Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
verblijvende op het adres [verblijfadres verdachte] , [verblijfplaats verdachte] ,
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
primairverweten dat hij heeft deelgenomen aan een terroristische organisatie. Deze organisatie zou hebben bestaan uit [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 2] en/of [naam medeverdachte 3] en de terroristische misdrijven zouden zijn: het plegen van moord, doodslag en brandstichting en het voorhanden hebben van wapens en munitie. Daarnaast wordt hem onder
primairverweten dat hij samen met anderen terroristische aanslagen heeft voorbereid.
Subsidiairis ten laste gelegd: het medeplegen van medeplichtigheid aan deelname aan die terroristische organisatie. De medeplichtigheid zou hebben bestaan uit het tezamen en in vereniging met anderen leveren van een grote hoeveelheid munitie.
Meer subsidiairis ten laste gelegd: het voorhanden hebben en overdragen van die munitie, al dan niet met een terroristisch oogmerk.
3.Eis officier van justitie
- vrijspraak van het primair ten laste gelegde;
- bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest.
4.Waardering van het bewijs
Joint Investigation Team(JIT) opgericht bestaande uit teams uit Frankrijk, België en Nederland. Binnen het JIT is informatie uitgewisseld tussen de onderzoeksteams van de verschillende landen.
In de eerste plaatsdoor de telefoongegevens. De analyse van die gegevens ondersteunt de verklaring van de verdachte dat hij in Dordrecht met [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] rond 17 februari 2016 een ontmoeting heeft gehad met ene [naam] . Verder blijkt uit die gegevens dat de verdachte en [naam medeverdachte 7] contact met elkaar hadden.
In de tweede plaatsblijkt dat [naam medeverdachte 7] betrokken is bij wapenhandel. In een telefoon van [naam medeverdachte 7] zijn vier chatgesprekken gevonden. Deze heeft [naam medeverdachte 7] gevoerd in de periode tussen 7 juni en 3 juli 2016 en gaan over wapens en munitie. Het gaat over gl, wat staat voor glock; over 9 mm wat een aanduiding is van een kaliber; en [naam medeverdachte 7] wordt gevraagd of hij aan een AK47 kan komen, waarop [naam medeverdachte 7] vraagt ‘de machine zelf of de bonen’, wat staat voor het vuurwapen en de munitie. Deze gesprekken worden weliswaar buiten de ten laste gelegde periode gevoerd, maar bewijzen wel dat [naam medeverdachte 7] in zijn algemeenheid bemiddelde bij het aanschaffen van wapens en munitie. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat hij pas ná maart 2016 in de (illegale) wapenhandel is verzeild.
geenmogelijkheid af te leiden wat er tijdens die ontmoeting, zo deze heeft plaatsgevonden, is gebeurd.
terroristischemisdrijven. Gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad behoeft dit niet te betekenen dat de verdachte weet heeft van concrete misdrijven die door de organisatie zijn gepleegd of worden beoogd, maar dient hij wel te weten dat de organisatie in algemene zin terroristische misdrijven beoogt. Voor bewijs van deze wetenschap is bewijs van voorwaardelijk opzet niet genoeg. De verdachte dient onvoorwaardelijk te weten dat de organisatie een terroristisch oogmerk heeft. Nu het terroristisch oogmerk ontbreekt bij de verdachte zelf en zijn wetenschap van zo’n oogmerk bij de bovengenoemde [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] evenmin kan worden bewezen, dient de verdachte van het primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken, aldus de officier van justitie.
terroristischemisdrijven. Specialis, omdat artikel 140a, eerste lid, Sr de misdrijven van artikel 140, eerste lid, Sr verbijzondert. Een terroristische organisatie is óók een criminele organisatie maar dan met een speciaal of bijzonder oogmerk. Een bewezenverklaring van deelname aan een terroristische organisatie kan dan ook onder beide bepalingen worden gekwalificeerd, ware het niet dat artikel 55, tweede lid, Sr voorschrijft dat bij de kwalificatie van een bewezenverklaring van deelname aan een terroristische organisatie alleen de bijzondere bepaling, hier: artikel 140a Sr, in aanmerking komt.
terroristischemisdrijven is dat een strafverzwarend onderdeel.
terroristischemisdrijven is een strafverzwarende omstandigheid. Gelet op bovenstaande overweging van de Hoge Raad, dient aldus te worden aangenomen dat er tussen artikel 140a Sr en 140 Sr een voldoende verband bestaat in de hier bedoelde zin. Het verweer van de raadsman dat het om twee fundamenteel andere delicten gaat, wordt dan ook verworpen.
5.Strafbaarheid feit
6.Strafbaarheid verdachte
7.Motivering straf
8.Toepasselijke wettelijke voorschriften
9.Bijlagen
10.Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden;