ECLI:NL:CRVB:2016:273
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering op basis van kentekenregistraties en inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De appellant, die sinds 28 november 1985 bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), heeft in 2013 een Mercedes-Benz C220 op zijn naam gezet. Dit leidde tot een onderzoek door de gemeente Deventer naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening. Uit dit onderzoek bleek dat appellant in de periode van mei 2012 tot juni 2013 tien auto’s op zijn naam had staan, waarvan de kentekens vaak van korte duur waren. Het college van burgemeester en wethouders van Deventer heeft vervolgens besloten om de bijstand van appellant over enkele maanden in te trekken en de gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen, omdat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden door geen melding te maken van de transacties met deze voertuigen.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant betoogd dat er geen sprake was van handelsactiviteiten en dat de auto’s voor eigen gebruik waren. De Raad heeft echter geoordeeld dat de korte duur van de eigendom en het feit dat appellant meerdere auto’s tegelijkertijd op zijn naam had staan, niet aannemelijk maken dat de voertuigen uitsluitend voor eigen gebruik waren. De Raad heeft vastgesteld dat appellant zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden, wat een rechtsgrond vormt voor de intrekking van de bijstand. Appellant is er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat hij recht had op bijstand, omdat hij geen administratie of boekhouding heeft bijgehouden van de transacties. De Raad heeft daarom het hoger beroep van appellant afgewezen en de eerdere uitspraak bevestigd.