In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 augustus 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de heffingsambtenaar van de Regionale Belasting Groep. Eiseres had beroep ingesteld tegen een aanslag waterschapsbelastingen voor de jaren 2016 en 2017, maar het beroepschrift was te laat ingediend. De rechtbank moest beoordelen of de termijnoverschrijding verschoonbaar was. Eiseres had een e-mail gestuurd aan de verweerder na de uitspraak op bezwaar, die als beroepschrift werd aangemerkt. Echter, de rechtbank oordeelde dat er geen doorzendplicht gold, omdat de gemachtigde van eiseres opzettelijk het beroep bij de verkeerde instantie had ingediend. Dit werd gekwalificeerd als kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht, zoals bedoeld in artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeerde dat het beroep niet-ontvankelijk was, omdat de indiener in verzuim was geweest en er geen reden was om aan te nemen dat de termijnoverschrijding niet aan de gemachtigde kon worden toegerekend. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken.