ECLI:NL:RBROT:2017:9689
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke procedure inzake last onder dwangsom opgelegd door de Autoriteit Financiële Markten
In deze bestuursrechtelijke zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 december 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en de Autoriteit Financiële Markten (AFM). De AFM had op 21 december 2016 een last onder dwangsom opgelegd aan [eiser] wegens het niet verstrekken van gevraagde informatie, waaronder bankafschriften, die noodzakelijk waren voor een onderzoek naar mogelijke overtredingen van de Wet op het financieel toezicht (Wft). De last hield in dat [eiser] de gevorderde informatie binnen tien werkdagen moest verstrekken, met een dwangsom van € 5.000,- per dag tot een maximum van € 50.000,- bij niet-naleving.
Na een eerdere schorsing van de publicatie van het primaire besluit door de voorzieningenrechter, heeft de AFM op 31 mei 2017 de dwangsommen ingevorderd. [eiser] heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet volledig aan de last had voldaan, aangezien hij de bankafschriften niet had overgelegd. De rechtbank concludeerde dat de AFM bevoegd was om de last onder dwangsom op te leggen en dat de hoogte van de dwangsom in redelijke verhouding stond tot de ernst van de overtreding.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de last niet onevenredig bezwarend was voor [eiser], ondanks zijn jonge leeftijd en het feit dat hij niet meer als bestuurder van de betrokken vennootschap fungeerde. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de rechtmatigheid van de invordering van de dwangsommen door de AFM. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van bestuurders onder de Awb en de Wft, evenals de beoordelingsvrijheid van bestuursorganen bij het opleggen van dwangsommen.