ECLI:NL:RBROT:2019:5223

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 juli 2019
Publicatiedatum
2 juli 2019
Zaaknummer
ROT 17/1740
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van maatwerkvoorzieningen voor huishoudelijke ondersteuning onder de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 juli 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die ondersteuning vraagt op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015), en het gemeenschappelijk orgaan ROGplus Nieuwe Waterweg Noord, dat als verweerder optreedt. Eiseres heeft een maatwerkvoorziening voor huishoudelijke ondersteuning aangevraagd, maar deze is door verweerder als onvoldoende geacht. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een aantal eerdere besluiten en beroepsprocedures, waarbij eiseres heeft betoogd dat zij niet voldoende ondersteuning ontvangt voor haar huishoudelijke taken. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres, vanwege haar medische beperkingen, niet in staat is om lichte en zware huishoudelijke taken zelf uit te voeren. Verweerder heeft echter gesteld dat eiseres gebruik kan maken van algemene voorzieningen zoals een boodschappendienst en een glazenwasser, en dat daarom geen maatwerkvoorziening voor deze taken nodig is. De rechtbank heeft geoordeeld dat het bestreden besluit van verweerder niet in stand kan blijven, omdat de aanspraken van eiseres onvoldoende zijn geconcretiseerd. De rechtbank heeft zelf in de zaak voorzien en eiseres een maatwerkvoorziening van 3 uur per week voor huishoudelijke ondersteuning toegekend, evenals een persoonsgebonden budget voor wasverzorging. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat verweerder het griffierecht en de proceskosten van eiseres moet vergoeden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 17/1740

uitspraak van de meervoudige kamer van 4 juli 2019 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats eiseres] , eiseres,

gemachtigde: mr. M.S. Kerkhof-Pöttger,
en

het gemeenschappelijk orgaan ROGplus Nieuwe Waterweg Noord, verweerder,

gemachtigde: I. de Vries-Kromhout.

Procesverloop

Bij besluit van 30 augustus 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) van 29 augustus 2016 tot en met 28 augustus 2021 een maatwerkvoorziening voor huishoudelijke ondersteuning toegekend voor lichte huishoudelijke taken en zware huishoudelijke taken (basis zwaar), in de vorm van zorg in natura.
Bij besluit van 2 februari 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting van de enkelvoudige kamer heeft plaatsgevonden op 10 november 2017. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en haar dochter [naam dochter ] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om partijen in de gelegenheid te stellen met elkaar in overleg te treden over een eventueel mediationtraject.
Verweerder heeft bij brief van 14 november 2017 medegedeeld dat in overleg met eiseres is besloten om geen mediationtraject te starten.
Bij brief van 24 november 2017 heeft eiseres bevestigd dat geen mediationtraject wordt gestart.
De rechtbank heeft de zaak vervolgens ter behandeling naar de meervoudige kamer verwezen.
Bij brieven van 2 februari 2018 en 24 april 2018 heeft eiseres nadere stukken ingediend.
Bij brief van 26 april 2018 heeft verweerder nadere stukken ingediend.
Bij brief van 11 juni 2018 heeft eiseres gereageerd op de door verweerder nader ingediende stukken en een nieuw ondersteuningsplan van 28 mei 2018 overgelegd.
Bij brief van 1 november 2018 heeft verweerder nadere stukken ingediend, waaronder een besluit van 29 oktober 2018, waarbij aan eiseres van 29 oktober 2018 tot en met 28 april 2019 ondersteuning bij het reorganiseren van haar woning is toegekend.
De rechtbank heeft partijen medegedeeld dat de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 8 oktober 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:3241) ter zitting aan de orde zal worden gesteld.
Het onderzoek ter zitting van de meervoudige kamer heeft plaatsgevonden op 12 november 2018. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en haar dochter [naam dochter ] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Op 30 januari 2019 heeft de rechtbank op verzoek van eiseres het onderzoek heropend, in afwachting van een uitspraak van de Raad op een door eiseres ingesteld hoger beroep ten aanzien van een aan haar eerder verleende indicatie voor hulp bij het huishouden.
Op eveneens 30 januari 2019 heeft de Raad de betreffende uitspraak op het hoger beroep van eiseres gedaan (ECLI:NL:CRVB:2019:397).
Bij brief van 11 februari 2019 heeft verweerder gereageerd op de uitspraak van de Raad, waarna eiseres bij brieven van 18 februari 2019 en 15 maart 2019 heeft gereageerd.
Partijen hebben desgevraagd niet aangegeven nader mondeling op zitting te willen worden gehoord. De rechtbank heeft het onderzoek vervolgens zonder nadere zitting gesloten.

Overwegingen

1.1.
Eiseres, geboren in [jaar] , ondervindt beperkingen bij het verrichten van huishoudelijke werkzaamheden. Zij woont alleen in een driekamerappartement en ontvangt een uitkering op grond van de Participatiewet. Sinds 24 maart 1994 is eiseres bij verweerder bekend in verband met meerdere voorzieningen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2007 (Wmo 2007) en de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg).
1.2.
In verband met het aflopen van haar indicatie voor hulp bij het huishouden op grond van de Wmo 2007, heeft verweerder eiseres bij besluit van 23 januari 2015 op grond van de Wmo 2015 voor de periode van 12 februari 2015 tot en met 11 augustus 2015 een maatwerkvoorziening voor hulp bij het huishouden (HH1) in natura verstrekt van 4 uur per week. De hulp strekt tot overname van het lichte en zware huishoudelijk werk en de wasverzorging. Verweerder ziet geen aanleiding om extra hulp te verstrekken voor het doen van de boodschappen en het wassen van de ramen buiten, want eiseres kan volgens verweerder van een boodschappenservice en een glazenwasser gebruikmaken. Het door eiseres tegen het besluit van 23 januari 2015 gemaakte bezwaar heeft verweerder bij besluit van 16 juni 2015 ongegrond verklaard.
1.3.
Bij besluit van 2 oktober 2015 heeft verweerder eiseres de volgende maatwerkvoorzieningen voor hulp bij het huishouden (HH1) in natura verstrekt:
- 4 uur per week voor de periode van 12 augustus 2015 tot en met 9 oktober 2015, voor licht huishoudelijk werk, zwaar huishoudelijk werk en de wasverzorging,
- 4 uur per week voor de periode van 10 oktober 2015 tot en met 9 januari 2016, voor licht huishoudelijk werk en zwaar huishoudelijk werk, en
- 3 uur per week voor de periode van 10 januari 2016 tot en met 9 augustus 2016, voor licht huishoudelijk werk en zwaar huishoudelijk werk.
Met ingang van 10 oktober 2015 is de wasverzorging geen onderdeel meer van de verstrekte maatwerkvoorziening, omdat eiseres vanaf die datum gebruik kan maken van de (nieuw opgezette) was- en strijkservice. Wel wordt eiseres van 10 oktober 2015 tot en met 9 januari 2016 tijdelijk extra tijd voor opruimwerk toegekend. Ook nu ziet verweerder geen reden om extra hulp te verstrekken voor het doen van de boodschappen en het wassen van de ramen buiten. Deze besluitvorming is gebaseerd op het medisch advies van 15 september 2015 en het indicatierapport van 2 oktober 2015. Het door eiseres tegen het besluit van 2 oktober 2015 gemaakte bezwaar heeft verweerder bij besluit van 22 januari 2016 ongegrond verklaard.
1.4.
Op 6 juni 2016 heeft eiseres zich bij verweerder gemeld voor de verlenging van haar indicatie voor hulp bij het huishouden. Op 24 augustus 2016 heeft een Wmo-consulent van verweerder een huisbezoek afgelegd bij eiseres, waarvan de consulent een gespreksverslag heeft toegezonden aan eiseres. Door het gespreksverslag te ondertekenen en retour te zenden aan verweerder heeft eiseres op 29 augustus 2016 een aanvraag ingediend voor verlenging van haar indicatie voor hulp bij het huishouden. Eiseres heeft daarbij een brief gevoegd met diverse op- en aanmerkingen bij het gespreksverslag. Op 29 augustus 2016 heeft de Wmo‑consulent een indicatierapport opgesteld, waarbij het medisch advies van 15 september 2015 is betrokken. Op basis van dit indicatierapport heeft verweerder het primaire besluit genomen. Verweerder heeft daarbij vermeld dat zorgaanbieder Tzorg binnen twee weken afspraken met eiseres maakt over de wijze waarop de ondersteuning wordt ingevuld. Voorts heeft verweerder in de toelichting bij het primaire besluit de frequentie van de aan eiseres toegekende noodzakelijke taken als volgt vastgesteld:
Lichte huishoudelijke taken:
- Opruimen - maximaal één keer per week,
- Stof afnemen/ragen - maximaal één keer per week,
- Afwassen - maximaal één keer per week.
