In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 oktober 2017 uitspraak gedaan over de bevoegdheid van de gemeente Sliedrecht om rioolheffing op te leggen. De rechtbank oordeelde dat de bevoegdheid tot het heffen van rioolheffing was overgedragen aan het openbaar lichaam Drechtsteden, waardoor de aanslagen door de heffingsambtenaar van Sliedrecht onbevoegd waren opgelegd. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om het bevoegdheidsgebrek te passeren op grond van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat het gebrek niet was geheeld. Daarnaast werd er een immateriële schadevergoeding toegekend aan eiser wegens overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De rechtbank stelde vast dat de redelijke termijn met zes maanden was overschreden, wat resulteerde in een schadevergoeding van € 500,-, waarvan € 333,- door verweerder en € 167,- door de Staat diende te worden betaald. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en de aanslagen, en veroordeelde verweerder tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.