Uitspraak
1.Het verloop van de procedure
2.Het geschil
3.De beoordeling
4.De beslissing
17 oktober 2018 om 14.30 uurzodat eiseres zich over het voornemen een prejudiciële vraag te stellen en de inhoud daarvan uit kan laten.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 28 september 2018 een tussenvonnis gewezen in een civiele procedure tussen de Onderlinge Waarborgmaatschappij DSW Zorgverzekeraar U.A. als eiseres en een gedaagde die niet is verschenen. De eiseres heeft bij dagvaarding van 3 mei 2018 gevorderd dat de gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 265,50, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten, wegens het niet voldoen van de premie van een zorgverzekeringsovereenkomst. De gedaagde heeft geen bekende woon- of verblijfplaats, maar heeft een briefadres in 's-Gravenhage. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding op de juiste wijze is betekend, maar is voornemens om een prejudiciële vraag aan de Hoge Raad te stellen over de vraag of een briefadres kan worden aangemerkt als gekozen woonplaats. Dit is van belang voor de bevoegdheid van de rechter en de wijze van betekenen van de dagvaarding. De kantonrechter heeft de eiseres in de gelegenheid gesteld om zich over dit voornemen uit te laten, en de zaak is naar de rol verwezen voor verdere behandeling. De beslissing om de zaak naar de rol te verwijzen is genomen met het oog op de noodzaak om duidelijkheid te krijgen over de juridische status van het briefadres in deze context.