Bij extra kamers die niet als slaapkamer in gebruik zijn, geldt een frequentie van maximaal één keer in de vier weken.
Zware huishoudelijke taken:
- Stofzuigen - maximaal één keer per week voor de in gebruik zijnde kamers/ruimten,
- Schrobben/dweilen/soppen van sanitair en keuken - maximaal één keer per week,
- Bedden verschonen - maximaal één keer per twee weken,
- Opruimen huishoudelijk afval - maximaal één keer per week.
Bij extra kamers die niet als slaapkamer in gebruik zijn, geldt een frequentie van maximaal één keer in de vier weken.
Op 13 september 2016 heeft Tzorg een ondersteuningsplan opgesteld dat door eiseres is ondertekend. Naar aanleiding van het door eiseres tegen het primaire besluit gemaakte bezwaar, heeft Tzorg aan verweerder meegedeeld dat in totaal 3,5 uur per week aan huishoudelijke hulp wordt ingezet bij eiseres.
1.5.
Bij uitspraak van deze rechtbank van 8 december 2016 (zaaknummers: ROT 15/4515 en ROT 16/1298) zijn de beroepen van eiseres tegen de besluiten van 16 juni 2015 en 22 januari 2016 ongegrond verklaard. Op 30 januari 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:397) heeft de Raad uitspraak gedaan op het hoger beroep van eiseres tegen deze uitspraak van de rechtbank. De Raad heeft het beroep van eiseres tegen het besluit van verweerder van 22 januari 2016 daarbij gegrond verklaard en dit besluit vernietigd.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd, overeenkomstig het advies van de bezwaarschriftencommissie. Verweerder heeft daaraan ten grondslag gelegd dat vanaf 1 januari 2016 niet langer wordt geïndiceerd in uren, maar in resultaten. De indicaties worden gebaseerd op ondersteuningsscores, waarvoor een richtlijn geldt die is opgenomen in bijlage 1 van de Beleidsregels en nadere regels maatschappelijke ondersteuning Maassluis Vlaardingen Schiedam 2016 (de Beleidsregels). Daarbij is uitgegaan van de in de jurisprudentie geaccepteerde normtijden. Verweerder meent dat een voldoende zorgvuldig onderzoek heeft plaatsgevonden en dat eiseres met de indicatie voor huishoudelijke ondersteuning in de categorie basis zwaar, voldoende wordt ondersteund bij het voeren van een huishouden. Volgens verweerder is gebleken dat alle noodzakelijke huishoudelijke taken kunnen worden verricht door de huishoudelijke hulp, aangezien er feitelijk meer huishoudelijke hulp wordt geleverd dan het geval was bij de oude indicatie en de algemeen aanvaarde normtijden van het CIZ-protocol. Tzorg heeft verklaard dat er gedurende 3,5 uur per week zorg wordt geleverd, terwijl de rechtbank Rotterdam in haar uitspraak van 8 december 2016 een indicatie van 3 uur per week heeft geaccepteerd. Verweerder stelt dat eiseres gebruik kan maken van de voorliggende was- en strijkservice, een boodschappendienst en een glazenwasser. Verweerder stelt dat het resultaat van een schoon en leefbaar huis kan worden bereikt en dat sprake is van voldoende maatwerk. Verweerder ziet geen aanleiding om de hardheidsclausule toe te passen.
