4.2.1.Inleiding
Op grond van informatie uit een Duits onderzoek (‘Zagros’) naar witwassen van uit drugshandel afkomstig geld, is de officier van justitie op 27 februari 2013 een opsporingsonderzoek gestart onder de naam Speedino. Uit opgenomen en afgeluisterde gesprekken en verrichte observaties binnen het onderzoek Speedino is het vermoeden ontstaan dat verschillende personen, waaronder de verdachte, zich in een samenwerkingsverband bezig hielden met het in ontvangst nemen, vervoeren en overdragen van grote uit drugshandel afkomstige geldbedragen. De vermoedelijke leider van dit samenwerkingsverband is [medeverdachte 1] , eigenaar van [bedrijf 1] , een Irakees bedrijf dat handelt in vrachtwagens en bouwmachines dat in 2012 gefuseerd is met het in Duitsland gevestigde [bedrijf 2] . In de periode maart tot en met juli 2013 zijn in onderzoek Speedino verschillende contante geldbedragen in beslag genomen, te weten ₤ 250.000,- (ZaaksDossier, hierna ZD, UK),
€ 1.151.105,- (ZD Avenger), € 497.840,- (ZD Duster) en € 204.980,- (ZD Venlo).
ZD UK
Op 20 maart 2013 is de dochter van de verdachte, de medeverdachte [medeverdachte 2] , samen met haar echtgenoot, medeverdachte [medeverdachte 3] , op de luchthaven Stansted in het Verenigd Koninkrijk aangehouden op verdenking van witwassen. Zij stonden op het punt om met het vliegtuig naar Boedapest in Hongarije te reizen. Verdeeld over twee koffers van deze medeverdachten werd in totaal £ 249.990,- aangetroffen en in beslag genomen.
ZD Avenger
Op 14 mei 2013 werd ten tijde van de doorzoeking in de woning van de medeverdachte [medeverdachte 3] in de garage een kluis aangetroffen. In de kluis werd een geldbedrag van totaal € 1.152.185,- aangetroffen en in beslag genomen. Ook zijn bij [medeverdachte 3] handgeschreven aantekeningen aangetroffen met daarop bedragen. Van de afgeluisterde telefoongesprekken tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] heeft de politie twee tabellen gemaakt met daarop een overzicht van bedragen aan inkomende en uitgaande geldstromen van/naar [medeverdachte 3] op verschillende data in de periode van 16 april 2013 tot en met 13 mei 2013.
De verdachte wordt, als gezegd, verweten dat hij tezamen en in vereniging met een of meer anderen “van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt” door krachtens die gewoonte (grote) contante geldbedragen voorhanden te hebben en over te dragen. Onder 1. van de tenlastelegging van de verdachte komen de in ZD UK en ZD Avenger inbeslaggenomen geldbedragen terug, alsmede geldbedragen die gebaseerd zijn op de in ZD Avenger gerelateerde tabellen van inkomende/uitgaande geldstromen van/naar de medeverdachte [medeverdachte 3] .
“Van het plegen van witwassen een gewoonte maken” heeft feitelijke betekenis (HR 30 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1770). De in de tenlastelegging genoemde, afzonderlijke bedragen zijn een nadere uitwerking van dat gewoontewitwassen. Dat brengt echter niet mee dat het gewoonte maken tot die bedragen is beperkt. Anders gezegd, “van het plegen van witwassen een gewoonte maken” enerzijds en de bedragen anderzijds zijn steeds afzonderlijke onderdelen van de tenlastelegging. Een vrijspraak van het voorhanden hebben of overdragen van een of meer van de afzonderlijke bedragen brengt niet zonder meer een vrijspraak mee van het gewoontewitwassen. Voorts is voor deelname aan gewoontewitwassen geen actieve handeling vereist (HR 5 april 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP0294). Gelet op het bovenstaande brengt dit mee dat voor het bewijs van gewoontewitwassen, naast zelfstandig bewijs voor dit onderdeel, slechts behoeft te worden vastgesteld dat de verdachte betrokken is geweest bij het voorhanden hebben en/of overdragen van het in het bijzonder genoemde bedrag. Een en ander brengt mee, dat de rechtbank eerst zal onderzoeken of er sprake is geweest van medeplegen van gewoontewitwassen; daarna of de verdachte een van die medeplegers is geweest, meer in het bijzonder of hij geweten heeft dat misdaadgeld werd witgewassen; en tenslotte of hij betrokken is geweest bij het voorhanden hebben en/of overdragen bij de apart genoemde bedragen in de tenlastelegging. Van de overige onderdelen van de tenlastelegging die zien op witwashandelingen wordt de verdachte vrijgesproken.
