ECLI:NL:RBROT:2019:1303

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 februari 2019
Publicatiedatum
19 februari 2019
Zaaknummer
ROT 18/4325
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van AIO-uitkering wegens schending van de inlichtingenplicht en bewijsvergaringskwesties

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 februari 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-uitkering) ontving, en de Sociale Verzekeringsbank als verweerder. De zaak betreft de intrekking van de AIO-uitkering van eiseres met terugwerkende kracht naar 28 november 2017, op basis van een vermogensonderzoek dat door verweerder is ingesteld. Dit onderzoek werd uitgevoerd naar aanleiding van het langdurige verblijf van eiseres in het buitenland en de ontdekking dat zij onroerend goed in Turkije bezat, waarvan zij geen melding had gemaakt. Verweerder stelde dat eiseres haar inlichtingenplicht had geschonden door niet te rapporteren over haar buitenlandse vermogen, wat leidde tot de conclusie dat haar recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.

Eiseres betwistte de rechtmatigheid van het vermogensonderzoek en voerde aan dat het bewijs dat door de Nederlandse autoriteiten was verzameld, niet rechtmatig was verkregen volgens de Turkse wetgeving. De rechtbank oordeelde echter dat het enkel van belang is dat het bewijs naar Nederlands recht rechtmatig is verkregen, ongeacht de wetgeving van het land waar het bewijs is verzameld. De rechtbank concludeerde dat eiseres onvoldoende informatie had verstrekt over de waarde van haar onroerend goed en dat zij de op haar rustende inlichtingenplicht had geschonden. Hierdoor kon verweerder niet vaststellen of eiseres recht had op de AIO-uitkering.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 1
zaaknummer: ROT 18/4325

uitspraak van de meervoudige kamer van 22 februari 2019 in de zaak tussen

[eiseres] , te Rotterdam, eiseres,

gemachtigde: mr. F. Çelen,
en

de Sociale Verzekeringsbank, verweerder,

gemachtigde: mr. P. Stahl-de Bruin.