3. Eiseres voert - samengevat - aan dat zij met de toegekende maatwerkvoorziening onvoldoende wordt ondersteund bij het voeren van haar huishouden en dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd. Eiseres betwist de medische juistheid van de aan de indicatie ten grondslag liggende rapportage, dan wel de vertaling daarvan naar een indicatie. Eiseres stelt dat haar mogelijkheden worden overschat. Volgens eiseres heeft zij recht op meer uren huishoudelijke hulp, omdat zij geen gebruik kan maken van de boodschappendienst, de glazenwasser en de was- en strijkservice. Zij kan het gebruik van deze diensten niet bekostigen. Verder kan zij de boodschappen niet zelf opbergen na bezorging, komt de glazenwasser niet bij haar in het flatgebouw en krijgt zij huidproblemen bij gebruik van de was- en strijkservice. Volgens eiseres moet haar een hoger ondersteuningspakket worden toegekend op basis waarvan zij minimaal 4 uur per week huishoudelijk hulp kan krijgen. Ter ondersteuning van haar beroep heeft eiseres verschillende stukken overgelegd, waaronder diverse medische rapportages van verweerder, waarin volgens eiseres veel tegenstrijdigheden en feitelijke onjuistheden staan.
4. Het regelgevend kader is in de bijlage opgenomen, die van deze uitspraak deel uitmaakt.
Beoordeling
5. Niet in geschil is dat eiseres vanwege haar medische beperkingen niet in staat is lichte huishoudelijke taken en zware huishoudelijke taken uit te voeren. Verweerder heeft eiseres daarom een maatwerkvoorziening voor huishoudelijke ondersteuning voor lichte huishoudelijke taken en zware huishoudelijke taken toegekend. Het betoog van eiseres dat verweerder haar mogelijkheden heeft overschat en dat de aan de indicatie ten grondslag liggende rapportage medisch onjuist is, kan dan ook niet leiden tot het door haar beoogde resultaat. Verweerder betwist immers niet dat eiseres de lichte huishoudelijke taken en zware huishoudelijke taken niet zelf kan verrichten.
6. Verweerder heeft eiseres voor de lichte huishoudelijke taken en de zware huishoudelijke taken een maatwerkvoorziening toegekend, waarbij niet langer is geïndiceerd in uren, maar in resultaten. Uit de gedingstukken blijkt dat verweerder de feitelijke omvang van de huishoudelijke ondersteuning vervolgens heeft laten bepalen door de zorgaanbieder. Dat in het primaire besluit de maximale frequentie van de aan eiseres toegekende noodzakelijke taken is vermeld, maakt dit niet anders, nu de concrete aan eiseres te leveren zorg hieruit niet kan worden afgeleid en verweerder in het primaire besluit ook heeft vermeld dat de zorgaanbieder afspraken met eiseres maakt over hoe de ondersteuning wordt ingevuld. Uit het door de zorgaanbieder opgestelde ondersteuningsplan van 13 september 2016 kan, nog daargelaten dat dit geen besluitvorming van verweerder betreft, evenmin de concrete aan eiseres te leveren zorg worden afgeleid, nu (ook) daarin niet is vermeld op hoeveel uren huishoudelijke ondersteuning eiseres recht heeft. De zorgaanbieder heeft eiseres hier ook niet concreet over geïnformeerd. Dat de zorgaanbieder naar aanleiding van het door eiseres tegen het primaire besluit gemaakte bezwaar aan verweerder heeft meegedeeld dat in totaal 3,5 uur per week aan huishoudelijke hulp wordt ingezet bij eiseres, maakt dit niet anders.
7. Uit de uitspraken van de Raad van 8 oktober 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:3241) en 20 maart 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:982) volgt dat de hulpvrager en de aanbieder bij deze wijze van toekennen van een voorziening niet weten hoeveel huishoudelijke ondersteuning is verstrekt en dat deze werkwijze onder de Wmo 2015 strijdig moet worden geacht met het rechtszekerheidsbeginsel. In feite weet eiseres door deze wijze van verstrekking van een maatwerkvoorziening niet op hoeveel uur ondersteuning zij kan rekenen. Hieruit volgt dat in het bestreden besluit de aanspraken van eiseres voor de lichte huishoudelijke taken en zware huishoudelijke taken onvoldoende zijn geconcretiseerd. Het bestreden besluit kan dan ook in zoverre niet in stand blijven.
8. Verder is niet in geschil dat eiseres vanwege haar medische beperkingen niet in staat is was- en strijktaken te verrichten, de ramen te zemen en boodschappen te doen. Verweerder heeft eiseres voor deze taken echter geen maatwerkvoorziening verstrekt, omdat hiervoor algemene voorliggende voorzieningen aanwezig zijn.
