ECLI:NL:RBROT:2018:4756

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 april 2018
Publicatiedatum
15 juni 2018
Zaaknummer
10/996540-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing inzage in processtukken en onderzoekswensen in strafzaak

Op 25 april 2018 vond in de Rechtbank Rotterdam een openbare terechtzitting plaats in de strafzaak met parketnummer 10/996540-15. De rechtbank behandelde een nadere beslissing over onderzoekswensen naar aanleiding van een eerdere zitting op 10 januari 2018. Tijdens deze zitting werd de identiteit van de verdachte vastgesteld en was de raadsman, mr. R.D.A. van Boom, aanwezig. De rechtbank hervatte het onderzoek zonder het opnieuw te beginnen, met instemming van alle partijen. De officier van justitie had verzocht om inzage in bepaalde dossiers, waarbij zij zich beriep op opsporingsbelangen en privacy van betrokkenen. De rechtbank moest een afweging maken tussen het verdedigingsbelang en de belangen van de opsporing, zoals vastgelegd in artikel 187d van het Wetboek van Strafvordering.

De rechtbank oordeelde dat de belangen van de verdediging en de opsporing het beste gediend waren met een gedeeltelijke inzage in de dossiers, waarbij de raadsman inzage zou krijgen in stukken die relevant waren voor de verdediging. De rechtbank besloot dat de verdachte en zijn raadsman inzage moesten krijgen in het dossier Ananas, dat betrekking had op de invoer van een container met cocaïne. Echter, inzage in het dossier met betrekking tot de ontvoering van de buurman van de verdachte werd geweigerd vanwege lopende onderzoeken en privacyoverwegingen.

De rechtbank benadrukte dat de verdachte recht heeft op inzage in de processtukken en dat de raadsman gelijke bevoegdheden heeft. De rechtbank stelde dat de raadsman en de verdachte gebruik moeten kunnen maken van moderne middelen voor gegevensverwerking, maar dat het maken van foto's van de stukken niet is toegestaan. De rechtbank besloot dat de raadsman een geheimhoudingsverklaring moet ondertekenen voor stukken die niet tot de processtukken behoren, en dat de verdachte ook een geheimhoudingsverklaring moet ondertekenen voor alle stukken die hij onder ogen krijgt die niet bij de processtukken horen.

Uitspraak

Rechtbank RotterdaM

Team straf 1
Parketnummer: 10/996540-15
Proces-verbaalvan de openbare terechtzitting van de meervoudige kamer voor strafzaken in de rechtbank Rotterdam op 25 april 2018.
Tegenwoordig als:
voorzitter mr. J.L.M. Boek,
rechters mrs. M.V. Scheffers en R.H. Kroon,
officieren van justitie mr. N. Klip en C.A.M. van den Brand (hierna: de officier van justitie),
griffier J.P. van der Wijden.
De zaak tegen na te noemen verdachte wordt uitgeroepen.
De verdachte, op de terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de voorzitter te zijn genaamd
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] .
De voorzitter heeft door deze ondervraging de identiteit van de verdachte vastgesteld.
Als raadsman van de verdachte is aanwezig mr. R.D.A. van Boom, advocaat te Utrecht.
In dit proces-verbaal zijn verklaringen en mededelingen steeds zakelijk weergegeven.
De voorzittervermaant de verdachte oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en deelt hem mede, dat hij niet tot antwoorden is verplicht.
De voorzitterdeelt mede dat de rechtbank het onderzoek hervat in de stand waarin het zich bevond op het tijdstip van de schorsing op de terechtzitting van 10 januari 2018. Hoewel een andere samenstelling zitting houdt, wordt het onderzoek, met instemming van de officier van justitie, de verdachte en de raadsman, niet opnieuw aangevangen.
De voorzitterdeelt mede dat het door de rechtbank op 10 januari 2018 toegewezen onderzoek in gang is gezet. De voorzitter deelt in het kort de inhoud mede van de correspondentie en de contacten die tussen de officier(en) van justitie en de verdediging met betrekking tot de praktische uitvoering van dat onderzoek nadien hebben plaatsgevonden. Bij deze correspondentie bevindt zich een schrijven met bijlagen van 13 maart 2018 van
mr. J.C. Reisinger aan de voorzitter van deze rechtbank en een ongedateerd schrijven van de officier van justitie, dat is binnengekomen per e-mail op 19 april 2018.
(…..)
De rechtbank oordeelt verder als volgt:
Bij een beslissing tot verlenen van inzage in stukken die niet tot de processtukken behoren, dient de rechtbank verschillende belangen tegen elkaar af te wegen. Gelet op de beslissing van de rechtbank van 10 januari jl. zijn dat, rekening houdend met de bijzonderheden van deze zaak, enerzijds het verdedigingsbelang en anderzijds de belangen bedoeld in artikel 187d van het Wetboek van Strafvordering (Sv) alsmede de privacy van betrokken personen. De rechtbank heeft in haar beslissing van 10 januari jl. overwogen dat, behoudens die gevallen waarin dat voor de hand ligt, het op de weg van de officier van justitie ligt om zich op de belangen als bedoeld in artikel 187d Sv te beroepen. Van voor de hand liggende belemmeringen om inzage te verlenen als hier bedoeld is de rechtbank eerder niet gebleken en dat beroep heeft de officier van justitie eerder niet gedaan.
Thans echter heeft de officier van justitie in het op 19 april jl. ontvangen schrijven zich wel beroepen op belangen als bedoeld in artikel 187d Sv, zo begrijpt de rechtbank, en wel op de opsporingsbelangen en de staatsveiligheid en op de privacy van betrokkenen. De officier van justitie heeft verzocht tegen de door haar geschetste achtergrond de beslissing van de rechtbank van 10 januari jl. te herzien dan wel nader uit te leggen en wel zo dat:
 de inzage van de dossiers op een andere wijze zal plaatsvinden dan tot nu toe;
 door de politie/FIOD in de genoemde onderzoeken zoekslagen worden gedaan op de door de raadsman aangegeven onderwerpen: douaneambtenaren en douaneprocedures.
 na die zoekslagen inzage wordt verleend ten aanzien van de stukken die naar aanleiding van de zoekslagen beschikbaar zijn. De inzage wordt alleen aan de raadsman verleend.
 de raadsman aan de officier van justitie meldt welke stukken naar het oordeel van de raadsman in het dossier gevoegd dienen te worden.
 de zaak terug wordt verwezen naar de rechter-commissaris opdat in gezamenlijkheid met de officier van justitie en de raadsman de door de raadsman geselecteerde stukken kunnen worden beoordeeld op hun relevantie en de criteria genoemd in artikel 187d Sv.
 de raadsman een geheimhoudingsverklaring tekent ten aanzien van de grote hoeveelheid informatie die hij beschikbaar krijgt ten gevolge van de inzage.
De raadsman heeft zich tegen de toewijzing van deze verzoeken verzet en kort gezegd de rechtbank verzocht de officier van justitie op te dragen de gang van inzage voort te zetten en wel zo dat zowel de raadsman als de verdachte inzage krijgen in alle eerder toegewezen dossiers en dat zij daarbij gebruik kunnen maken van een laptop om aantekeningen te maken en dat zij mobiele telefoons bij de hand kunnen houden.
De rechtbank oordeelt als volgt.