4.2.2.Toetsingskader (gewoonte)witwassen
Bij de beantwoording van de vraag of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (gewoonte)witwassen van de in de tenlastelegging opgenomen geldbedragen staat de rechtbank allereerst voor de vraag of er een rechtstreeks verband kan worden vastgesteld tussen de in de tenlastelegging opgenomen geldbedragen en een concreet misdrijf. Indien dat laatste niet kan worden vastgesteld, kan (gewoonte)witwassen niettemin bewezen worden indien op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden in redelijkheid kan worden geconcludeerd dat het niet anders kan zijn dan dat de tenlastegelegde geldbedragen uit enig misdrijf afkomstig zijn. Allereerst moet in zo’n geval worden vastgesteld of de door de officier van justitie aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat deze zonder meer een vermoeden van witwassen rechtvaardigen. Voor de vaststelling dat sprake is van een dergelijk vermoeden van witwassen, kan gebruik worden gemaakt van zogenaamde witwastypologieën. Dit zijn min of meer objectieve kenmerken die, naar de ervaring heeft geleerd, duiden op het witwassen van opbrengsten van misdrijven.
Als er sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van de geldbedragen. Indien de verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onaannemelijke verklaring heeft gegeven over de herkomst, dan ligt het vervolgens op de weg van de officier van justitie om hiernaar nader onderzoek te doen.
4.2.3.Toepassing toetsingskader op onderhavige zaak
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van een direct brondelict, nu de tenlastegelegde geldbedragen afkomstig waren uit de handel in verdovende middelen. Uit andere opsporingsonderzoeken bleek namelijk dat de medeverdachte [medeverdachte 4] contacten onderhield met personen die zich bezighielden met drugshandel.
De rechtbank volgt dat standpunt niet. Een rechtstreeks verband tussen de handel in verdovende middelen en de in de tenlastelegging opgenomen geldbedragen is op basis van de thans bekende gegevens niet vast te stellen. Het dossier bevat onvoldoende informatie op dat punt. [medeverdachte 4] is in de door de officier van justitie aangehaalde onderzoeken (Loet, Morane, Schelp, Satsuma en Duck) ook nooit vervolgd.
De door de officier van justitie uit deze onderzoeken aangedragen informatie speelt naar het oordeel van de rechtbank wel een rol bij de beantwoording van de vraag of er sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen.
Voornoemde onderzoeken leveren een gegronde verdenking op dat de medeverdachte [medeverdachte 4] zich in de maanden maart tot en met juli 2013 bezig hield met het verplaatsen van geld dat afkomstig was uit drugshandel. [medeverdachte 4] ging overigens kennelijk ook zelf van die herkomst uit, gelet op zijn (primaire) reactie in zijn verhoor door de rechter-commissaris op 18 juli 2017, dat het contante geld waarover hij in Nederland de beschikking had, drugsgeld was.
Vastgesteld kan worden dat [medeverdachte 4] bovendien in elk van ZD van het onderzoek Speedino als medeverdachte wordt aangemerkt, die direct of indirect in contact stond met de andere verdachten.