9. De Raad heeft in de eerder aangehaalde uitspraak van 30 januari 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:397) geoordeeld dat in het geval van eiseres is voldaan aan de voorwaarden om een boodschappendienst en een glazenwasser aan te merken als algemeen gebruikelijke diensten die aan het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de weg staan. Volgens de Raad zijn deze diensten daadwerkelijk beschikbaar voor eiseres, leveren zij een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin eiseres tot zelfredzaamheid of participatie in staat is en kunnen zij door eiseres financieel worden gedragen. De rechtbank ziet geen aanleiding om hierover nu anders te oordelen. Dit betekent dat verweerder niet gehouden was om eiseres een maatwerkvoorziening te verstrekken voor het doen van boodschappen en het zemen van de ramen buiten.
10. Uit de uitspraak van de Raad van 30 januari 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:397) volgt voorts dat verweerder zich over de thans in geschil zijnde periode vanaf 29 augustus 2016 ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat voor de wasverzorging geen maatwerkvoorziening behoefde te worden verstrekt omdat daarvoor een algemene voorziening beschikbaar was, zodat het bestreden besluit ook in zoverre niet in stand kan blijven. De Raad heeft namelijk geoordeeld dat verweerder, vanwege de wijze waarop (de hoogte van de bijdrage voor) de was- en strijkservice in de Verordening maatschappelijke ondersteuning Maassluis Vlaardingen Schiedam 2015 was vastgelegd, niet aannemelijk heeft gemaakt dat de aangeboden was- en strijkservice een algemene voorziening is in de zin van artikel 1.1.1 van de Wmo 2015. Naar het oordeel van de rechtbank is, gelet op de toelichting van verweerder in zijn brief van 11 februari 2019 en de per 1 januari 2018 in werking getreden Verordening maatschappelijke ondersteuning MVS 2018, inmiddels per 1 januari 2018 wel sprake van een was- en strijkservice die kan worden gekwalificeerd als een algemene voorziening in de zin van artikel 1.1.1 van de Wmo 2015.
11. Uit het voorgaande volgt dat het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit gegrond is en dat het bestreden besluit moet worden vernietigd, wegens strijd met het rechtzekerheidsbeginsel en de artikelen 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
12. Vanwege het belang om tot een definitieve beslechting van het geschil te komen, zal de rechtbank, onder verwijzing naar de uitspraken van de Raad van 8 oktober 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:3241) en 20 maart 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:982), zelf in de zaak voorzien als bedoeld in artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb door het primaire besluit te herroepen en aansluiting te zoeken bij de laatste niet meer in geschil zijnde indicatie van eiseres. Gelet op de ten aanzien van eiseres gedane uitspraak van de Raad van 30 januari 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:397) en de daarin door de Raad vastgestelde indicatie, zal de rechtbank eiseres voor de periode van 29 augustus 2016 tot en met 28 augustus 2021 een maatwerkvoorziening in natura verstrekken van 3 uur per week voor de lichte huishoudelijke taken en de zware huishoudelijke taken. Eveneens gelet op de uitspraak van de Raad van 30 januari 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:397) en gelet op wat onder 10. is overwogen, zal de rechtbank hieraan voor de periode van 29 augustus 2016 tot 1 januari 2018 een persoonsgebonden budget (pgb) van 1 uur per week voor de wasverzorging toevoegen. Anders dan het geval was in de door de Raad in de uitspraak van 30 januari 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:397) beoordeelde zaak, heeft verweerder zich in de onderhavige zaak op het standpunt gesteld dat de wasverzorging feitelijk werd verricht door de dochter van eiseres en dat daarvoor gelet op het Besluit maatschappelijke ondersteuning Maassluis Vlaardingen Schiedam 2016 een uurtarief geldt van € 12,50. Eiseres heeft dit niet betwist. Tegen deze achtergrond zal de rechtbank voor het bij het toe te kennen pgb in aanmerking te nemen uurtarief wat de wasverzorging betreft, anders dan in de uitspraak van de Raad van 30 januari 2019, uitgaan van het uurtarief van € 12,50 voor particuliere hulp/hulp uit sociaal netwerk. Ter voorlichting van eiseres merkt de rechtbank op dat het aan verweerder is om te beoordelen of over dit pgb een bijdrage is verschuldigd.
13. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
14. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.792,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting van de enkelvoudige kamer en 0,5 punt voor het verschijnen ter nadere zitting van de meervoudige kamer, met een waarde per punt van € 512,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit;
- voorziet zelf in de zaak als overwogen onder 12. en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht van € 46,- vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.792,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.V. van Baaren, voorzitter, en mr. dr. P.G.J. van den Berg en prof. mr. A.C. Hendriks, leden, in aanwezigheid van mr. P.B. Thiemann, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 4 juli 2019.
griffier voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Bijlage

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
Artikel 1.1.1 van de Wmo 2015 definieert algemene voorziening als aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning.
Artikel 1.1.1 van de Wmo 2015 definieert maatwerkvoorziening als op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen ten behoeve van, voor zover hier van belang, de zelfredzaamheid.
Artikel 1.1.1 van de Wmo 2015 definieert zelfredzaamheid als in staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden.
Artikel 2.3.1 van de Wmo 2015 bepaalt dat het college er voor zorgdraagt dat aan personen die daarvoor in aanmerking komen een maatwerkvoorziening wordt verstrekt.
Artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 bepaalt dat het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
Artikel 2.6.3 van de Wmo 2015 bepaalt dat het college de vaststelling van rechten en plichten kan mandateren aan een aanbieder.
Verordening maatschappelijke ondersteuning Maassluis Vlaardingen Schiedam 2015
Op grond van artikel 7, tweede lid, aanhef en onder a, van de Verordening komt een cliënt voor een maatwerkvoorziening in aanmerking indien deze noodzakelijk is ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 4 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
Op grond van artikel 22 van de Verordening kan het college in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Op grond van artikel 23 van de Verordening kan het college nadere regels vaststellen, voor zover noodzakelijk voor de uitvoering van deze verordening.
Besluit maatschappelijke ondersteuning Maassluis Vlaardingen Schiedam 2016
Op grond van artikel 2, eerste lid, van het Besluit kan een cliënt die ten gevolge van langdurige beperkingen structureel afhankelijk is van de was- en strijkservice, voor deze algemene voorziening in aanmerking komen voor een gereduceerd tarief, welke is gebaseerd op de NIBUD-kostprijs voor het thuis wassen, drogen en strijken. Het tarief bedraagt voor 1 persoon: € 5,00 per week (maximaal 5 kilo was per persoon per week).
Op grond van artikel 3 van het Besluit wordt voor het voeren van een huishouden, de maaltijdverzorging, de kindverzorging, het sociaal en persoonlijke functioneren en de persoonlijke verzorging een ondersteuningsbudget per 4 weken vastgesteld op basis van ondersteuningsscores voor het behalen van een resultaat.
Beleidsregels en nadere regels maatschappelijke ondersteuning Maassluis Vlaardingen Schiedam 2016
Beleidsregel 1.4.1 algemene voorziening:
“Een cliënt kan geen beroep doen op een maatwerkvoorziening indien een algemene voorziening beschikbaar is en resulteert in voldoende zelfredzaamheid en participatie van de cliënt.”
Beleidsregel 2.2.3 taken bij het voeren van een huishouden, maaltijdverzorging en kindverzorging:
“Bij het voeren van een huishouden geldt als uitgangspunt dat slechts de voor de cliënt (en diens huisgenoten) noodzakelijke taken met een vastgestelde frequentie kunnen worden toegekend.”
Beleidsregel 2.2.4 mate ondersteuning bij het voeren van een huishouden:
“De mate van de ondersteuning voor het voeren van een huishouden wordt berekend op basis van vastgestelde ondersteuningsscores, waarvan gemotiveerd afgeweken kan worden."
“Voor alle huishoudelijke taken geldt een richtlijn met ondersteuningsscores zoals opgenomen in bijlage 1. Deze richtlijn is gebaseerd op de uren /klasse-systematiek zoals die tot 2007 ook onder de AWBZ werd gehanteerd. Deze is indertijd tot stand gekomen in overleg met de toenmalige koepel van zorgaanbieders en is door de Centrale Raad van Beroep als niet-onredelijk aangemerkt.”
“Er kan gemotiveerd afgeweken worden van de richtlijn. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een allergie voor huisstofmijt, incontinentie of bedlegerigheid.”
In bijlage 1 van de Beleidsregels zijn richtlijnen opgenomen voor resultaatgericht indiceren.