In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 december 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een pluimveetransportbedrijf en de Staatssecretaris van Economische Zaken, thans de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. C.R. Post, had beroep ingesteld tegen een besluit van de verweerder, die op 12 augustus 2016 een boete van € 1.500,- had opgelegd wegens het in strijd met de technische voorschriften van de Transportverordening vervoeren van pluimvee. De verweerder had het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard in een besluit van 26 juli 2017. Tijdens de zitting op 16 november 2018 heeft de rechtbank de argumenten van beide partijen gehoord.
De rechtbank overwoog dat de eiseres had gehandeld in strijd met artikel 6.2 van de Wet dieren, in samenhang met de Transportverordening, door een overbelading van 9,23% vast te stellen. De rechtbank oordeelde dat de toezichthouder van de NVWA, die de overtreding had vastgesteld, niet als officiële dierenarts hoefde te worden aangemerkt, omdat de controle op de belading geen specifieke dierenartskennis vereiste. De rechtbank verwierp de stelling van eiseres dat de Transportverordening onvoldoende duidelijkheid bood over de controlebevoegdheden en dat de boete om die reden niet opgelegd had mogen worden. De rechtbank concludeerde dat de eiseres verantwoordelijk was voor het welzijn van de dieren tijdens het vervoer en dat de opgelegde boete terecht was.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees op de mogelijkheid voor eiseres om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.