In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 augustus 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een burgerambtenaar bij Defensie, en de minister van Defensie. De eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de minister dat zijn wachtgelduitkering, toegekend op grond van het Wachtgeldbesluit burgerlijke ambtenaren defensie (Wbad), zou eindigen bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd. Eiser stelde dat zijn wachtgelduitkering door moest lopen tot zijn AOW-leeftijd, omdat de beëindiging van de uitkering op 65-jarige leeftijd een ongeoorloofd onderscheid naar leeftijd zou opleveren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister, in overeenstemming met eerdere uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), een pakket aan compenserende maatregelen had getroffen, waaronder een tegemoetkoming voor het AOW-hiaat en een compensatie voor het vervroegd ingaan van het ouderdomspensioen. De rechtbank oordeelde dat deze maatregelen toereikend waren en geen verboden onderscheid naar leeftijd of burgerlijke staat opleverden. Eiser's beroep werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft tevens bepaald dat de minister het door eiser betaalde griffierecht moest vergoeden en verweerder in de proceskosten van eiser werd veroordeeld tot een bedrag van € 1.485,-.