De officier van justitie heeft in het op 19 april jl. ingezonden schrijven terecht opgemerkt dat de raadsman voeging dan wel inzage heeft verzocht in de dossiers ‘Doussie’, ‘Focus’,‘Vinson’, ‘Everest’, ‘Higgins’ en ‘26Riesling’ voor zover daarin wordt gerelateerd over de wijze waarop de procedures van afhandeling van containers/douanegoederen in de praktijk wordt vormgegeven, een en ander tegen de achtergrond van het door de verdediging geschetste alternatieve scenario. De rechtbank heeft om die reden inzage in de dossiers verleend. Thans stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat die integrale inzage opsporingsbelangen schaadt. “De personen die inzage krijgen in al deze onderzoeken, kunnen (…) verbanden leggen tussen deze onderzoeken en kunnen bijvoorbeeld door alle stukken te hebben gelezen, voor zichzelf bepalen wie - als er over douaniers wordt gesproken - die douaniers zijn. Ook als van die douaniers bij politie en justitie nog geen namen bekend zijn. Die conclusies kunnen vooral worden getrokken door personen die zelf al jarenlang bij de douane werkzaam zijn”. Hoewel niet met zoveel woorden gedaan, kwalificeert de rechtbank dit als een beroep op een zwaarwegend opsporingsbelang. Bij de afweging van het belang van de verdediging om het alternatieve scenario te onderbouwen en het genoemde zwaarwegende opsporingsbelang, komt de rechtbank tot het oordeel dat beide belangen het best zijn gediend met uitvoering van het voorstel van de officier van justitie, in die zin dat in de dossiers ‘Doussie’, ‘Focus’,‘Vinson’, ‘Everest’, ‘Higgins’ en ‘26Riesling’ onder verantwoordelijkheid van de officier van justitie een zoekslag wordt gemaakt op de woorden ‘douaneambtenaren’ en ‘douaneprocedures’ of daarmee gelijk te stellen uitdrukkingen en dat inzage wordt verleend in de stukken die uit die zoekslag komen. De rechtbank merkt hierbij op, dat de verdachte in de gelegenheid is zijn alternatieve scenario ook mede te onderbouwen aan de hand van verhoren van getuigen die door de rechtbank op 10 januari jl. zijn toegewezen.
Bovenstaande beperking geldt niet het inzagerecht in het dossier Ananas. Deze zaak heeft betrekking op diefstal van een container. De officier van justitie verwijt blijkens de tenlastelegging de verdachte betrokkenheid bij de invoer van die container waarvan gemeld werd dat er cocaïne in zou hebben gezeten. Dan is er geen aanleiding om het inzagerecht in dat dossier te beperken. De rechtbank blijft bij de beslissing dat volledige inzage dient te worden verleend in het dossier Ananas.
Dat ligt, bij nader inzien, anders bij het dossier in de zaak waarin onderzoek wordt gedaan naar de ontvoering van de buurman van de verdachte. Enerzijds heeft de officier van justitie zich desgevraagd uitdrukkelijk op het standpunt gesteld dat niet vaststaat dat de mogelijke ontvoerders de verdachte op het oog hadden, anderzijds is er sprake van een lopend onderzoek, waarvan het dossier ook aan aangevers zelf niet bekend is gemaakt. Onder die omstandigheden beletten zwaarwegende opsporingsbelangen en de privacy van betrokkenen dat de verdachte en zijn raadsman inzage krijgen in het desbetreffende dossier. De rechtbank beslist dat geen inzage wordt verleend in het dossier met betrekking tot de ontvoering van de buurman van de verdachte en wijst het daartoe strekkende verzoek van de verdachte alsnog af.
De wet is helder. Inzage wordt verleend aan de verdachte (artikel 30 ev. Sv). De verdachte kan zich doen bijstaan door een raadsman (artikel 28 Sv), die, in het voorbereidende onderzoek, gelijke bevoegdheid heeft tot inzage in de processtukken en recht heeft op een afschrift van processtukken (artikel 48 Sv). Alle bevoegdheden die in Titel VI (behandeling van de zaak op de zitting) aan de verdachte zijn toegekend komen ook toe aan de raadsman die hem op de zitting bijstaat (artikel 332 Sv). Slechts in zeer uitzonderlijke omstandigheden kan hierop een uitzondering worden gemaakt en kan de inzage slechts worden toegestaan aan de raadsman (HR 07-05-1996, ECLI:NL:PHR:1996:AB9820, NJ 1996, 687, m.nt. T.M. Schalken (Dev Sol)). Die uitzonderlijke omstandigheden zijn de rechtbank niet gebleken en ook overigens niet gesteld. Inzage dient derhalve te worden verleend aan de raadsman én aan de verdachte. Die inzage moet ook reëel zijn, in die zin dat de raadsman en de verdachte gebruik moeten kunnen maken van moderne middelen voor gegevensverwerking, met dien verstande dat het maken van foto’s van de stukken niet is toegestaan, nu aldus een afschrift wordt verkregen van een stuk. Recht op afschrift bestaat slechts van processtukken en de onderhavige stukken zullen dat pas kunnen worden na een daartoe strekkende beslissing van de rechtbank.
Nu de gedingfase is aangebroken beslist de rechtbank over de omvang van de processtukken. Indien de raadsman stukken aan de processtukken wenst toe te voegen, dient hij een gemotiveerd verzoek aan de rechtbank voor te leggen, die beslist.
De raadsman is wat geheimhouding betreft gebonden aan de gedragsregels van een advocaat. De rechtbank zal de raadsman niet opdragen een geheimhoudingsverklaring te ondertekenen. Ambtshalve overweegt de rechtbank, dat uit de beslissing van 10 januari jl. en hierboven onder 1 tot en met 3 voortvloeit dat de verdachte stukken onder ogen kan krijgen die deel uitmaken van andere dossiers. Gelet op de thans gevoerde discussie acht de rechtbank geboden dat de verdachte wél een geheimhoudingsverklaring ondertekent ten aanzien van alle stukken die hij onder ogen krijgt, die niet bij de processtukken behoren. Dit betekent dat de officier van justitie bevoegd is om van de verdachte te verlangen dat hij een geheimhoudingsverklaring ondertekent, alvorens hem (verdere) inzage wordt verleend.
Dit proces-verbaal is vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.