14.2.Ook dit betoog kan niet worden gevolgd. Voorafgaand aan het primaire besluit 1 heeft eiseres in haar overigens uitgebreide zienswijze niet aangevoerd dat zij niet aan de inlichtingenvordering kon voldoen. Zij heeft daarentegen eerst ten dele aan de vordering voldaan en zij heeft na het primaire besluit 1 verzocht om een langere begunstigingstermijn (lees: nieuwe begunstigingstermijn) welke haar is vergund. Dit vormt een indicatie dat eiseres destijds meende dat zij wel bij machte was aan de inlichtingenvordering te voldoen.
Wat zij in bezwaar en beroep heeft aangevoerd maakt dit niet anders. In dit verband merkt de rechtbank nog op dat het hier niet gaat om een vordering van gegevens waarvan eiseres heeft mogen verwachten dat die niet in het kader van nalevingstoezicht door verweerder bij haar zouden worden gevorderd en waarbij van haar een te vergaande inspanning wordt gevergd (vergelijk de uitspraak van het CBb van 7 mei 2019, ECLI:NL:CBB:2019:177). Het gaat bij een afnemerslijst immers om een beperkte verzameling van gegevens waarover eiseres reeds zou moeten kunnen beschikken. Voor zover eiseres niet via een eenvoudige zoekopdracht in haar administratie een volledige lijst kon produceren lag het dan ook in de rede dat zij niettemin – al dan niet met behulp van derden – zich de nodige inspanning zou hebben getroost om alsnog de gevorderde gegevens boven water te krijgen, zo nodig door handmatig haar administratie na te lopen. Uit de proceshouding van eiseres blijkt echter dat zij hiervan heeft afgezien, mede omdat zij eerst een onherroepelijk oordeel wenste over de rechtmatigheid van de inlichtingenvordering. Die proceshouding dient voor haar rekening te komen, omdat zij heeft afgezien van het indienen van een verzoek om voorlopige voorziening teneinde een voorlopig rechtmatigheidsoordeel van de voorzieningenrechter te krijgen (vergelijk de uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 12 april 2018, ECLI:NL:RBROT:2018:2908). 15. Eiseres betoogt tevergeefs dat de boete- en lastoplegging disproportioneel zijn, omdat volgens haar slechts sprake is van een uiterst geringe en verschoonbare omissie met het ontbreken van [Naam 2] op de afnemerslijst. Uit het bestreden besluit – waaruit onder punt 8 het nodige is geciteerd – blijkt duidelijk dat geen sprake is van een beperkte omissie in de aangeleverde afnemerslijst. Daaruit volgt dat voor wat betreft de periode 15 januari 2016 tot en met 31 augustus 2017 meerdere afnemers ontbreken, terwijl verweerder ten aanzien van enkele van die afnemers ook daadwerkelijk heeft vastgesteld dat toestemming van de provider ontbrak, en dat over de periode voorafgaand aan 15 januari 2016 geen enkele naam is aangeleverd terwijl eiseres al vanaf in ieder geval 2010 repeaters aanbiedt. Wat eiseres daartegenin heeft gebracht leidt niet tot een ander oordeel. De stelling van eiseres dat T-Mobile wel toestemming heeft verleend aan [Naam 2] heeft verweerder ontkend, terwijl niet in geschil is dat verweerder [Naam 2] heeft bezocht naar aanleiding van een storingsmelding door T-Mobile, zodat ook de rechtbank ervan uitgaat dat geen toestemming is verleend. Het door eiseres ter zitting overleggen van een registratieformulier van de repeater “Signaal herhaal” van KPN, waaruit volgens haar volgt dat met het door de gebruiker indienen van een ingevuld registratieformulier goedkeuring door KPN wordt verleend, kan hier niet aan afdoen. Daar volgt immers niet uit dat T‑Mobile, een andere provider dan KPN, eveneens een dergelijke goedkeuring zou hebben verleend aan [Naam 2] voor het gebruik van de repeater van eiseres, niet zijnde een repeater die de provider zelf ter beschikking heeft gesteld. De enkele stelling ter zitting dat [Naam 3] niet is terug te vinden in de administratie van eiseres, levert ten aanzien van het niet vermelden van die klant geen overmacht op, omdat van eiseres mocht worden verlangd dat zij een deugdelijke verkoopadministratie bijhoudt. Ten aanzien van de afnemers [Naam 4] en [Naam 5] geldt verder dat het tijdsverloop er niet aan afdoet dat eiseres ook behoorde te beschikken over de verkoopgegevens ten aanzien van aan hen en aan anderen geleverde repeaters die zij voorafgaand aan 15 januari 2016 heeft verkocht.
16. Gelet hierop heeft verweerder in redelijkheid gebruik kunnen maken van zijn bevoegdheid tot oplegging van een of meer sancties. De rechtbank is verder van oordeel dat de bestuurlijke boete van € 500,-, gelet ook op het maximumboetebedrag waarin de wet voorziet, zeker niet onevenredig hoog is, en dat de hoogte van de dwangsom voldoet aan het vereiste dat de bedragen in redelijke verhouding staan tot de zwaarte van het geschonden belang en tot de beoogde werking van de dwangsom.
17. Het beroep tegen het bestreden besluit is gelet op het voorgaande ongegrond.
18. Het primaire besluit 3 is een beslissing tot invordering waarop het beroep, indien de belanghebbende die beslissing bestrijdt, gelet op artikel 5:39, eerste lid, van de Awb mede betrekking heeft. Omdat eiseres het primaire besluit 3 ter zitting slechts heeft bestreden voor zover dit voortborduurt op de lastoplegging, is het beroep daartegen gelet op het voorgaande eveneens ongegrond.
19. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.