Procesverloop

Bij besluit van 11 januari 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de aan eiseres toegekende aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-uitkering) ingetrokken met ingang van 28 november 2017.
Bij besluit van 5 juli 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 januari 2019. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en K. Efe, tolk. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres ontving een AIO-uitkering, laatstelijk naar de norm voor een ongehuwde. Naar aanleiding van het feit dat eiseres een aantal jaren veelvuldig en langdurig op hetzelfde adres in het buitenland heeft verbleven, heeft verweerder een vermogensonderzoek ingesteld. Tijdens dit onderzoek heeft de attaché voor Sociale Zaken in Ankara (attaché) gerapporteerd dat eiseres en haar (op [datum] overleden) echtgenoot op de website van de [gemeentenaam] geregistreerd staan met een registratienummer voor de onroerende zaakbelasting. Vervolgens heeft verweerder eiseres verzocht om nadere informatie te verstrekken over, onder andere, de waarde van de onroerende zaken.
2. Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiseres de op haar rustende inlichtingenverplichting heeft geschonden door geen melding te maken van het feit dat zij beschikt over onroerend goed in Turkije en dat eiseres vervolgens onvoldoende informatie heeft verstrekt over de waarde van dit onroerend goed. Door de schending van de inlichtingenplicht is de waarde van het vermogen van eiseres en daarmee haar recht op een AIO-uitkering vanaf 28 november 2017 niet vast te stellen.
3. Eiseres stelt dat het vermogensonderzoek in Turkije is uitgevoerd in strijd met de Turkse Wet Bescherming Persoonsgegevens. Daarnaast voert eiseres aan dat zij uitsluitend een perceel land bezit ter waarde van € 2.159,- zodat er geen grond is voor het intrekken van haar AIO-uitkering. Het bestreden besluit is onzorgvuldig tot stand gekomen en niet deugdelijk gemotiveerd.
4.1.
Volgens rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 1 oktober 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2912) is bij de vraag of bewijs, vergaard door, in opdracht of onder verantwoordelijkheid van Nederlandse bestuursorganen, bij besluitvorming of de toetsing daarvan in een bestuursrechtelijke procedure rechtmatig mag worden gebruikt, slechts van belang of dat bewijs naar Nederlands recht, daaronder begrepen het in Nederland geldende internationale en Europese recht, rechtmatig is verkregen. Niet bepalend is of het bewijs naar het recht van de plaats waar het is vergaard, waarop het betrekking heeft of van waaruit het afkomstig is, rechtmatig is verkregen.
4.2.
Geen regel van Nederlands recht, daaronder begrepen verdragenrecht, schrijft voor dat bewijs, vergaard door, in opdracht of onder verantwoordelijkheid van Nederlandse bestuursorganen, naar Turks recht rechtmatig moet zijn verkregen. Hieruit volgt dat voor zover het verkrijgen van informatie uit een openbare bron zoals de website van de [gemeentenaam] al in strijd zou zijn met enige Turkse wetsbepaling, dit niet in de weg staat aan gebruikmaking van dit bewijs in deze zaak.
5. Niet in geschil is dat eiseres onroerend goed in Turkije bezit. Dat eiseres enkel een stuk grond in eigendom zou hebben wordt weersproken met de door haarzelf aan verweerder verstrekte stukken. Hieruit blijkt immers dat sprake is van eigendom van meerdere stukken grond en van een stenen huis met stal. De rechtbank stelt vast dat eiseres hiervan geen melding heeft gedaan bij verweerder. Hieruit volgt dat eiseres de op haar rustende inlichtingenplicht heeft geschonden. Het had eiseres duidelijk moeten zijn dat het bezit van onroerende zaken een omstandigheid is die relevant is voor het recht op AIO-uitkering, zodat zij hiervan bij verweerder melding had moeten doen. Verder heeft eiseres onvoldoende informatie verstrekt over de economische waarde van de onroerende zaken in Turkije. Uit het door eiseres ingeleverde document van de [gemeentenaam] blijkt niet welke waarde de onroerende zaken, die zij in eigendom heeft, in het economisch verkeer vertegenwoordigen. De in het document opgenomen bedragen betreffen uitsluitend de waarde die voor de onroerende zaakbelasting wordt gehanteerd en deze komt niet noodzakelijkerwijs overeen met de waarde die de onroerende zaken in het economisch verkeer vertegenwoordigen. Verweerder heeft dan ook niet kunnen vaststellen of de waarde van de onroerende zaken onder de vermogensgrens lag en daardoor ook niet of eiseres recht had op een AIO-uitkering.
6. Vaste rechtspraak is dat schending van de inlichtingenverplichting een rechtsgrond oplevert voor intrekking van de bijstand, indien als gevolg daarvan niet kan worden vastgesteld of, en zo ja, in hoeverre de betrokkene in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde. Het is dan aan betrokkene om feiten te stellen en aannemelijk te maken dat in het geval dat wel aan de inlichtingenverplichting zou zijn voldaan, over de betreffende periode recht op (aanvullende) bijstand bestond (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 19 januari 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:273). Hieruit volgt dat de bewijslast ten aanzien van de waarde van de onroerende zaken op eiseres rust. Het betoog van eiseres dat het onderzoek onvoldoende zorgvuldig heeft plaatsgevonden slaagt niet. Verweerder heeft van eiseres mogen verlangen dat zij zelf nadere bewijsstukken zou aanleveren van de waarde van het onroerend goed. Nu eiseres er bovendien van af heeft afgezien om een machtiging te ondertekenen voor het door verweerder opvragen van nadere gegevens, kan zij verweerder daarom niet verwijten dat die niet zelf nader onderzoek in Turkije heeft ingesteld naar de waarde van het aan eiseres toebehorende onroerend goed.
De stelling van eiseres dat haar geen verwijt kan worden gemaakt van het niet inleveren van de stukken leidt niet tot een ander oordeel. Opzet en/of verwijtbaarheid speelt in het kader van de beoordeling of sprake is van schending van artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet geen rol, zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 15 juni 2004 (ECLI:NL:CRVB:2004:AP4443).
7. Het beroep van eiseres op strijd met het motiveringsbeginsel kan evenmin slagen. Verweerder heeft in het bestreden besluit deugdelijk gemotiveerd op basis waarvan hij tot zijn besluit is gekomen.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.I. van Strien, voorzitter, en mr. J.H. de Wildt en
mr. A.M.E.A. Neuwahl, leden, in aanwezigheid van mr. E. Huis-Grondman, griffier.
De uitspraak is in het openbaar gedaan op 22 februari 2019.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.