Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 juli 2017 in de zaak tussen
[naam] , te [woonplaats] , eiser,
Procesverloop
Overwegingen
De stelling van eiser dat hij schade heeft geleden door de wijze van ontmanteling van de hennepkwekerij betreft niet een besluit maar feitelijk handelen waarover de bestuursrechter niet bevoegd is te oordelen. Bovendien is de gestelde schade niet gespecificeerd of onderbouwd.
11 januari 2016 (onder meer ECLI:NL:CRVB:2016:9) over de nadere invulling en uitwerking van het boeteregime in bijstandszaken.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.980,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift tegen primair besluit II en 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met betrekking tot dat bezwaar, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 495,- en wegingsfactor 1). Ten aanzien van de door eiser vermelde verletkosten voor het bijwonen van de zitting en de heen- en terugreis, overweegt de rechtbank dat eiser uitgaat van een uurtarief van € 55,- terwijl hij dit uurtarief niet heeft onderbouwd of gespecificeerd. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 21 maart 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BV9511) bepaald dat in dat geval het minimumtarief wordt gehanteerd. De rechtbank begroot daarom de verletkosten op 49,- (7 uur à het minimumtarief van € 7,-). De reiskosten als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder c, van het Bpb stelt de rechtbank vast op € 53,76 zijnde het tarief openbaar vervoer tweede klasse vanaf het woonadres van eiser naar de rechtbank en weer terug.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond voor zover het de hoogte van de boete betreft;
- vernietigt het bestreden besluit in zoverre;
- legt aan eiser een boete van € 1.330,- op;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van het bestreden besluit;
- verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
- bepaalt dat verweerder aan eiser het betaalde griffierecht van € 168,- vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.082,76,