Zijn rol hierbij bestond klaarblijkelijk uit die van opdrachtgever met betrekking tot het vervoeren en/of bewaren van vermoedelijk uit misdrijf afkomstige (contante) geldbedragen. De rol van [medeverdachte 4] in de druggerelateerde onderzoeken in samenhang met zijn gelijktijdige bemoeienis met de geldbedragen in onderzoek Speedino rechtvaardigt een vermoeden dat de geldbedragen in onderzoek Speedino van drugshandel afkomstig zijn. Dit vermoeden wordt nog versterkt doordat elke aannemelijke legale herkomst van de tenlastegelegde geldbedragen ontbreekt. Dat het geld uit legale bedrijfsvoering van [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] afkomstig is, is niet aannemelijk geworden. Uit het dossier blijkt weliswaar dat [bedrijf 1] en [bedrijf 2] (bouw)voertuigen in Nederland aankochten en dat deze aankopen deels met contant geld werden betaald en dat contant geld via Schiphol werd ingevoerd, maar dit ontzenuwt het vastgestelde vermoeden van witwassen van de hier tenlastegelegde geldbedragen niet, nu het als zodanig niets zegt over de herkomst van
ditgeld. In dit verband is van belang dat door of namens de verdachten geen gegevens zijn verstrekt die rechtstreeks een legale herkomst van de voormelde geldbedragen aannemelijk (kunnen) maken. Met name is door of namens hen geen informatie verstrekt waaruit onomstotelijk blijkt dat deze geldbedragen rechtstreeks afkomstig waren uit de legale bedrijfsvoerding van één van eerdergenoemde bedrijven. Zo zijn door hen geen boekhoudkundige bescheiden (kasadministratie en dergelijke) van deze bedrijven overgelegd. Daarnaast ontbreken douanepapieren betreffende de invoer van de specifiek onder hen inbeslaggenomen geldbedragen. In het enkele geval dat door de politie bij een inbeslaggenomen geldbedrag een douanepapier werd aangetroffen, kwam het op dit formulier genoemde bedrag niet overeen met het inbeslaggenomen geldbedrag. Tot slot ontbreekt elke informatie waardoor de ten laste gelegde geldbedragen zijn terug te voeren naar identificeerbare personen en/of concrete onderliggende (commerciële) transacties die de herkomst van de geldbedragen kunnen verklaren en is er ook geen specifieke informatie omtrent de bestemming van die geldbedragen ingebracht. Integendeel, uit het dossier komt naar voren dat verschillende verdachten na inbeslagneming van geldbedragen (pro forma) facturen hebben verzameld dan wel hebben samengesteld als legitimatie voor deze inbeslaggenomen contante gelden, alsmede dat door hen en/of medeverdachten geprobeerd is om personen te vinden die zich als eigenaar van het geld bij de politie zouden kunnen melden. Dit alles maakt dat geenszins aannemelijk is geworden dat de tenlastegelegde geldbedragen afkomstig zijn van de legale bedrijfsvoering van [bedrijf 1] of [bedrijf 2] .
Zelfs indien de door of namens de verdachte geponeerde stelling dat het banksysteem in Irak niet naar behoren werkt waardoor [bedrijf 1] genoodzaakt was met cash geld te handelen, feitelijk al juist zou zijn, maakt zulks dat niet anders. Deze omstandigheid verklaart dan immers nog steeds niet waarom, zoals aan de orde is in ZD UK, Duster en Venlo, binnen Europa transporten van contant geld zouden moeten plaatsvinden. Het argument van de verdediging, dat een bank provisie zou berekenen, treft geen doel nu de wijze van vervoer van geld zoals hier aan de orde is, blijkens het dossier eveneens gepaard ging met provisies en kosten en het niet aannemelijk is dat deze minder bedroegen dan de provisie die een bank berekent. In dit verband is van belang dat verschillende verdachten hebben verklaard over het maatschappelijk aanzien dat de directeur van [bedrijf 1] , eerdergenoemde medeverdachte [medeverdachte 1] , in Irak zou genieten en het feit dat [bedrijf 1] in Irak een miljoenenbedrijf is. Bij deze achtergrond en statuur zou het veeleer passen dat [bedrijf 1] , zo al niet in Irak, dan toch zeker in Europa, gebruik maakt van regulier bancair betalingsverkeer, in plaats van te kiezen voor de risicovolle weg van het in tassen heen en weer slepen van grote contante geldbedragen.
Naast het ontbreken van concrete aanwijzingen voor de legale herkomst van de in de tenlasteleggingen bedoelde geldbedragen, voldoen de feiten en omstandigheden waaronder deze in het onderzoek Speedino inbeslaggenomen geldbedragen voorhanden van de verdachten zijn geweest, onmiskenbaar aan de zogenoemde typologieën van witwassen. Het gaat hier om zeer grote geldbedragen, tien- tot honderdduizenden euro’s, in contanten en (deels) kleine coupures. Deze bedragen zijn (deels) vervoerd en afgegeven maar werden ook thuis in de woningen van verschillende verdachten bewaard, onder meer bij de medeverdachte [medeverdachte 3] thuis in een kluis. Voor zover geldbedragen werden onderschept, werden deze door de geldkoeriers vervoerd in een plastic tas, sporttas of, zoals in ZD UK, in een handdoek in een koffer. Overdracht van geldbedragen vond bovendien veelal plaats op ongebruikelijke locaties, zoals in woningen, op straat of in restaurants, onder meer in restaurant [restaurant] in [plaats 1] . De verdachte is mede-eigenaar van dit restaurant. Het op deze manier bewaren en vervoeren van grote hoeveelheden chartaal geld is hoogst ongebruikelijk en gaat gepaard met aanzienlijke veiligheidsrisico’s. Bovendien werd door de verdachten over de telefoon in versluierde taal over geldbedragen en het transport hiervan gesproken; kennelijk om te verhullen dat er over geld werd gesproken. Ook werd, in tegenstelling tot wat gebruikelijk is bij legale geldtransacties, geen bewijsstuk opgemaakt van een geldoverdracht of werd geld na afgifte en ontvangst, behoudens een enkele uitzondering, niet nageteld.
Gelet op al deze omstandigheden is er zonder meer sprake van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Van de verdachte is hier tegenover geen concrete, verifieerbare verklaring gesteld die de officier van justitie tot nader onderzoek had moeten nopen. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat de ten laste gelegde geldbedragen onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn.
4.2.4.Medeplegen van de verdachte
De raadsman van de verdachte heeft, kort gezegd, bepleit dat de verdachte zou moeten worden vrijgesproken omdat hij niet wist en ook niet moest weten dat de gelden van misdrijf afkomstig waren. Voor zover hij betrokken is bij het overdragen of voorhanden hebben van contant geld, dacht hij dat het om legaal geld van het bedrijf van [medeverdachte 1] ( [bedrijf 1] ) ging.
De rechtbank overweegt als volgt.
De verdachte heeft in zijn verhoren bij de politie verklaard dat [medeverdachte 4] , door de verdachte ook wel [medeverdachte 4] genoemd, sinds 2012 zijn klanten in restaurant [restaurant] ontving en dat er buiten zijn restaurant door deze klanten dan geld aan [medeverdachte 4] werd overgedragen. Als er klanten in zijn restaurant kwamen en [medeverdachte 4] was er niet, dan belde hij [medeverdachte 4] . [medeverdachte 4] had steeds nieuwe telefoons en gaf de nieuwe telefoonnummers alleen aan de verdachte. Ook heeft de verdachte verklaard, dat hij zelf telefoontjes pleegde met de klanten van [medeverdachte 4] en dat hij aan deze mensen de adresgegevens van zijn restaurant doorgaf. Hij sprak, in opdracht van [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] , in versluierde taal over geld.
Deze rol van de verdachte vindt bevestiging in de afgeluisterde telefoongesprekken van bijvoorbeeld 2 mei 2013 (tussen 14.23 en 16.42) waaruit blijkt dat dat ene [betrokkene 1] bij de verdachte een geldbedrag wil komen brengen. Hierop geeft de verdachte aan [betrokkene 1] de adresgegevens van zijn restaurant door. Ook koppelt hij dit terug met [medeverdachte 1] waarbij [betrokkene 1] met een code wordt aangeduid en in versluierde taal over het (transport van het) geld wordt gesproken. Om 16.59 wordt de verdachte wederom gebeld door [betrokkene 1] . In dat gesprek geeft [betrokkene 1] aan dat de geldtransactie niet doorgaat omdat het geld in Koerdistan is teruggenomen en vraagt [betrokkene 1] aan de verdachte of hij weer contact kan opnemen als hij geld wil overmaken naar [betrokkene 2] . Daarop geeft de verdachte aan dat het niet van hem is maar dat hij waarneemt voor een vriend.
De rol van de verdachte is hiertoe echter niet beperkt gebleven. De verdachte heeft ook zelf geldbedragen voorhanden heeft gehad, ontvangen en getransporteerd. Op de zitting heeft hij verklaard dat hij soms geld in ontvangst nam als [medeverdachte 4] er niet was. En verder blijkt dit onder meer uit de telefoongesprekken die medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] met elkaar gevoerd hebben op 29 april en 7 mei 2013. In die gesprekken spreekt [medeverdachte 3] met [medeverdachte 1] de administratie door en geeft [medeverdachte 3] aan dat de verdachte geld van hem ontvangen heeft, dat de verdachte onkosten vergoed heeft gekregen voor binnenlandse ritjes die hij heeft gemaakt. Ook heeft de verdachte zelf naar [medeverdachte 3] gebeld met de vraag om hem geld te brengen waarbij tussen hem en [medeverdachte 3] overleg plaatsvindt over eerder ingebracht en ontvangen geld (telefoongesprek van 12 mei 2013 om 11.54).
