ECLI:NL:HR:2018:2226

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 december 2018
Publicatiedatum
3 december 2018
Zaaknummer
17/00920
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over grondslagverlating bij bewezenverklaring van witwassen in telecomfraudezaak

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, waarin de verdachte is veroordeeld voor het medeplegen van witwassen in het kader van grootschalige telecomfraude. De verdachte had in de periode van 23 juni 2005 tot en met 23 januari 2007, samen met anderen, gebruik gemaakt van frauduleus verkregen telefoonabonnementen om in te bellen op 090X-betaalnummers, zonder dat daar een daadwerkelijke dienst achter zat. De tenlastelegging omvatte specifieke geldbedragen die de verdachte zou hebben gewitwassen, maar de verdediging stelde dat de bewezenverklaring betrekking had op andere geldbedragen dan die in de tenlastelegging waren vermeld.

De Hoge Raad oordeelt dat het Hof, in navolging van de Rechtbank, de tenlastelegging correct heeft geïnterpreteerd. De rechtbank had vastgesteld dat de term 'geldbedragen' in de tenlastelegging niet onverenigbaar was met de bewezenverklaring, en dat de verdachte niet in zijn belangen was geschaad door de verbetering van de tenlastelegging. De Hoge Raad bevestigt dat de uitleg van de tenlastelegging aan de feitenrechter is voorbehouden en dat deze uitleg in cassatie moet worden geëerbiedigd. Het beroep wordt verworpen, en de Hoge Raad concludeert dat er geen grond is voor cassatie.

De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtsontwikkeling met betrekking tot de uitleg van tenlasteleggingen en de bewijsvoering in witwaszaken, vooral in het kader van complexe fraudezaken zoals telecomfraude. De zaak illustreert ook de noodzaak voor duidelijke en nauwkeurige tenlasteleggingen, maar bevestigt dat de rechterlijke macht de ruimte heeft om de betekenis van termen in de tenlastelegging te interpreteren, zolang deze interpretatie niet in strijd is met de letterlijke tekst.

