuitspraak. Zij zal het in beginsel in strijd met de goede procesorde achten als nieuwe geschilpunten worden ingebracht.
19. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt. Omdat de zaken ROT 18/4036, ROT 18/4043 en ROT 18/5789 samenhangen, zal de rechtbank ook pas bij de einduitspraak in zaak ROT 18/5789 beslissen.