Uit het tapgesprek van 29 april 2013 om 16.21 tussen de verdachte en [medeverdachte 3] blijkt eveneens dat zij met elkaar samenwerkten met betrekking tot de inkomende en uitgaande geldbedragen en dat de verdachte kennelijk invloed had op de door [medeverdachte 3] bijgehouden administratie van binnenkomende en uitgaande geldbedragen. Ook hield de verdachte zelf een administratie bij van in- en uitgaande geldbedragen, nu in de woning van de verdachte briefjes gevonden zijn met daarop ‘ontvangen en gegeven’ bedragen en de namen van de medeverdachten [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] .
Tot slot stelt de verdachte in een telefoongesprek van 14 mei 2013 de medeverdachte [medeverdachte 1] op de hoogte van de politie-inval in de woning van [medeverdachte 3] , waarbij het geld in diens kluis in beslag is genomen. De verdachte vertelt aan [medeverdachte 1] hoeveel geld er in de kluis ligt en vraagt hem wat [medeverdachte 3] hierover bij de politie zou moeten verklaren. Als [medeverdachte 1] zegt dat het van vijf of zes mensen is en hij wat moet verzinnen en er iets moois van moet maken, merkt de verdachte op dat hij niet zomaar naar iemand kan verwijzen en dat er teveel ligt en je het niet zo kan oplossen.
Bovenstaande, in onderlinge samenhang bezien, maakt zonneklaar dat de verdachte heel goed heeft geweten dat het geld dat wordt getransporteerd niet (steeds) van [bedrijf 1] is geweest.
De verdachte heeft, gezien de hiervoor beschreven van toepassing zijnde witwastypologieën, bovendien duidelijk willens en wetens rekening gehouden met de reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid dat het geld van misdrijf afkomstig was (HR 29 mei 2018, ECLI:NL:HR:718).
Het onderdeel “tezamen en in vereniging met anderen van het plegen van witwassen een gewoonte maken” door samen met anderen “krachtens die gewoonte grote contante geldbedragen voorhanden te hebben en over te dragen” is derhalve bewezen.
4.2.5.Wat betreft de verschillende geldbedragen
De onder 1. genoemde geldbedragen zijn -grotendeels- afgeleid uit de tabellen in ZD Avenger, die gebaseerd zijn op de afgeluisterde telefoongesprekken tussen medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] . De rechtbank stelt vast dat niet al deze bedragen corresponderen met de bedragen die de verdachte volgens de afgeluisterde gesprekken voorhanden zou hebben gehad. Voor zover dat niet het geval is, maar wel duidelijk is dat de verdachte op de in de tenlastelegging genoemde datum enig geldbedrag voorhanden heeft gehad, zal de rechtbank ‘enig geldbedrag’ bewezen verklaren. De verdachte is door deze uitleg van de tenlastelegging niet in zijn belangen geschaad, nu uit de bewijsmiddelen blijkt dat die geldbedragen in ieder geval niet hoger zijn dan de bedragen die op de tenlastelegging genoemd zijn. De tenlastelegging biedt de ruimte voor deze uitleg, die volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, is voorbehouden aan de feitenrechter, zoals de rechtbank (HR 4 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2226). Op grond van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen, vervat in bijlage II van dit vonnis, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de volgende geldbedragen tezamen en in vereniging met anderen voorhanden heeft gehad:
- Enig geldbedrag op 24 april 2013
- Enig geldbedrag op 27 april 2013
- Enig geldbedrag op 30 april 2013
- € 1.000.000 op 2 mei 2013
- Enig geldbedrag op 3 mei 2013
- Enig geldbedrag op 8 mei 2013
- € 1.151.105 op 14 mei 2013
Van de overige tenlastegelegde geldbedragen spreekt de rechtbank de verdachte vrij. Het dossier bevat onvoldoende bewijs om te kunnen vaststellen dat de verdachte die concrete dan wel enige geldbedragen, al dan niet in vereniging, op de in de tenlastelegging genoemde data voorhanden heeft gehad.