Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging en samenvatting van het onderzoek
3.Eis officier van justitie
- vrijspraak van het onder 3 tenlastegelegde, alsmede van de onder 5 tenlastegelegde voorbereidingshandelingen voor zover deze zien op de container met het nummer [containernummer 1] ;
- ontslag van alle rechtsvervolging voor het onder 8 tenlastegelegde witwassen van de in de woning van de verdachte aangetroffen geldbedragen van respectievelijk € 5.110,- en AN
- bewezenverklaring van het overige onder 1, 2, 4, 5, 6, 7 en 8 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren met aftrek van voorarrest en opheffing schorsing van de voorlopige hechtenis per datum vonnis.
4.Geldigheid dagvaarding
f1.150, $ 586 en ongeveer € 670.000,- althans € 595.860 wit te wassen. Het tweede gedeelte van de tenlastelegging wordt vervolgens ingeleid door de passage “immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) een of meerdere van de volgende handelingen verricht”. Het woord immers heeft in de tenlastelegging een specifieke betekenis. Het betekent dat hetgeen daarna komt een uitwerking is van hetgeen daarvoor staat. Nu worden in het tweede gedeelte wel witwashandelingen genoemd maar er worden ook twaalf geldbedragen genoemd. Herkenbaar zijn het bewaren van de bedragen AN
f1.150, $ 586 dollars en € 670.000,- althans € 595.860 die ook in het eerste deel staan. Maar wat de betekenis is van de omschrijvingen van de acht overige bedragen is onduidelijk. Zeven bedragen daarvan zijn, in combinatie bezien met het zaaksdossier Witwassen, te herkennen als onderdeel van de daarin aanwezige kasopstelling waarmee is berekend hoe groot een contante geldstroom van onbekende bron bij de verdachte is geweest. Een kasopstelling die trouwens optelt tot de in het eerste gedeelte genoemde bedrag van € 90.233,82, terwijl de zeven bedragen optellen tot een totaal van € 61.508,77. Dit is dus geen (volledige) uitwerking van het bedrag van € 90.223,82. Dat het de bedoeling van de opsteller van de tenlastelegging is geweest om het verwijt te beperken, blijkt niet uit de tekst van de tenlastelegging en ook niet uit het requisitoir, waarin bewezenverklaring van de volle € 90.233,82 wordt gevraagd. Wat is dan de bedoeling van die onvolkomen uitwerking van de € 90.233,82? Het achtste bedrag is een nog niet eerder genoemd bedrag van AN
f845. Een zelfstandig verwijt? Het bedrag wordt niet in het eerste gedeelte genoemd. Maar het tweede gedeelte is toch bedoeld een uitwerking te zijn van het eerste. De rechtbank heeft aan de officier van justitie vragen gesteld over de betekenis van het tweede gedeelte van de tenlastelegging en de officier van justitie heeft daarop slechts geantwoord dat het zo de bedoeling was. Het is de rechtbank daardoor onduidelijk gebleven wat de betekenis is van de opsomming na de woorden “immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) een of meerdere van de volgende handelingen verricht”. Zij kan de bewijsbeslissing daarop niet baseren. De dagvaarding is wat feit 8 betreft in zoverre nietig. De rechtbank zal daarom de bewijsbeslissing richten op de tenlastelegging voor zover daarin is opgenomen dat de verdachte:
5.Waardering van het bewijs
Op 30 januari 2016 vertrok de verdachte met vakantie naar Curaçao. Op Schiphol is zijn bagage doorzocht en daarbij is in de zak van een joggingbroek een douanedocument aangetroffen, namelijk het aanvraagformulier voor verlegging van de controle van container [containernummer 2] . De verdachte heeft niet geloofwaardig verklaard over de reden waarom hij dit document bij zich had. Dat hij van plan was verbetervoorstellen te doen ten aanzien van de werkprocessen bij de douane en daarom het document had meegenomen, is geenszins gebleken.
De verdachte zelf heeft over het bij hem aangetroffen formulier verklaard dat hij het formulier in zijn werkagenda had gedaan om in te brengen bij het werkoverleg over verbeterprocessen bij de douane. Er was het nodige misgegaan bij de verlegging van de controle van deze container. Die werkagenda zat in zijn werkrugzak, die hij mee naar huis had genomen om als handbagage mee te nemen naar Curaçao. Het formulier zou hij thuis bij het inpakken voor de reis naar Curaçao op de bodem van de rugzak hebben gevonden en in de zak van zijn joggingbroek hebben gedaan. Later heeft hij zijn joggingbroek in zijn koffer gestopt, maar is hij vergeten om het formulier er uit te halen. De rechtbank kan dit scenario niet uitsluiten.
In de eerste plaatshad het dwangmiddel van opname vertrouwelijke communicatie (OVC) niet mogen worden ingezet nu er geen redelijke verdenking tegen de verdachte was (AMB-001) en de rechter-commissaris in het aanvraag proces-verbaal (BOB-21C) is misleid, door het niet opnemen van alle verklaringen van [naam 5] . Hij was net als de verdachte een medewerker van pre-arrival, die in een ander onderzoek verklaringen heeft afgelegd over mogelijk corrupte douaniers.
In de tweede plaatsis het opgenomen gesprek niet bruikbaar nu de oorspronkelijke opname een technische bewerking heeft ondergaan en daarvan, in strijd met artikel 15 van het Besluit technische hulpmiddelen, alleen op hoofdlijnen verslag is gedaan.
f1.150 en $ 586 meer aan contant geld hebben beschikt, dan is opgenomen van de bankrekeningen. Dan mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft over de herkomst van het contante geld, als hij zich op het standpunt stelt dat het níet van passieve omkoping afkomstig is. Die verklaring dient als gezegd concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. Volgt zo’n verklaring niet, dan is bewezen, dat het geld van onbekende bron afkomstig is van het misdrijf van passieve ambtelijke omkoping en dat door de verdachte is witgewassen, in elk geval door te gebruiken, over te dragen of om te zetten.
In de tweede plaatsheeft de verdachte tijdens zijn verhoren door de opsporingsambtenaren van de FIOD steeds geweigerd een antwoord te geven op vragen omtrent de herkomst van het contante geld. Alleen op 6 april 2016 heeft de verdachte, na afloop van het verhoor en nadat de bandopname was gestopt, gezegd dat hij aangifte had gedaan bij de belastingdienst van schenkingen over 2015. Het zou gaan om schenkingen in 2015 en om een eenmalige schenking. De verdachte heeft toen over € 25.000 gesproken, maar het is de verbalisanten onduidelijk gebleven of dat de hoogte van de schenking was. De verbalisanten konden volgens de verdachte ook zijn echtgenote bevragen aangezien zij van deze aangifte op de hoogte was (AMB-190).
f1.15
f1.150,- en
f1.150 en $ 586 witgewassen. Uitgaande van de veronderstelling dat de verdachte € 10.000 van zijn moeder heeft gekregen, is er € 60.827,15, AN
f1.150 en $ 586 gevonden dat afkomstig is uit een onbekende bron. De enige voor de hand liggende bronnen zijn “die gasten waarvan (hij) nog geld krijgt”. De feiten onder 6 en 8 zijn bewezen.
enbelofte(n)te weten
60.827,15en/of ANG 1.150,-
70.827,15en ANG 1.150,- en USD 586,-,
6.Strafbaarheid feiten
7.Strafbaarheid verdachte
8.Motivering straf
9.In beslag genomen voorwerpen
f845, zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.
10.Toepasselijke wettelijke voorschriften
11.Bijlagen
12.Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren;