In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 10 juli 2014, zijn de zaken behandeld van NS Groep N.V. en NS Reizigers B.V. tegen de Minister van Economische Zaken. De appellanten hadden aanvragen ingediend voor S&O-verklaringen en RDA-beschikkingen met betrekking tot de projecten 'GRIP' en 'Railpocket next generation'. De Minister had deze aanvragen afgewezen, omdat volgens hem geen sprake was van speur- en ontwikkelingswerk (S&O) in de zin van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (Wva). De Minister stelde dat de technische knelpunten niet door de appellanten zelf werden opgelost, aangezien de programmering was uitbesteed aan derden.
De appellanten voerden aan dat er wel degelijk technisch nieuwe programmatuur werd ontwikkeld en dat de uitbesteding van programmeren geen invloed had op de kwalificatie van hun werkzaamheden als S&O. Het College oordeelde dat de maatstaf die de Minister hanteerde te beperkt was. Het College concludeerde dat ook in de fase voorafgaand aan het programmeren technische knelpunten konden worden opgelost, en dat dit niet per definitie bij de programmering zelf hoefde te gebeuren. Het College oordeelde dat de bestreden besluiten onvoldoende gemotiveerd waren en vernietigde deze.
Het College droeg de Minister op om opnieuw te beslissen op de bezwaren van de appellanten, met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd de Minister veroordeeld in de proceskosten van de appellanten, die in totaal € 9798,59 bedroegen. De uitspraak benadrukt het belang van een bredere interpretatie van wat onder S&O-werkzaamheden valt, vooral in de context van hedendaagse softwareontwikkeling.