Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 22 maart 2017 op het hoger beroep van:
[naam 1] Pluimvee B.V., te [plaats] , appellante
(gemachtigde: mr. M.I. Westervaarder),
de staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder
Procesverloop in hoger beroep
[naam 2] , bestuurder van appellante.
Grondslag van het geschil
Uitspraak van de rechtbank
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
beladingsdichtheid voor het vervoer van pluimvee in containers”. Ten slotte staat onder de kop vermeld: “
De minimumvloeroppervlaktes worden als volgt vastgesteld.” Het meervoud is volgens appellante slechts verklaarbaar wanneer de vloeroppervlakte per container is bedoeld, en niet die per vrachtwagen.
“E. Pluimvee
Beladingsdichtheid voor het vervoer van pluimvee in containers
de gehele vervoersoperatie van de plaats van vertrek tot de plaats van bestemming, met inbegrip van het lossen, het stallen en het laden tijdens tussenstops.” Op grond van artikel 2, onderdeel s, van de Transportverordening geldt als plaats van bestemming de plaats waar een dier uit een vervoermiddel geladen wordt en geslacht wordt. Dat betekent dat appellante tot en met het lossen uit de vrachtwagen verantwoordelijk is voor het welzijn van de dieren. Volgens de Diergeneeskundige verklaring is met het leeghalen van de containers direct begonnen na het lossen van de vrachtwagen en is het dus zeker niet zo dat de kuikens nodeloos lang op het slachthuis in deze containers hebben gezeten en als gevolg daarvan zijn doodgegaan. Verweerder heeft er verder op gewezen dat de toezichthouder tijdens het lossen om 5:45 uur heeft vastgesteld dat de containers te vol zaten en dat de dieren het te warm hadden. Daarnaast heeft de dierenarts ter zitting bij de rechtbank bevestigd dat het verschijnsel dat de dieren hun kop uit de krat steken met open bek een gevolg is van hittestress die voornamelijk bij overbelading optreedt. Indien het hoge percentage dode dieren het gevolg zou zijn geweest van een slechte conditie van de kuikens, dan zou bij de twee andere transporten, die in mindere mate waren overladen, een vergelijkbaar sterftepercentage zijn geconstateerd, hetgeen niet het geval is.
de verplaatsing van dieren met behulp van een of meer vervoermiddelen en de daarmee samenhangende activiteiten, zoals laden, lossen, overladen en rusten, tot aan het moment waarop alle dieren op de plaats van bestemming zijn uitgeladen.”
Beslissing
mr. J. Schukking, in aanwezigheid van mr. A. El Markai, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2017.