Uitspraak

4 december 2018
Strafkamer
nr. S 17/00920
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 10 februari 2017, nummer 23/004393-11, tevens de gevoegde zaak 23/002351-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M. Berndsen, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt onder meer dat het Hof in de zaak met het parketnummer 13-520034-06 bij de bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde de grondslag van de tenlastelegging heeft verlaten. Daartoe wordt aangevoerd dat de bewezenverklaring betrekking heeft op andere geldbedragen dan die in de tenlastelegging zijn vermeld.
2.2.1.
Aan de verdachte is - voor zover in cassatie van belang - tenlastegelegd dat:
"Feit 1:
hij in of omstreeks de periode 23 juni 2005 tot en met 23 januari 2007 in de gemeente Amsterdam, althans in Nederland, op verschillende tijdstippen, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- een sim-kaart behorende bij telefoonnummer 06- [001] (ZD 01.03), en/of
- een sim-kaart behorende bij telefoonnummer 06- [002] (ZD 01-04), en/of
- een sim-kaart behorende bij telefoonnummer 06- [003] (ZD 02.01), en/of
- een sim-kaart behorende bij telefoonnummer 06- [004] (ZD 02-02), en/of
- een sim-kaart behorende bij telefoonnummer 06- [005] (ZD 04-01),
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, althans van genoemde sim-kaarten gebruik heeft gemaakt (door met gebruik van die sim-kaarten
- veelvuldig - te bellen naar de premium rate service-nummers 0900- [006] , 0900- [007] en/of 0900- [008] ), en/of
- een geldbedrag van EURO 2.352,00 (ZD 01.03 en
AH-2009), en/of
- een geldbedrag van EURO 1.959,87 (ZD 01.04 en
AH-2009), en/of
- een geldbedrag van EURO 2.400,92 (ZD 02.01 en
AH-2009), en/of
- een geldbedrag van EURO 2.217,23 (ZD 02.02 en
AH-2009), en/of
- een geldbedrag van EURO 1.967,23 (ZD 04.01 en
AH-2009),
(afkomstig van telecomprovider Telfort BV en/of platformhouders Casema en/of MassXess) heeft verworven, voorhanden heeft gehad, over heeft gedragen en/of om heeft gezet (door roerende en/of onroerend goederen te kopen, althans door die geldbedragen op te nemen en/of over te boeken van de rekeningen waar die geldbedragen op waren gestort naar andere rekeningen), althans van genoemde geldbedragen gebruik heeft gemaakt (door roerende en/of onroerend goederen te kopen, althans door die geldbedragen op te nemen en/of over te boeken van de rekeningen waar die geldbedragen op waren gestort naar andere rekeningen), terwijl hij en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat bovenomschreven voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) onmiddellijk of middellijk afkomstig was/waren uit enig misdrijf."
2.2.2.
Daarvan is bewezenverklaard dat:
"hij in de periode 23 juni 2005 tot en met 23 januari 2007 in de gemeente Amsterdam, telkens tezamen en in vereniging met een ander of anderen, geldbedragen afkomstig van telecomprovider Telfort BV en platformhouders Casema en MassXess heeft verworven, voorhanden heeft gehad en over heeft gedragen door die geldbedragen op te nemen en over te boeken van de rekeningen waar die geldbedragen op waren gestort naar andere rekeningen, terwijl hij en zijn mededader(s) wisten dat bovenomschreven geldbedragen onmiddellijk of middellijk afkomstig waren uit enig misdrijf."
2.3.
Met betrekking tot de gang van zaken houdt het vonnis van de Rechtbank, voor zover hier van belang, in:
"Onder feit 1 is ten laste gelegd dat verdachte een vijftal concrete geldbedragen zou hebben witgewassen. (...) De hoogte van deze geldbedragen is afgeleid uit de door Telfort BV berekende schade die als gevolg van de met de vijf bijbehorende simkaarten gepleegde fraude zou zijn geleden. Deze door Telfort BV geleden schade is echter niet gelijk aan de bedragen die deze rechtspersoon aan de platformhouder heeft afgestaan, en correspondeert dientengevolge evenmin met het bedrag dat uiteindelijk in handen van verdachte is gekomen. De door de provider geleden schade omvat immers meer dan de aan de platformhouder afgestane gelden, en andere partijen zoals de platformhouder Casema en MassXess brengen hun kosten en provisie in mindering op het bedrag dat de nummerhouder (lees: verdachte) uiteindelijk ontvangt.
De rechtbank acht daarom ten aanzien van feit 1 (...) bewezen dat verdachte 'geldbedragen' heeft witgewassen (...). Verdachte is door die verbetering van de tenlastelegging niet in zijn belangen geschaad, omdat duidelijk is wat met de in de tenlastelegging concreet aangeduide geldbedragen was bedoeld en het door de term 'geldbedragen' gedekte geldbedrag niet hoger uitvalt dan de in de tenlastelegging genoemde bedragen."
2.4.1.
Het Hof heeft, in navolging van de Rechtbank - die blijkens hetgeen hiervoor is weergegeven omtrent de door haar onder 1 bewezenverklaarde term "geldbedragen" heeft overwogen dat en waarom het door die term "gedekte geldbedrag niet hoger uitvalt dan de in de tenlastelegging genoemde
bedragen" - de tenlastelegging onder 1 kennelijk aldus verstaan dat daarin aan de verdachte onder meer wordt verweten dat hij zich telkens heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van witwassen van "een geldbedrag". Deze - aan de feitenrechter voorbehouden - uitleg van de tenlastelegging is niet onverenigbaar met de bewoordingen ervan en moet in cassatie worden geëerbiedigd. Van die uitleg uitgaande heeft het Hof de grondslag van de tenlastelegging niet verlaten door bewezen te verklaren dat de verdachte het witwassen van "geldbedragen" heeft medegepleegd en vrij te spreken van het meer of anders tenlastegelegde.
2.4.2.
Het middel faalt in zoverre.
2.4.3.
Ook voor het overige kan het middel niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel in zoverre niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
4 december 2018.